Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag : Wat hebben we te verstaan onder de gave van menigerlei talen, zooals dat in de Gemeente van Corinthe (1 Cor. 12 vers 10 ; 14 vers 2—28) gevonden werd ?
Antwoord : In den eersten brief aan de Corinthiërs handelt de Apostel Paulus breedvoerig over „de geestelijke gaven", hetwelk dus bijzondere geschenken van den hemel waren, aan de geloovigen geschonken in den eersten tijd van het Christendom, kort na de uitstorting van den Heiligen Geest, toen er zooveel „bijzondere" dingen zijn geschied.
Onderscheidene secten kunnen er maar geen vrede mee hebben, dat die extra-ordinaire of bijzondere gaven nu hebben opgehouden en willen ook in ónzen tijd trachten die buitengewone gaven weer terug te brengen onder de geloovigen en die in de practijk toe te passen ; b.v. de gave der gezondmaking en de gave van de werkingen der krachten enz. (1 Cor. 12 vers 9, 10). Onder die „geestelijke gaven" noemt Paulus nu ook „menigerlei talen" en „uitlegging der talen". Hij handelt daarover zéér uitvoerig, omdat in de gemeente van Corinthe die gave zeer gezocht was, ja, al te eenzijdig verheven werd.
Naar den wuften aard van het Corinthische volk, dat niet vrij van ijdelheid was, stelde men blijkbaar te weinig prijs op de kennis der Schriften en op de profetie, als uitlegging der Schriften en verkondiging van Gods Woord — om des te meer werk te maken van 't geen genoemd wordt: het spreken met eene taal of tong (glossolalie — om met „soorten van tongen" te spreken). Op de voor allen verstaanbare ontvouwing van de geopenbaarde waarheid en van de verborgenheden des geloofs, stelde men blijkbaar minder prijs. Dat was „te gewoon". Maar het buitengewone, om op een bijzondere wijze, in een bijzondere taal en in bijzondere klanken, te kunnen en te mogen spreken, dat was het ideaal!
Wat zou dat nu voor een verschijnsel geweest zijn in de Apostolische gemeenten, dat spreken in „menigerlei talen" of met „verschillende tongen" ?
Men heeft het vergeleken met de gebeurtenissen, die ons beschreven zijn in Hand. 2. Daar lezen we, dat de Apostelen, die eenvoudige Galileërs zijn, in verschillende talen spreken, die behooren bij de verschillende hoorders, die in verschillende landen geboren zijn; van verschillende nationaliteit dus (wij zouden zeggen : Nederlandsche-Duitsche-Fransche-Engelsche Joden en Jodengenooten). Daar spraken de Apostelen dus in verschillende nationaliteitstalen, (wij zouden zeggen: Engelsch, Duitsch, Intaliaansch enz.). Men sprak in talen, die men (eenvoudige Galileërs) niet geleerd had, door de werking des Heiligen Geestes, verkondigde de groote werken Gods, waarvan Jezus Christus en die gekruisigd wel het middelpunt zal zijn geweest ! Spotters zeiden, dat die verschillende sprekers dronken waren !
Is dat nu in Corinthe óok zoo iets geweest ? Sprak men daar in de gemeente ook in nationaliteits-talen ?
Dat is niet waarschijnlijk. Want elke gave des Geestes heeft een doel tot stichting. En nu is 't niet goed in te denken, dat de Heilige Geest in de gemeente gaven gaf, om te gaan spreken in de talen van „menigerlei" nationaliteit — waar de gemeente des Heeren te Corinthe niets aan had. Wat zou een gemeente bij ons er aan hebben, als de dominé achter elkaar b.v. begon te spreken in 't Engelsch, Spaansch, Italiaansch, Fransch enz. enz. Dat zou heelemaal niet tot stichting zijn, als de menschen, die allen in Nederland geboren zijn, niets van deze talen verstaan. Want dan zou er een tweede wonder bij moeten komen, dat de hoorders ineens de gave van verstaan en begrijpen der vreemde talen (nationaliteits-talen) ontvingen. En dat gebeurt niet.
Het is dus niet waarschijnlijk te achten, dat men in de Corinthische gemeente de gave van menigerlei vreemde talen te kunnen spreken, van den Heiligen Geest ontving. Veel eer hebben we te denken, dat er geestelijke verrukking kwam telkens, waarbij de mond, de tong, met geestelijke verrukking sprak en in velerlei toon, met velerlei klank, met velerlei woord in geestestaal over de dingen Gods sprak. Velerlei tong zou dan zijn velerlei klank en velerlei taal zou dan wezen met velerlei opgewonden, geestdriftige, vurige woorden te spreken ; om het op velerleiwijze te kunnen en te mogen zeggen in geestes-taal.
Men kan zich voorstellen een hart zóó vol geestdrift en hemelverrukking, dat men als 't ware meer dan één tong noodig heeft om op menigerlei manier en op buitengewone wijze, met ongewone woorden en klanken, in geestes-taal, te spreken van de dingen van Gods Koninkrijk ! En daarop doelt Paulus in 1 Cor. 12. Hij heeft het over een spreken in zeer verheven, gansch buitengewone klanken en woorden, zooals dat in de gewone taal en met de gewone tong niet geschiedt. Het werd dan een gansch bijzondere zegswijze, een gansch bijzondere en afzonderlijke manier van spreken, waarin de Heilige Geest in den eersten tijd aan sommige Christenen de dingen Gods gaf uit te spreken. Alsof de Heilige Geest daarmee te kennen wilde geven, dat geen gewone menschelijke taal bij machte wias de heerlijkheden Gods uit te drukken. Dat moest dan geschieden in geestestaal. Tusschen het spreken in onderscheidene nationaliteits-talen van Hand. 2 en hetgeen we lezen van de eerste Christengemeente te Corinthe, is dus een 'belangrijk verschil.
't Blijkt wel uit hetgeen de Apostel Paulus over deze dingen schrijft, dat degenen die te Corinthe deze gave in zich voelden werken, bij hun spreken — en ook bij hun bidden, staat er — niet het gewone redebeleid van de gewone menschelijke taal volgden en sterk in zich zelf gekeerd waren, waarbij dan ongewone klanken en woorden in geestes-taal tot uiting werden gebracht. Dat gunt de Apostel Pauius wel aan de geloovigen. Als men zóó in den Geest spreekt en dankt — kan het wei goed zijn (hoewel Paulus waarschuwend zegt, dat alles wat op Geest gelijkt nog geen Heilige Geest is !). Maar Paulus zegt: Gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door opgebouwd. Een ander kan 't niet volgen, omdat het gewone redebeleid ontbreekt, men houdt er een eigen taaltje op na, waarbij men sterk in zichzelf ingekeerd spreekt. En daarom zegt Paulus : 't is wel goed — maar ik wil liever in de Gemeente vijf woorden „met mijn verstand" spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden v/oorden in een andere taal, met een andere tong, met andere (dan gewone) klanken, in de z.g.n. geestes-taal.
Paulus prijst dat „In tongen spreken", met buitengewone klanken en woorden „in den geest" niet zoo bijster. Hij ziet bij velen de zucht, om toch vooral iets extra's te mogen bezitten en iets bijzonders en iets vreemds te mogen zeggen en doen ! De Apostel bidt liever „in 't verstand", dan dat hij bidt „in den geest" (in bovenbedoelden zin genomen, want we hebben hier niet de tegenstelling tusschen echt geestelijk bidden met het hart en uitwendig verstandelijk bidden met woorden alleen, neen ! heit gaat hier om heel iets anders, waarbij Paulus het bidden met het verstand d.i. in gewone menschelijke, verstaanbare woorden, verkiest boven het bidden in den geest d.i. in buitengewone, onbegrijpelijke woorden en klanken) en hij zegt liever in de gemeente vijf woorden „in 't verstand", om ook anderen te onderwijzen (de gave der profetie !), dan duizend woorden te spreken en te uiten „in een tong", in vreemde, voor anderen niet te begrijpen klanken, in een taal die heelemaal „afzonderlijk" staat, in de z.g.n. geestes-taal. Daarom zegt de Apostel ook (1 Cor. 14) : indien de gemeente is saamgekomen en allen zouden gaan spreken „in tongen", in „menigerlei talen", in „geestes-talen" met voor anderen onbegrijpelijke klanken, en er komen vreemden of ongeloovigen binnen loopen, zullen ze niet zeggen, dat ge aan verstandsverbijstering lijdt ? Maar indien allen ordelijk spreken naar de Schriften („in 't verstand") over de dingen Gods (profeteeren) en een ongeloovige of gast komt binnen, dan kan hij overtuigd worden, om z'n hart te leeren uitstorten en met u in te stemmen en mee te gelooven en mee te bidden, straks de anderen vertellend: de Heere was daar in ons midden ! (1 Cor. 14 : 23—25).
Wanneer er dan in de gemeente zijn, die „in tongen" of „in geestes-talen" spreken, zoo schrijft en vermaant Paulus, „laat alles ordelijk geschieden en laat het tot opbouwing der gemeente en van ons geloof zijn". En daarom, wanneer er „in tongen" of in „geestes-talen" spreken, laten het er twee, hoogstens drie zijn, en dan moeten ze ieder op z'n beurt spreken ; waarbij dan één van die „in tongen" of in „geestes-talen" sprekenden als uitlegger moet optreden, opdat de gemeente er iets aan hebben kan. „Is hij echter geen uitlegger" en heeft hij er dus geen verstand van, „laat hij dan zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf of tot God spreken." (1 Cor. 14 : 28).
Paulus is dus niet zoo bijster gesteld op die „geestdrift" en die „geestes-talen". 't Is zoo gevaarlijk. Hij houdt meer van de gave der profetie, om eenvoudig en kundig de Schriften te kunnen en te mogen uitleggen („in 't verstand", met het gewone redebeleid). En dan komen die geweldige woorden in 1 Cor.. 14 : 20—22 waar de Apostel zegt, dat de menschen niet zullen gelooven door „andere taal en andere tong", maar dat de profetie is voor de geloovigen !
Die bijzondere gaven des Geestes, die in de eerste Christengemeente te Corinthe - werden aangetroffen, zijn voorbij. En we weten er eigenlijk 0 ! zoo weinig van hoe 't precies met dat spreken met „vreemde tong" in „geestes-taal" toe ging. Laat ons daarom niet staan naar het bijzondere en buitengewone en 't geen waar is om te verstaan (denk aan de secte van de z.g.n. Pinkstergemeente) maar laat ons er naar staan om de Schriften te mogen onderzoeken en Gods Woord te mogen uitleggen. En dan in den zin van het „bidden met het verstand" d.i. het gewone, gebruikelijke bidden, niet alsof dat maar in ongunstigen zin „bloot verstandswerk" zou zijn ; neen, daarmee bedoelt de Apostel wel degelijk een „geestelijk" bidden, in de drijving des Geestes, maar dan in redelijken vorm en redelijke inkleeding. En dat moeten we hebben ook in de prediking des Woords. Dat moet een prediking „met het verstand" zijn ; d.w.z. 't moet geen spreken in klanken en met wonderlijke taal zijn, zoodat een gewoon mensch er niets van begrijpen kan, maar 't moet een prediking in de drijving des Geestes zijn, een geestelijke prediking, maar in gewoon menschelijke vormen, met redelijke inkleeding en voor gewone menschen verstaanbaar. Dan zal de gemeente worden opgebouwd.
Opmerkelijk is bovendien, dat tusschen 1 Cor. 12 en 1 Cor. 14 waar over de geestelijke gaven gesproken wordt, 1 Cor. 13 het hoofdstuk der liefde staat. Dat hoofdstuk waarvan we allen de woorden kennen : Al ware het dat ik de talen der menschen en der engelen sprak, maar zonder liefde, ik ware geworden een schetterend metaal; en al ware het, dat ik alle geheimen en verborgenheden wist, die er te weten zijn, maar zonder liefde, ik ware niets. Al schonk ik al mijn bezittingen weg, maar zonder liefde, het baatte mij niets enz.
De liefde kan veel verdragen, zij is goedertieren, naijver kent ze niet; grootdoenerij is niet bij haar, zelfverheerlijking is haar vreemd, ze kwetst niemands gevoel, ze is niet zelfzuchtig, ze wordt niet verbitterd en rekent het kwade niet toe. Ze is niet blijde over onrecht, maar is blijde met de waarheid. Geloof, hoop, liefde, deze drie : maar de meeste daarvan is de liefde.
„Eigenaardig, dat als een liefelijk bergdal tusschen de hemelhooge besneeuwde alpen kruinen van de charismen of geestelijke gaven het nederige 'hoofdstuk der liefde ligt".
Heeft dat wellicht ook in 1934 iets tot ons te zeggen in de gemeenten, in de Kerk ?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's