Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

UIT HET ONGESCHREVEN WOORD.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 5 : 21—24. En Henoch leefde vijf en zestig jaren en hij gewon Methusalach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, drie honderd jaren, en hij gewon zonen en dochteren. Zoo waren al de dagen van Henoch drie honderd vijf en zestig jaren. Henoch dan wandelde met God. En hij was niet meer, want God nam hem weg.

2e Serie.
LXIII.
In de eerste wereld heerschte er dus reeds een geweldig geestelijk conflict tusschen Gods gemeente en de wereld, waarin zij leefde. Het was destijds niet anders dan nu. Al waren de levensvormen geheel andere, het wezen der menschheid was hetzelfde. Ook de groote trekken van de historie dier dagen geleken op die van alle eeuwen. De gemeente des Heeren was slechts klein, in vergelijking met de massa der menschen, die gedragen werd door anti-goddelijke geestelijke bewegingen, door een toomeloos materialisme. Toch ging tot haar eene krachtige roepstem uit, een machtig getuigenis voor de waarheid Gods, want de gemeente des Heeren bleef volharden in de aanroeping van Zijnen Naam.
De geschiedenis staat van den beginne in het teeken dezer geestelijke worsteling, die tot het einde toe zal worden doorgezet, ook dan, als het schijnt, dat Gods stem niet of nauwelijks meer zal worden gehoord. Ook uit dat oogpunt is de oudste, eerste wereld een leerzaam exempel. Naarmate de eeuwen voortschrijden en haar ondergang nadert, sluiten zich de ooren voor het Woord des Heeren, dat haar wordt gebracht, neemt de vijandschap toe, wordt de onwil om zich te bekeeren grooter, terwijl de Heere niet ophoudt getuigen te zenden, opdat zij niet te verontschuldigen zal zijn. Zoo is nu ook het profetisch beeld, dat ons de Heere Jezus teekende van onze wereld. Als de Zoon des menschen wederkomt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde ? Gods kinderen verdwijnen onder het groot getal, worden als de eenzamen, die uitzien en verbeiden en zijn als de enkelen, die in Jeruzalem Immanuël's geboorte hebben ingewacht. En onze tijd begint de karaktertrekken te vertoonen van de voortschrijding naar de groote eind-catastrophe ook daarin, dat het volk Gods nauwelijks meer meetelt, in de geschiedenis der wereld nauwelijks meer wordt in rekening gebracht. Onder de groote volken, in de wereldpolitiek, wordt met God en Zijn Woord niet meer gerekend. Voor de grootmachten heeft het beteekenis noch waarde meer. Hunne politiek wordt bepaald door louter materialistische belangen. Het is geheel anders geworden dan in de dagen onzer Vaderen, toen het geloof de richting aangaf, waarin de volken zich bewegen zouden. En naarmate de eeuwen voortschreden werd het ongeloof machtiger, zoodat Gods Woord op den achtergrond werd gedrongen. Dat gaat zoo voort, tot het einde komt.
Ook in de oude wereld was de gang der historie in wezen dezelfde. Naarmate de zondvloed en daarmede haar einde naderde, naar die mate klom het peil der godvergetenheid en daalde dat der godsvrucht. Maar de Heere bleef onder dat al de God, die Zijn Raad volbrengt en die, opdat Zijne oordeelen rechtvaardig blijken en Zijne woorden waarachtig, getuigen zendt om de roepstem te doen weerklinken, die haar de onschuld benemen, maar uit haar ook Gods kinderen roepen zal. Zoo zijn al die mannen gezonden, welker namen ons het boek van Adams geslacht heeft bewaard. En onder die velen is Henoch een der grootsten, zoo niet de grootste geweest. Hij heeft, en dit is merkwaardig, in vergelijking met de anderen, wier heugenis is bewaard, slechts kort geleefd, maar in dat korte leven is er toch eene groote kracht van hem. uitgegaan. Hij was een der grootsten onder de helden des geloofs, zoodat zijne figuur op de eeuwen na hem een wonder diepen indruk heeft gemaakt.
Hetgeen ons van hem wordt medegedeeld, leert duidelijk, dat er met hem iet§ bijzonders gebeurde, waardoor misschien zijn aardsche leven onverwacht en ongedacht ten einde werd gebracht, maar dat meer dan iets anders een machtige prediking werd, die diepen indruk maakte op zijne tijdgenooten en op de eeuwen na hem. Hij leidde een leven, dat als een wandel met God ons wordt gekenschetst. Tweemalen toch wordt het ons van hem gezegd, opdat alle geslachten der aarde goed zouden weten, dat deze Henoch een toonbeeld van genade, en zijn leven ; een brief was, door den Geest des Heeren geschreven voor de oogen zijner tijdgenooten. Twee malen wordt het ons van dezen Henoch gezegd, dat hij wandelde met God, om het volle licht te doen vallen op hetgeen in zijn leven als het kernpunt is geweest. Dat was de lichtglans in dezen Henoch, waardoor de aandacht zijner tijdgenooten werd gevestigd op des Heeren werk en eisch, doch waardoor hij ook de nageslachten voortwenkte om de wegen te zoeken, die leiden tot het leven.
Het bijzondere, dat met zijn bijzonder geestelijk leven saamhing, heeft betrekking op het einde van Henoch's aardsch toestaan en wordt ons omschreven in de woorden : „en hij was niet meer, want God nam hem weg". In Hebreen 11 VS. 5 wordt hetgeen met Henoch geschiedde, aldus toegelicht: Door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien ; en hij werd niet gevonden, daarom dat God hem weggenomen had". Over de wijze zijner wegneming wordt ons niets naders meegedeeld. Reeds dit is aanleiding geweest tot allerlei beschouwingen, tot velerlei, strijdvragen. Het hoe dezer wegneming is niet nader toegelicht. En zoo rees de vraag, of ook hierbij van een uitwendig, indrukwekkend gebeuren sprake is geweest, zooals ons dit van Elia wordt verhaald. Van diens opneming wordt ons, 2 Kon. 2 : 11, 12, eene teekening gegeven, waaruit blijkt, dat zich voor Elisa's oogen een ontroerend tafereel voltrok bij Elia's opneming. „En het gebeurde", zoo staat er geschreven, „als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zoo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tusschen hen heiden scheiding maakten. Alzoo voer Elia met een onweder ten hemel. En Elisa zag het, en hij riep zijn vader, mijn vader! wagen Israels en zijne ruiteren ! En hij zag hem niet meer". Het blijkt hier duidelijk, dat Ella's hemelvaart met een onweder gepaard ging, met een zichtbaar teeken, waardoor op treffende wijze het wonderdadige in het licht wordt gesteld. Dat er met Ella's heengaan sprake is van een geheel eenige Godsdaad, daarover kan geen twijfel bestaan. De Schrift is daartoe te omstandig in hare mededeelingen. Toch heeft ook Elia's verdwijning, ondanks die mededeeling van Elisa, die er oog­ getuige van was, zulk een diepen indruk gemaakt, dat zelfs de kinderen der profeten er geen geloof aan konden geven. Hoewel zij erkenden, dat de geest van Elia op Elisa rustte, hoewel zij zich voor hem nederbogen ter aarde, wilden zij toch vijftig dappere mannen zenden om hem te zoeken, „of niet misschien de Geest des Heeren hem opgenomen en op een der bergen of in een der dalen geworpen heeft. Doch hij zeide: end niet". En ook daardoor waren zij niet overtuigd, zoodat zij toch vijftig mannen zonden, die drie dagen zochten, doch tevergeefs. Zoo blijkt dus, dat er tusschen Henoch's uitgang en Elia's hemelvaart deze overeenkomst is, dat in beide gevallen het gebeurde een diepen indruk maakte, dat er plotseling een man heengegaan was op geheel bijzondere wijze, die eene groote ledige plaats achterliet te midden der wereld, waarin zij geleefd' hebben. In 'beide gevallen was de indruk dus zeer diep, want beiden werden te vergeefs gezocht, daar zij in broeden kring werden gemist. Doch er is dit onderscheid, dat Elia's hemelvaart op veel klaarder wijze is beschreven. Bij Henoch's wegneming wordt alleen gezegd : „hij was niet meer, want God nam hem weg", terwijl bij Elia's verscheiden het onweder losbreekt en Elisa in overeenstemming met den 68en psalm van Gods wagenen spreekt, tweemaal tienduizend, de duizenden verdubbeld. Reeds daaruit blijkt, dat er in den weg van Gods openbaring eene rijkere ontplooiing is op te merken. De latere eeuwen, waarin ons Elia's geschiedenis verplaatst, zijn rijp geworden voor eene diepere inleiding in de bijzondere daden der genade, aan Henoch en Elia voltrokken, en de openbaring, daarin bereid. Hoewel in beide gevallen het einde was, zooals het van beiden wordt omschreven : „weggenomen worden", wordt die wegneming van Henoch zonder eenige nadere omschrijving genoemd, gelijk ook beiden niet gevonden worden. Beider wegneming is zichtbaar geweest voor hen, die God vreesden, en van beider wegneming is getuigenis gegeven in de wereld, opdat Gods kinderen er door bevestigd zouden worden en opgeklaard in hun geloof.
Henoch's prediking, door zijne woorden en door zijn leven, was een middel, dat eene verdieping van inizicht bracht aan de eerste gemeente, en de bijzondere wijze, waarop hij uit haar midden verdwenen was, hadden heide de strekking haar te doen verstaan, dat de mensch voor de eeuwigheid geschapen werd, dat hij eene onsterfelijke ziel in zich omdraagt, bestemd is tot opstanding en eeuwig leven. Zonder deze heilswaarheden zou Henoch's wegneming geene beteekenis hebben, zou ook van hem, als van de anderen gezegd zijn, dat hij gestorven was. Doch over de afsterving van die allen gaat reeds in de gemeente der eerste wereld door en in Henoch een ander, een eeuwig licht op. Te midden dier oude, in zonde ondergaande wereld, gaat 'Voor Gods gemeente reeds het eeuwige licht op. In Henoch's exempel werd het haar verklaard, dat niet de dood over het menschenleven het laatste woord spreekt, maar wij bestemd zijn voor een ander, hooger leven. Als zij Henoch gedacht, stond hij in hare herinnering als een, die voorgegaan was, in wiens uitgang haar de weg des levens voorgebeeld was. Na een wandel met God door dit leven wachtte ook deze oudste Kerk eene opneming in heerlijkheid. Alzoo werd ook zij reeds voorbereid tot een geloof, dat den Heere Jezus verwachtte als die de opstanding en het leven is, zooals Hij de weg en de waarheid was.
in den wandel met God. Henoch's opneming was alzoo mede een middel, waardoor de Heere in Zijne oude Kerk reeds een heimwee wette naar de verschijning van Hem, die voor het oog Zijner discipelen opvoer ten hemel, die niet alleen werd weggenomen, maar ook zelve, en dit in onderscheiding van een Henoch en een Elia, heengevaren is. Ja, in de oudste Kerk werd alzoo reeds de behoefte levendig aan Hem, van wien de engelen zingen : Heft uwe hoofden op, gij poorten ! en verheft u gij, eeuwige deuren! opdat de Koning der eere inga. Henoch heeft daarvan geprofeteerd. Zoo was zijn verschijning te midden zijner dagen een machtig getuigenis Gods, was ook hij een prediker, door wien de Geest van Christus heeft gesproken, den geesten in de gevangenis gepredikt werd, opdat de oude wereld zich tot God bekeeren zou. En hoewel zij niet heeft gehoord en het oordeel dus gekomen is, was toch ook de komst van dezen Henoch niet ijdel. Hij wals als een lichtende ster aan den nachtelijken hemel, die haar licht uitzond door de eeuwen, die na hem gekomen zijn, want zijne geschiedenis heeft het hart van duizenden na hem gedrongen de oogen op te heffen naar den hemel, vanwaar de Zaligmaaker wordt verwacht. Deze Henoch  was dus mede de man, wiens opneming in heerlijkheid Gods gemeente drong tot het gebed der laatste gemeente : Ja, kom Heere Jezus !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's