Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis en daar was geschreven: Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden. Joh. 19 : 19.

HET OPSCHRIFT VAN CHRISTUS' KRUIS.
Het pleit was beslist. Pilatus had eindelijk toegegeven. Wel was hij diep overtuigd van Jezus' onschuld, maar hij hoorde ook : „Indien gij Dezen loslaat zoo zijt gij des Keizers vriend niet."
Ach, menschengunst, eigen naam en positie woog hem tenslotte zwaarder dan gerechtigheid.Spoedig werd het vonnis ten uitvoer gelegd. Zij namen Jezus en leidden Hem weg naar Golgotha. Het duurde niet lang of Zijn gezegende handen en voeten waren aan het kruishout genageld en daar hing Hij nu, naakt en uitgeschud als een gevloekte dien iedereen naar hartelust kon tergen.
't Was in dien tijd gewoonte om boven een kruiseling een plankje te spijkeren, waarop in roode of zwarte letters behalve den naam ook de misdaad van den ter dood veroordeelde duidelijk te lezen stond, opdat ieder die voorbijging zou kunnen zien, wie de misdadiger was en welk gruwelstuk hem niet langer waard maakte om te leven.
Ook boven het kruis van Jezus moest zoo'n bordje worden aangebracht, opdat Hij daar hangen zou als een afschrikwekkend voorbeeld.
Maar wat zal Pilatus boven het kruis van Jezus laten schrijven? Mij dunkt, met die vraag zal eerst wel heel erg verlegen zijn geweest. Of hij niet in zijn geweten overtuigd, dat Jezus onschuldig was ? Welk misdrijf zal hij dan op dat plankje laten zetten ?
Na lang wikken en wegen meent hij eindelijk een geschikt opschrift gevonden te hebben. Ik zeg: Pilatus meent het gevonden te hebben, maar in werkelijkheid was het zoo niet.
Want hier is de hand des Heeren.
God zelf schrijft den kruistitel.
Toen Kajafas het woord sprak : het is nut, dat één mensch voor het volk sterve, opdat het geheele volk niet verloren ga", gaf hij zonder het zelf te weten daarmee getuigenis aan de troostvolle waarheid, dat Jezus Christus zich priesterlijk offeren zou voor de zonden Zijns volks, en hier is het Pilatus, die in het opschrift dat hij schreef, onbewust den Heere Jezus huldigde als den Gezalfde Gods, waarvan de psalmdichter had gezongen : „Ik toch heb mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid".
Hij deed dat onbewust. Want als Pilatus' last gaf om boven het middelste kruis te zetten : „Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden", dan deed hij dat om zichzelf te rechtvaardigen bij den Keizer en niet 't minst ook om de Joden te hoonen in hun Messiasverwachting.
Zijn diepe verachting van de Joden met hun dwaze, onzinnige droomen van eens een eigen Koning te zullen krijgen, geeft Pilatus in dit hoonend en prikkelend opschrift lucht.
Reeds eerder heeft hij tijdens het proces van zijn verachting voor dat Jodenvolk laten blijken. Maar nu vooral heeft hij lust om ze te treiteren, want ze hadden hem dol gemaakt met dat afgeperste vonnis.
Vandaar dat spottende, sarrende woord : „Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden". En toch gaf Pilatus in dit korte opschrift onbedoeld der waarheid getuigenis in de openbaring van Christus' Koningschap.
Maar de waarheid kon geen herberg vinden. De waarheid roept de vijandschap wakker van het menschelijk hart. Daarom behoeft het ons niet te verwonderen, dat wat , boven Christus' kruis te lezen stond, de menschen onrustig maakte. De kritiek kwam los. Men ergerde zich vreeselijk aan de woorden, die daar op dat plankje waren gezet. De overpriesters protesteeren er tegen met kracht, 't Is in hun oog een verfoeilijke leugen. En ze gaan naar den stadhouder met het verzoek om dat opschrift te veranderen, 't Moet klaar en duidelijk gezegd, dat Jezus zich valschelijk voor Koning had uitgegeven.
„Schrijf niet" - zoo dringen ze bij Pilatus aan - „dat Jezus de Koning der Joden is, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden". '
Ze kunnen zich absoluut niet vinden in de idee van een Messias, die aan een kruis geslagen is. Een gekruisigde Koning maakt hun heiligste en dierbaarste aspiraties tot een aanfluiting. Want ja, zij verwachtten wel een Koning, maar Een, wiens macht en majesteit alles te boven ging wat ooit op aarde aan grootheid was gezien.
Een Koning, die David en Salomo ver in de schaduw zou stellen en Die heerschen zou van zee tot zee en van de rivieren tot aan de einden der aarde. Maar nu gevoelt ge wel, welk een heiligschennis, wat een schrikkelijke beleediging er voor die vleeschelijke, aardschgezinde Joden stak in dat opschrift boven het kruis.
Indien zij ooit gegriefd waren, dan was het door deze daad van Pilatus, die het had durven toestaan om boven het hoofd van zulk een gevloekten den hoog heerlijken titel te schrijven : ,,Koning der Joden".
Daarom : ze willen het niet langer aanzien. Pilatus moet het onmiddellijk laten veranderen; maar hij wees hun verzoek botweg van de hand en zij konden zich blijven ergeren aan wat daar geschreven stond boven Jezus' kruis.
De vijanden hebben dat opschrift gelezen en zij hebben zich er aan geërgerd en gestooten. Ook de vrienden des Heeren hebben het gelezen — en het is hun niet anders dan een groot raadsel geweest.
„De Koning der Joden". Ja, zoo iemand dat had kunnen zijn, dan Jezus. Ze hadden het ook zoo vurig verlangd en gehoopt. En inderdaad, hun hoop scheen in vervulling te gaan, toen Hij vóór een achttal dagen Zijn koninklijken intocht in Jeruzalem hield en het volk Hem palmen strooide voor den voet, met den blijden jubel : „Gezegend is Hij, Die daar komt in den Naam des Heeren". Helaas — hun zoete hoop was wreed den bodem ingeslagen. Immers daar hing nu Hij, op Wien zij vertrouwd hadden, aan een vloekhout, een spot en smaad van menschen, niet ver meer af van dood en graf. Zij wisten niet recht wat zij van Jezus moesten denken. Zijn Koningsmajesteit was voor hen schuil gegaan in de donkerheid van het kruis. Eerst op den Paaschmorgen ging het licht hen op.
Op Golgotha is er maar één geweest aan wien in vage verte het Koningschap van Christus werd onthuld. Het was niet één van Jezus' discipelen, doch een moordenaar, die in doodsnood kermde : „Heere, wilt Gij aan mij denken, als Gij in uw Koninkrijk zult gekomen zijn ? "
Reddeloos verloren in zich zelf, blikte hij tot Jezus op als tot den Koning, die het zaligst lot ver boven alle goön kan schenken. En de Heere reikte van Zijn kruis dezen gebroken man den scepter der genade toe. Zoo werd de waarheid van het opschrift boven het kruis openbaar in het verleenen van gratie, een recht, dat uitsluitend toekomt aan de Kroon. Dat Kroonrecht oefent de Heere nog uit door arme, zichzelf schuldig kennende en keurende zielen, te troosten met Zijn woord : „Ik, Ik ben het. Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk Uwer zonden niet".
O gij, die neergebogen en bedrukt vanwege uw zonden ongetroost neerzit, vertrouwt u toe aan Zijn Koninklijke hart, aan Zijn Koninklijke genade en gij zult ervaren de waarheid van het psalmwoord :
't Behoeftig volk in hunne nooden In hun ellend' en pijn Gansch hulpeloos tot Hem gevloden. Zal Hij ten redder zijn.
Wat door Pilatus als hoon aan het adres der Joden bedoeld was, is inderdaad het evangelie des volzaligen Gods, Die Zijn zaligheid wil deelen met doemwaardige menschenkinderen.
Jezus Christus is waarlijk Koning, de Koning van het rijk der genade en der heerlijkheid, dat Hij fundeert in Zijn bloed. Wel staat er boven Zijn kruis dat Hij is de Koning der Joden, maar dat beteekent niet, dat Zijn heerschappij zich verder zou uitstrekken. Want Hij is de Koning der geheele wereld en Hij vergadert dan ook Zijn Kerk uit alle taal en tong en volk en natie.
Daarom leidde God de Heere het zóó, dat het opschrift boven Jezus' kruis gesteld werd in de drie hoofdtalen van dien tijd, in het Hebreeuwsch, de taal der religie, in het Grieksch, de taal van de beschaving en wetenschap, en in het Latijn, de taal van het recht en van den Keizer. Hierin wordt de wereldhistorische beteekenis van het kruis ons voor de oogen gesteld.
Jezus Christus is de Koning der koningen en elk der vorsten zal zich eens voor Hem buigen en vallen voor Hem neer. Achter de schaduwen van Zijn kruis verrijst Zijn eeuwige heerlijkheid. Op Golgotha moge er plaats zijn voor de klacht:
Maar ach, mijn God, waar blijft Uw trouw nu, waar Uw eer ?
Gij stoot en werpt vergramd thans Uw Gezalfde neer.
Gij schijnt niet van het verbond met Uwen Knecht te weten.
Zijn kroon ontheiligd, ligt ter aarde neergesmeten.
Uit de diepten van de zwaarste vernedering haalt Hij op de gloriekroon, die eeuwig bloeien zal op het hoofd van Davids grooten Zoon.
Jezus de Nazarener, de Koning der Joden. Is Hij ook onze Koning ? Van nature wil de mensch zelf koning zijn. Vandaar zooveel verzet tegen Christus' Koninklijke heerschappij. Ons onwillige hart buigt zich zoo moeilijk onder de gehoorzaamheid van Christus. Daarom is waarachtige bekeering ons noodig. Zonder haar kan niemand onderdaan van Koning Jezus zijn. Wee degenen, die volstandig weigeren zich voor Hem te bukken. Die niet gewild hebben, dat Hij Koning over hen zijn zou, zullen toet ervaren, dat Hij Zijn heilig recht niet straffeloos laat krenken.
Brenge het ons maar tot zelfbeproeving, opdat wij niet beschaamd worden in den grooten dag.
Door Christus' kruis is een fontein geopend tegen de zonde voor allen, die evenals de boetvaardige moordenaar uit diepten van ellende opzuchten : „Heere, gedenk, ontferm U mijner".
Dezulken verstoot Hij niet, want Hij is een goedertieren Koning, die lust heeft in behouden. Zijn Naam is immers Jezus, Zaligmaker van zondaren.
P. v. Toorn
Rotterdam

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's