Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HET VADERHUIS MET VELE WONINGEN.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het huis mijns Vaders zijn vele woningen ; anderszins zou ik het u gezegd hebben; ik ga heen, om u plaats te bereiden. Johannes 14 vers 2.

In dit afscheidswoord des Heeren ligt lieflijkheid en kracht.
De scheiding, die de discipelen zal bedroeven, wordt hun hier voorgesteld als een oorzaak van rechtmatige vreugde. Immers de kruisweg zal leiden naar den troon. De Zoon des menschen zal verworpen en uitgebannen worden, maar in dien weg verlaat Hij het land der vreemdelingschap en de Zoon gaat naar het huis Zijns Vaders. En ook voor de discipelen zal die verandering heerlijk zijn, want het huis, waar Hij heengaat, is een huis met vele woningen. Daar zal Hij Zijn vrienden verwachten en alles voor hun komst in gereedheid brengen. Ter goeder ure zal Hij wederkomen, hen aflossen van hun post en inleiden in het Vaderhuis, waar Hij eeuwig met hen wonen zal.
Kostbare gedachten liggen ook voor ons in dit Evangelie-woord opgesloten.
In het vorig hoofdstuk had de Heiland van scheiding gesproken. En nu zeide Hij : „Uw hart worde niet ontroerd, gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen".
Er was anders reden tot ontroering : Scheiding was blijkbaar aanstaande. De discipelen zouden eenzaam achterblijven, in strijd en lijden zou Petrus zelfs den Heere verloochenen. Zij zouden zonder leiding en voorlichting zijn. Wat zal er van hen worden ?
De Heere Jezus zegt nu vol liefde: Er is ook voor u een hemelsch Vaderhuis.
En dat zegt niet een menschenkind, van de aarde aardsch, zoodat het slechts een gedachte en veronderstelling is, maar de Zone Gods zegt het, die uit den hemel kwam op aarde, en ook tijdens zijn omwandeling op aarde niet ophield in den hemel te zijn.
Deze verzekering des Heeren, dat er een hemelsch Vaderhuis is, blijft aantrekkelijk en opheffend. Op aarde is alles zoo onbestendig en ijl. Machtige koninkrijken vergaan. Sterke menschen blijken ijdelheid te zijn. Ons ouderlijk huis, ons aardsch vaderhuis verdwijnt langzaam, als het niet reeds lang weg is. Want ieder mensch wordt als 't ware het aardsch vaderhuis uitgedrongen, de wereld in, met al haar wisselvalligheden en veranderingen. Het aangenaamste van alle aardsch geluk is een lieflijke herinnering, die overblijft te midden van strijd, moeite, verdriet en ellende. Die herinnering zegt ons schreinend : Het is voorbij ! Uw leven is een reize naar de eeuwigheid. Hier is het land der vreemdelingschap.
Immers indien wij ons leven recht bezien, dan zijn wij allen vreemdelingen op aarde, die een vaderhuis hebben moeten verlaten, het Paradijs, 't vaderhuis van onze stamouders Adam en Eva.
Vandaar dat ieder mensch een gevoel heeft van verloren geluk. En wij weten uit Gods Woord, wij zijn in Adam dat Vaderhuis moedwillig en eigenwillig uitgedwaald, terwijl een cherub den terugkeer belet. Bij lederen voetstap en iedere verandering ontmoeten wij dien cherub, die zegt: de terugweg is toegemuurd ! En als de groote verandering komt, dat de dood ons wegrukt uit dit leven, dan komen wij voor Gods rechterstoel. Eeuwige rampzaligheid zal dan het deel zijn van ieder, die aan deze zijde des grafs niet als de verloren zoon tot zichzelf kwam en het Vaderhuis leerde zoeken.
Want er is een Vaderhuis volgens het woord des Heilands uit onzen tekst, waar de moede zwerver als kind wordt aangenomen. Er is een Vaderhuis hierboven, dat zijn poorten opent tot heerlijke, blijde ontvangst van al de discipelen des Heeren.
Er is een Vaderhuis met vele woningen. Er is ruimte en verscheidenheid naar ieders behoefte.
Heeft dit woord ook voor u lieflijkheid en aantrekkingskracht ?
Dan alleen van harte, als gij vreemdeling wordt op aarde, in de wereld niet meer thuis zijt, ja, uw ziel gebrek lijdt in de wereld, de zonde en uw ellendig bestaan u hatelijk en walgelijk werden en gij in droefheid naar God met den verloren zoon uit de gelijkenis, inziet, dat Gods armste kind rijker is dan gij. Dan is ook, als bij dien verloren zoon, de keuze in uw hart gevallen, om op te staan en voor Gods aangezicht schuld te belijden en te vragen of er nog een bescheiden plaatsje voor u is in Gods woning, hoewel verbeurd en verzondigd.
Lieflijk is voor zulken Jezus' woord : „In het huis mijns Vaders zijn vele woningen", en dierbaar, dat Hij tot Zijn jongeren sprak : „Ik ga heen, om u plaats te bereiden."
Wie Jezus Christus als Borg en Zaligmaker kent, weet, dat er een Vaderhuis, maar ook, dat er een Vriend in dat Vaderhuis is, die niet ophoudt aan hen te denken en voor hen bezig is. Jezus Christus is voor de Zijnen werkzaam in den hemel. „Ik ga heen, om u plaats te bereiden.”
Bij de hemelvaart verdween de Heere uit hun zinlijk oog, maar hier zegt Hij : In den hemel zal ik voor u werkzaam zijn. Waar zijn discipelen moesten strijden en lijden, hun ziel smachtte om bij Hem te zijn, vertroostte het hun hart, dat ze wisten, dat de Heere Jezus verlangde om hen bij zich te zien. Hij zou hen niet langer beneden op aarde laten, dan noodig was voor Gods Koninkrijk en hun zaligheid.
„Om u plaats te bereiden.”
Wij moeten hier voorbereid worden voor de plaats hierboven in het Vaderhuis. In onzen tekst staat omgekeerd : de Heere is in den hemel, om daar plaats te bereiden voor u, kind des Heeren ! Het is moeilijk uit te maken, wat dat zeggen wil, inzonderheid, omdat voor de verlossing van Gods volk in beginsel alles volbracht is aan het kruis van Golgotha. Maar dit verstaan wij er van : 's Heilands discipelen zijn geen onwelkome gasten in den hemel ! Gelijk bij onze geboorte allerlei voorbereidselen waren getroffen voor onze komst in de wereld, zoo geldt voor Gods Kerk : „Eer uw zwerftocht was begonnen, lag uw feest­ kleed reeds gesponnen." Laat het daarom u bemoedigen en troosten, kind van God, gij die eenzaam en verlaten ronddoolt op aarde, gij hebt een Vriend in het Vaderhuis, die u plaats bereidt. Laat het uw hoop verlevendigen, beschroomde ziel, die gelijk zijt aan de duif uit Noach's ark, die rondvloog en geen rust vond voor het hol van haar voet. Zoo ook vindt gij geen rustgrond voor uw ziel hier op aarde. De Heere Jezus is in den hemel om u plaats te bereiden : voor u, schuldbeladene, wil Hij voorbidder zijn bij den Vader, om een plaats in het Vaderhuis voor u te vragen op grond van Zijn kruisverdienste.
Dat de Heere Jezus een plaats bereidt in den hemel is een heilvolle gedachte voor u, volk des Heeren ! Alles wisselt hier en verandert, veel loopt tegen, de aarde is een meseg, een tranendal, maar heft uwe hoofden op! : uw Heiland bereidt u plaats.
Als Koning regeert Hij en beschermt Hij u; Satan en wereld zullen over u niet triumpheeren!
Als Hoogepriester bidt Hij voor u tot den Vader: „Ik wil niet, dat deze in het verderf nederzinken ; Ik heb verzoening voor hen gevonden.”
Als Profeet roept Hij u in onzen tekst toe : In het huls mijns Vaders zijn vele woningen, een eeuwige woning ook voor u, bij Jezus, die u kocht met Zijn bloed.
­ In het huis mijns Vaders zijn vele woningen !
Daar is plaats dus voor al Gods volk.
De hemel is een plaats van „vele woningen." Daar is plaats voor alle geloovigen en plaats voor alle soorten dergenen, die door een waar zaligmakend geloof Christus zijn ingeplant. Daar is plaats zoowel voor zwakgeloovigen als voor die verzekerd zijn in het geloof. Niemand wordt buitengesloten dan onbekeerde zondaren en hardnekkige ongeloovigen.
„Vele woningen." Het hemelparadijs kan een ontelbare schare bevatten. Johannes op Patmos, het eind der eeuwen aanschouwend, zegt dan ook : „Na dezen zag ik en ziet, een groote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte kleederen, en palmtakken waren in hunne handen" (Openb. VII vers 9).
Dat Vaderhuis heeft „vele woningen." Het beeld is ontleend aan een Oostersch paleis, waar in den ruimen omtrek voor eiken zoon des konings een eigen woning is.
„Vele woningen." Gelijk hier op aarde ieder gewest zijn eigen schoonheid heeft, zal de hemel geen eenvormigheid of eentonigheid vertoonen. Daarop doelende, zegt Paulus, 1 Cor. 15 vers 41 : „Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren ; want de eene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster." Een ieder zal een woning ontvangen naar zijn vatbaarheid en behoefte. Maar al die woningen samen zullen vormen het huis des Vaders. Door Zijne liefde en wijsheid zullen zij in Christus kinderen van één Vader zijn. Hier op aarde leeft ook Gods volk niet als kinderen van éénen Vader. Hoeveel verdeeldheid en scheiding is er niet op aarde ! Daar zal alle gebrek van Gods kinderen buitengesloten zijn. Er zal geen vervloeking gehoord worden. Liefde en vrede zal er onder hen zijn. Daar zal in volheid Psalm 133 in vervulling treden : „Ziet, hoe goed en hoe lieflijk is het, dat broeders ook samenwonen !" (Daar zullen zij eeuwig hij den Heere zijn. Christus zal in het midden Zijns volk wonen : „Waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
De „vele woningen" vormen het heilig Jeruzalem, waarvan we lezen in de Openbaring van Johannes : „Geen tempel is in dezelve, want de Heere, de Almachtige God, is haar tempel, en het Lam.
En de twaalf poorten waren twaalf parelen.
En de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorluchtig glas.
En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen ; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is hare kaars.
En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen ; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer In dezelve.
En hare poorten zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn. En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen.
En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt, maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.”
Waartoe zal ik meer aanhalen ? Ieder die dat Vaderhuis binnengaat, zal met Scheba's Koningin zeggen : de helft Is mij niet aangezegd.
Het zal onbeschrijfelijk heerlijk zijn. Ik houd mij overtuigd, indien ons hoofd voor hoofd werd gevraagd : waar wenscht gij stervende te komen, in het vaderhuis of in de plaats der duivelen ? dan begeert ieder dat de Heere Jezus op zijn sterfbed zal zeggen : „Uw hart worde niet ontroerd ; gij lieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen, anderszins zou ik het u gezegd hebben ; ik ga heen om u plaats te bereiden."
Maar niemand zal in dat Vaderhuis binnenkomen, die niet wandelt op den weg naar dat Vaderhuis.
In het tekstverband zegt de Heere : „En waar Ik heenga, weet gij en de weg weet gij." Maar Thomas was die zaak niet helder. Hij zeide : Heere ! wij weten niet waar Gij heengaat en hoe kunnen wij de weg weten ? Jezus antwoordde : „Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij."
Jezus is dus de weg tot het Vaderhuis en niemand komt tot den Vader dan door Hem.
Denk Jezus weg en er is geen kans, dat één mensch het Vaderhuis zou binnengaan. God en mensch staan door de zonde als vijanden tegen elkander over. Maar in Jezus is een versche weg der verzoening geopend. Hij is, zegt Paulus : „gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking." Hij is de Middelaar Gods en der menschen. In en door Hem staat de weg open naar het Vaderhuis voor een iegelijk, die gelooft in Hem. En de Geest van Christus is uitgestort, om dat geloof te werken in de harten van al Gods uitverkorenen.
Maar buiten Jezus is er geen weg. Er is geen andere Naam onder den hemel gegeven - tot zaligheid dan die van Jezus.
Dus zijn verloren al degenen, die buiten Christus leven en sterven, die Hem in ongeloof ongehoorzaam zijn. Onomwonden heeft Jezus Christus van het eeuwig verderf gesproken, voor de duivelen bereid, maar ook bereid dengenen, die het Evangelie van Jezus Christus ongehoorzaam zijn.
Troost u ook niet ongegrond met de hope op het Vaderhuis !
Gij noemt Jezus den Weg. Maar hoe zijt gij op dien weg gekomen ? Bunyan in zijn „Christenreize" spreekt van menschen, die wel op den smallen weg wandelden, die echter niet door de enge poort waren binnen gekomen, maar over de muur zijn geklommen. Het zijn de zoodanigen, die zonder waarachtige wedergeboorte en bekeering, de gedaante der godzaligheid aannemen, maar die bij de hemelpoort buitengesloten zullen worden.
De poort is eng, niet omdat Jezus Christus maar sober en bekrompen werk der verlossing gewrocht heeft, maar omdat wij wel naar den hemel willen, doch zooals wij van nature zijn. Er zijn veel hemelzoekers, maar weinig Godzoekers.
En wij willen aanhouden de kleederen van onze eigengerechtigheid.
Wij willen de poort des behouds door zonder te bukken, recht op met ons trotsch, hoogmoedig, eigenlievend hart, als rechthebbende op het Vaderhuis, langs een makkelijken weg door die poort van God gesteld, kunnen alleen degenen, die arm, ontbloot, zich schuldig kennend, als bedelaars aan kloppen aan de genadepoort en naar Christus Jezus uitgaan.
Zulken wijken ook niet van die poort, zij kloppen, wachten en blijven verwachten en smeeken, want zij weten: Jezus alleen kan mij helpen. Hun smeeking is : O Zone Davids, ontferm U mijner! Zulken gaan ook binnen, want Jezus zelf heeft gezegd : Zalig zijn de armen van Geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Wandelt gij op het pad naar het Vaderhuis ?
„Niet die zegt, Heere Heere ! zal ingaan in het Koninkrijk Gods, maar die daar doet de wil Mijns hemelschen Vaders", heeft de Heiland zelf getuigd.
Dan is het ook niet genoeg te zeggen : ik ben wedergeboren ! ik toen bekeerd !
Onze wedergeboorte en bekeering moet blijken uit het wandelen op den weg des levens. Die weg des levens is Jezus Christus en niemand anders.
Dus onze wandel moet zijn In Christus Jezus.
Is dat zoo niet, dan zijt gij een hypocriet, een geveinsde, of een kind van God, dat ver afdwaalde.
Laat ons hieraan ons zelf toetsen:
Wandelen in Christus is niets zijn of denken van onszelf, maar groot ja alles gelooven in Christus Jezus; het komt openbaar in afkeer van de zonde, afsterven van den ouden mensch, den Heere dagelijks noodig hebben, om te wandelen op het pad Zijner geboden. Den Heere, Zijn eer, Zijn heil hebben de wandelaars op dat pad voor oogen.
Luther heeft het zoo eigenaardig gezegd: Christus is de eerste, de middelste en de hoogste trap op den hemelladder.

Huizen (N.-H.).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's