Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groote droefheid is gekomen in het midden van de Koninklijke Familie. Groote smart is gekomen in het midden van ons volk. Want zij, die een lieve Moeder was voor haar Koninklijk Kind en een „schat" genoemd werd door haar Kleindochter, Prinses Juliana, is door den dood weggenomen na een kortstondige ziekte. Vrijdag kwam de tijding van haar ziekte. Zaterdag en Zondag liet het zich heel ernstig aanzien, gelet ook op den hoogen leeftijd en de algemeene verzwakking die was ingetreden, en Maandagmorgen kwart voor acht is de Koninklijke Moeder gestorven. Ook hier is weer waar gemaakt: voorwaar de mensch is als 't gras, als de bloem des velds, als de wind er over gaat, is zij niet meer !
Een edele vrouw is aan het Nederlandsche volk ontvallen, een voorbeeld voor allen van liefde, trouw en eenvoud. En we herinneren ons nog goed, dat Koningin Wilhelmina 31 Augustus 1898 zei: „Mijn inniggeliefde Moeder, aan Wie Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten, die nu op Mij rusten".
„Aan Wie we onuitsprekelijk veel verschuldigd zijn" — dat mag het volk van Nederland nu wel zeggen. Want het is onder de bijzondere en voorzienige leiding des Heeren, dat Koningin Emma met Nederland verbonden is geworden, om voor ons volk en Vaderland 55 jaar tot zoo grooten zegen te zijn !
Het was dan ook naar ons hart, dat de Voorzitter van de Tweede Kamer, in de vergadering van heden (Dinsdag) 't volgende sprak :
„De hoop van heel het land werd niet vervuld. Wat gevreesd werd, dag en nacht, is over ons gekomen. Een zware slag treft het Vorstelijk Huis, een zware slag ook de natie. Treffelijke Gade, wijs Bestuurster, in waren Koninklijken eenvoud trouwe Moeder, Grootmoeder vol van teere zorgen voor het beminde Kleinkind — zóó zag de natie haar.
Zij had Haar lief.
Wat Zij gegeven heeft aan Nederland, gaf Nederland Haar weer. Zij schonk ons gansch Haar hart, ons volk gaf Haar het zijne. De weemoed over dit verscheiden wordt omgloord door den glans der rijke gave, die in Haar geschonken werd. Wij buigen het hoofd en danken God voor wat Hij ons bestemde".
Dit was het diepgevoelde, hoogwaardige antwoord van de Regeering op de mededeeling van het overlijden van de Koningin Moeder, die bij Koninklijke Boodschap tot de Regeering was gezonden en aldus luidde :
„Het heeft God behaagd na een kort ziekbed onze beminde Moeder tot Zich te nemen. Met diepe droefheid geven we van dit overlijden kennis. We houden ons overtuigd, .dat geheel ons volk in de smart, die ons trof, deelt. Verder bevelen we U in Godes heilige bescherming".
Heeft God ons land dikwijls door mannelijke telgen van het Oranjehuis gezegend, zóó dat Nederland dat nooit, neen nooit kan vergeten, in de laatste eeuw staat de vrouwelijke figuur, met Oranje gesierd, in het midden des volks. En de Heere heeft het aan Zijn trouw en goedheid niet doen ontbreken.
Sinds 1877 was Koning Willem III weduwnaar van Sophia Frederika Mathilda van Wurtemberg. Toen werd in 1878 Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, den 2den Augustus 1858 in 't slot der residentie Arolsen geboren als de vierde dochter van den vorst Georg Victor van Waldeck Pyrmont en diens gemalin vorstin Helene, geboren prinses van Nassau, tot levensgezellin gekozen en het huwelijk werd 7 Januari 1879 in de slotkapel te Arolsen ingezegend.
Op 10 Januari deed Koningin Emma haar intrede op Nederlandschen bodem en zij werd er met waarlijk overstelpende hartelijkheid begroet. Want ons volk, dat met groote bezorgdheid op het Koninklijke huis moest zien, waar de zware slagen keer op keer neervielen, was echt blij, dat de Koning opnieuw in het huwelijk was getreden.
31 Augustus 1880 werd een dochter geboren. Wilhelmina geheeten, op wie, vooral nadat in 1884 prins Alexander gestorven was, de oogen van geheel 't volk was. Bij een wetswijziging werd de Koningin-Moeder bij eventueel overlijden van den Koning, vóór de meerderjarigheid van Prinses Wilhelmina, tot Regentes aangewezen, wat op 20 November 1890, drie dagen vóór het sterven van Koning Willem III, werd bevestigd.
Hoezeer bleek toen reeds, dat Koningin Emma, die zelve een nazate was van Nassau, voor immer een plaats in het hart van het Nederlandsche volk had veroverd.
De woorden, door den Voorzitter van de Vereenigde zitting der Staten-Generaal gesproken, waren de welsprekende vertolking van wat leefde bij allen.
„In deze donkere dagen is het een heldere lichtstraal, dat iedereen Uwe Majesteit heeft leeren hoogachten en liefhebben als Gemalin, als Moeder en als Koningin. Daarom ziet het Nederlandsche Volk ook vertrouwend tot Uwe Majesteit op, omdat het vast overtuigd is, dat Uwe Majesteit met geheele toewijding van hart en geest het goede voorbeeld van Uwen Koninklijken Gemaal zal volgen, nu Uwe Majesteit geroepen is, in Zijne plaats te regeeren.
Daarom ook verheugt de Volksvertegenwoordiging zich zeer, dat Uwe Majesteit aan haar eenparige roepstem gehoor gevende, bereid is het Regentschap te aanvaarden......... "
Weldra opende de grafkelder van Delft zich en werd de Koning begraven, in dien kouden winter van het jaar 1890, 't welk ieder uit die dagen zich nóg herinnert. Met 'n kleinen bloemruiker op de kist „Aan Vader van zijn lieve Kind" - werd de laatste Oranjevorst bijgezet......
6 December 1890 legde Koningin. Emma voor de Staten-Generaal den dubbelen eed af als regentes en als voogdes.
Het waren moeilijke jaren, welke nu volgden. De binnenlandsche toestand was lang niet rustig; een heftige strijd werd gevoerd om de Kieswet; in Indië moest het Nederlandsch gezag verdedigd worden op Lombok en Atjeh. Maar de Koningin-Regentes wist —, zooals een bekend Staatsman eens verklaarde „door haar tactvol optreden binnen 8 jaar de partijen meer tot verdraagzaamheid te brengen dan drie koningen in 80 jaar".
Acht jaar lang voerde Regentes Koningin Emma het bewind. En al zag zij zich driemaal genoopt van minister te veranderen, zij wist als een bezadigde, kloeke, wijze Vrouwe met grooten tact de vaak moeilijke zaken te behandelen. Maar vóór en boven alles was zij Moeder van Haar Kind, de toekomstige Koningin der Nederlanden.
Zóó zag ons volk Haar in de eerste plaats en zóó had ons volk Haar lief, wat vooral bleek in de jaren, dat Zij met de Prinses het land bereisd heeft. Want overal werd Zij met gejuich begroet. En het glorievolle aanzien van het Koningshuis, dat wat gedempt scheen in de laatste jaren van Koning Willem's regeering, werd weer ten volle hersteld.
Zij was dan ook een echte Landsvrouwe, die geen vreemde meer was voor Nederland, maar als een ware Oranje overal een plaats vond waar zij kwam.
„Mijn kracht en wijsheid", aldus sprak Zij bij het aanvaarden van het Regentschap in 1890, „zoek Ik bij den Almachtigen en Alwijzen God. Ik reken op den trouwen steun van het geheele Nederlandsche volk, dat Mij door zoo vele blijken van liefde en verknochtheid voor altijd aan zich verbond."
Zij heeft die wijsheid en kracht ook van den Heere in ruime mate ontvangen en dien trouwen steun van het volk steeds ten volle mogen genieten — wat zij ten opzichte van ons volk ook ten volle heeft verdiend, door een wijs en edel bewind, waaraan de herinnering blijft als aan een der beste perioden in de geschiedenis van ons volk.
Een voorbeeld van rustig, eerlijk constitutioneel bewind is het Hare geweest!
Het regentschap eindigde op den 18den verjaardag van Haar Dochter Wilhelmina. In Haar proclamatie van 30 Augustus 1898, toen Zij het regentschap neerlegde, sprak Zij de schoone woorden :
„De taak, die Mij in 1890 werd toebetrouwd, is weldra geëindigd. Mij valt het onwaardeerbaar voorrecht ten deel. Mijn beminde Dochter den leeftijd te zien bereiken, waarop Zij, naar het voorschrift der Grondwet, tot de regeering wordt geroepen. In de dagen van smart en rouw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijk, — thans schaart zich 't geheele volk in vreugde om den troon zijner jonge Koningin. God heeft Mij in deze jaren gesteund.

Mijn dierbaarste wensch is vervuld.
Moge het ons land met zijn bezittingen en koloniën onder de regeering van Koningin Wilhelmina wel gaan. Het zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn !
Ik treed af van de hooge plaats, die Ik in ons Staatswezen heb bekleed, met den diepgevoelden wensch, dat op Koningin en volk te zamen, door de nauwste banden vereenigd, Gods zegen blijve rusten !"
Wilhelmina beklom den alouden troon der Oranjes en Zij gaf daar de ontroerende verklaring :
„Door het afsterven van Mijn onvergetelijken Vader, tot den Troon geroepen, dien Ik onder het zoo wijze en zegenrijke Regentschap van Mijn innig geliefde Moeder beklom, heb Ik na de voleindiging van Mijn achttiende levensjaar de regeering aanvaard "
Toen aan de Koningin-Regentes bij Haar aftreden een som van ƒ300.000.— werd aangeboden, en Zij tevens de vrije beschikking kreeg over het landgoed Oranje-Nassau bij Renkum, stichtte de edelmoedige Vrouw het eerste Nederlandsche Sanatorium voor longlijders.
In soortgelijken arbeid van liefde en toewijding heeft de Koningin-Moeder in de volgende 34 jaren een schoone levenstaak gevonden. En er mag hier gesproken worden van een leven van stille vroomheid en dienende liefde.
„Er ligt niet de minste vorstenvergoding of menschenvergoding in, wanneer in huizen en harten en kerken de danktoon opstijgt: O God, wij danken U, dat Gij ons volk gezegend hebt met een vorstelijke vrouw en moeder, die zich in stille vroomheid en toegewijde liefde zóó gaf aan een volk, dat het hare niet was, als de Koningin-Moeder, die Gij thans van ons hebt weggenomen door den dood".
Vier en veertig jaar is de Grafkelder te Delft gesloten gebleven.
1 December 1890 werd Koning Willem III bijgezet in een van de nieuwe kelders van het beroemde praalgraf in de Nieuwe Kerk, waar de Vader des Vaderlands; Louise de Coligny, zijn vierde gemalin; Prins Maurits ; Frederik Hendrik en zijn gemalin Amalia van Solms ; Prins Willem II; Anna van Engeland, gemalin van Willem III, den Stadhouder-Koning; Koning Willem I en Koningin Frederika Louisa Wilhelmina; Koning Willem II en Aima Paulowna; Willem Frederik Hendrik, Prins der Nederlanden; Willem Nicolaas Alexander, oudste zoon van Willem in ; Willem Frederik, oom van Willem III; Willem Alexander, jongste zoon van Wilem III en Koning Willem III begraven liggen.
Terwijl we dit schrijven is het nog niet bekend, wanneer de begrafenis zal plaats hebben. Misschien Maandag of Dinsdag a.s., maar het is niet uitgesloten, dat het nog langer zal worden uitgesteld, ook mee ter oorzake van den ontredderden toestand waarin de Nieuwe Kerk te Delft op 't oogenblik verkeert. De stellingen in de kerk, noodig voor de algeheele restauratie, moeten weggenomen of gemaskeerd worden, de noodkerk in het Koor, in de onmiddellijke nabijheid van den Koninklijken grafkelder ingericht, moet weggeruimd, 't welk alles aan den Burgemeester van Delft en Kerkvoogden der Hervormde Gemeente groote zorgen baren.
En zoo is ook de draad van dit leven, dat een groot stuk van ons nationale leven is, door de hand des Heeren afgesneden. Dit leven is een rijk gezegend leven geweest, dat aan Oranje en Nederland door God in Zijn groote liefde gegeven is.
En nu verbleekt in het aangezicht van dood en eeuwigheid alle glans en heerlijkheid die van beneden is.
„De aardsche Kroon, die deze edele Vrouwe dragen mocht, moest zij hier afleggen om als onzer één met alle schepsel voor haar God te verschijnen.
Ontvange zij in den dag der dagen een betere kroon, in Jezus Christus, Dien ook zij beleed als haar Heiland en Zaligmaker".
„Het leven van vorsten en koningen is vaak zwaarder, dan de massa vermoedt. Het is ook vaak armer en leeger. Er geldt ook wat de Schrift zegt: „zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijne aarde", want „God snijdt den geest der vorsten af als druiven". Maar gelukkig mogen wij gelooven, dat Jezus Christus ook een Heiland wil zijn voor Vorsten, zoo goed als voor onderdanen. En waar de Koningin-Moeder zoo dikwijls heeft beleden en ook in haar leven betoond, dat in God het hoogste goed ligt en in Jezus Christus de zaligheid en troost, daar zij nu het genadegoed des Heeren, om Christus wil, haar eeuwig goed ! Want ook zij was een zondaresse voor God, die alleen uit genade kan zalig worden en in Christus het leven beërven.
Mocht het, uit liefderijk ontfermen, zijn : „in Jezus ontslapen" !
En de God aller genade doe Zijn aangezichte in vriendelijkheid lichten over onze geliefde Koningin, die een van haar rijkste goederen : Haar Moeder — verloren heeft, om Haar te sterken en te schragen in den voortgang der dagen !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's