Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

UIT HET ONGESCHREVEN WOORD.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 6 : 9. Dit, zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijne geslachten. Noach wandelde met God.

3e Serie.
XIX.
De verkiezing wordt ons dus in Gods Woord niet geleerd, opdat wij er een soort philosophie over zouden uitdenken of er een rekensom van zouden maken aangaande het aantal dergenen, die zalig voorden. Maar zij predikt ons de volstrektheid der genade, opdat wij zullen afzien van ons zelven, alles zullen verlaten, niets zullen behouden om als arm en in ons zelven verloren zondaren den Heere Jezus Christus te gewinnen. En omdat het zoo is, dat wij de verkiezing moeten beleven en zij ons daarom geopenbaard is geworden, daarom verschijnt zij ook in de Schrift als eene genadedaad Gods, die openbaar wordt in het leven zelf. Indien zij slechts de doode theorie was, waartoe zij vernederd wordt door die haar miskennen en verwerpen, dan zou zij ons niet geopenbaard zijn, want de Heere heeft ons in Zijn Woord geene theorieën geopenbaard, maar het waarachtig geestelijk leven in het licht Zijner vrijmachtige, wederbarende genade voorgesteld als een weg des levens. Daarom verschijnt dan ook de verkiezing in de Schrift als onmiddellijk met het waarachtig leven van Gods kinderen in verband staande. Ja, het leven van Gods volk wordt ons voorgesteld als in deze verkiezende daad geworteld. Deze verkiezing Gods doelt klaarlijk op de voortbrenging van het echte geestelijke loven, dat hier op aarde Gods kinderen reeds in beginsel deelachtig worden, om het straks in eeuwige heerlijkheid volkomen te genieten. De verkiezing gaat dan ook over Hem, die het Hoofd is der gemeente en daarna over die gemeente, die Zijn lichaam is. De eerste aller uitverkorenen is de Heere Jezus zelve. Heeft niet reeds Jesaja het oude volk toegeroepen : „Ziet mijn knecht, dien Ik ondersteune, mijn uitverkorene, in denwelken mijne ziel een welbehagen heeft!" Hij is de uitverkorene bij uitnemendheid, zoodat van Hem gezegd kon worden: „daarom heeft U, o God ! uw God gezalfd met olie der vreugde boven uwe medegenooten." En in Hem is de gemeente Gods verkoren, die door het geloof immers met en in Hem één lichaam is. In Hem heeft zij de verlossing door Zijn bloed, de vergeving der misdaden naar den rijkdom Zijner genade. Doch deze gave heeft zij niet alleen om er van te genieten. Gods kinderen zijn maar niet daarom kinderen Gods, opdat zij het nu aangenaam zullen hebben, zonder vreeze wandelend over den weg der zaligheid. Zij zijn niet maar wedergeboren om hunnentwil, maar om Gods wil, maar daarom, dat de Heere een eeuwig doel met hen heeft, dat reeds in dit leven aanvangt.
Gewoonlijk wordt daaraan niet gedacht, hoewel het toch duidelijk is, dat het eeuwig leven hier reeds aanvangt. Gods kinderen dragen het hier reeds in zich, zoodat zij door het geloof inwoners zijn in de stad, welks bouwmeester en kunstenaar God is. Heeft niet de Heere Jezus er op gewezen, dat het eeuwig leven daarin bestaat, dat zij Hem kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft! Welnu, dit heeft toch beteekenis voor het leven van Gods kinderen in deze wereld. Hun levensrichting wordt immers bepaald door hunne levensbestemming. De verkiezende daad gaat dus met merkteekenen des levens gepaard, zoodat hun wandel te midden der wereld hen openbaar maakt. Zooals zij naar het Woord der Schrift door hunne sprake openbaar worden, zoo ook door hun levensgang. En deze is dus mede in de verkiezing besloten. De apostel heeft daarover het licht des Geestes doen opgaan, toen hij als ontroerd door de lieflijkheid des Heeren, die hij aanschouwen mocht, voor zichzelven en voor de gemeente van Ephese den jubelzang aanhief: „Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus." Hij zag toen op een maal het wonder schoone goed van Gods gemeente en hij doorgrondde het in zijn diepen oorsprong en dus voegde hij er aan toe: „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld." Hij zag dus in het eeuwig welbehagen Gods, in den raadslag der genade, die er in God drieëenig is van eeuwigheid, dus van voor de grondlegging der wereld, voordat er nog een schepsel roerde, voordat de Heere nog het scheppende Woord had uitgesproken, opdat de dingen, die niet zijn, werden geroepen tot het aanzijn. Maar daarbij blijft hij nu niet staan, doch hij brengt dien eeuwigen vrederaad Gods aangaande Zijne gemeente in verband met haar leven in dezen tijd. Want waarom is er die eeuwige daad van vrij machtig welbehagen, waardoor zij uitverkoren is, zelfs als er nog geen menschelijk wezen, noch zelfs eene grondlegging der schepping was ? Om die vraag te beantwoorden wijst de apostel de Ephesiërs naar het heden, waarin zij verkeeren, bepaalt hij hen bij hetgeen Gods kinderen zullen en moeten zijn te midden dezer wereld, die in de duisternis harer zonde verkeert. Hij brengt hen in dat eeuwige licht der verkiezing Gods, der vrijmachtige genade Gods, voor hun eigen leven, opdat zij zullen weten, dat die verkiezende daad niet ijdel is, dat zij niet ledig blijft, dat zij niet maar eene holle theorie, niet maar eene dorre rekensom is over de vraag, of er velen of weinigen zalig worden. Maar hij laat hen zien, dat Gods uitverkiezing eene machtige uitwerking heeft, zoodat zij als een stralend licht is, waarbij Gods kinderen hun weg zien van den eersten oorsprong tot hun ingang in de eeuwige stad, in het Jeruzalem van Gods heerlijkheid. Daarom wijst hij de gemeente op het effect van hare verkiezing, dat hij aldus omschrijft, dat zij is uitverkoren voor de grondlegging der wereld, „opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde." De verkiezing Gods baart dus een liefdeleven, waardoor Gods kinderen in hun gansche leven verordineerd zijn „tot prijs der heerlijkheid Zijner genade." De Heere ontvangt alzoo de eere van Zijne kinderen. Hun vrucht is uit Hem gevonden. Hij is voor hen de eerste en de laatste, het begin en het einde, de alles in hen vervullende God.
Dat is dus eene andere verkiezing dan die, waarover zij spreken, die de eeuwige verkiezing loochenen en meenen te kunnen en te mogen verwerpen, ais zou zij de zedelijke verantwoordelijkheid afsnijden en den mensch met een noodlot bezwaren. De verkiezing is een levensstuk, het grondstuk der leer, het hart der Kerk, zooals onze Vaderen zeiden, die dus zonder deze nimmer wezen, noch leven kan. De loochening der verkiezing sluit buiten het leven, omdat zij afsnijdt van Christus zelven, den eersteling dergenen, die verkoren zijn. Zij is niet eene dorre, doodende leer, die ons zou mogen en kunnen verleiden tot een Mohammedaansch fatalisme, waarmede zij trouwens ook niets gemeen heeft. Zij is de vrucht van het diepe besef, dat bij den Heere alleen de uitgangen des levens zijn en dat Gods kinderen alleen daarom macht ontvingen kinderen Gods genaamd te worden, omdat Hij Zich hunner heeft ontfermd. Zij belijden daarmede, dat het niet is desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods, zoodat alle roem op eigen verdienste is uitgesloten en slechts kan worden geroemd in den Heere.
De verkiezing .kan dus alleen worden gekend, wanneer zij wordt beleefd. En zij heeft dit gemeen met elk ander stuk der leer. Niets is er in de leer der Kerk, dat kan worden verstaan buiten het waarachtig geestelijk leven om. Het is noodig daarop de aandacht te vestigen, omdat er in ons godsdienstig leven zooveel is, dat wel met woorden wordt genoemd, terwijl het wezen der zaak aan velen vreemd blijft. Ook hier< van geldt de bede van den Psalmist: „maak mij levend naar Uw Woord. Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uwe wonderen betrachte." De Heere kan het den zondaar alleen leeren door de wederbarende en verlichtende werkzaamheid van Zijnen Heiligen Geest. Hij alleen leidt zoó diep in, dat de levende leer wordt gekend. En waar zij gekend wordt, daar leidt Hij den zendaar in de beleving der genade, zoodat hem niets overblijft van zichzelven en hij met zijn gansene leven eindigt in den Heere alleen.
Maar dat leven is geen ledige vorm, dat zagen wij in den brief aan de Ephesiërs. En dit werd nu ook reeds in Noach's verschijning geopenbaard aan de eerste gemeente in de oude wereld, toen zij tot den ondergang neigde. Noach was de eenige, van wien geschreven staat, dat hij genade had gevonden in des Heeren oogen. Al zijne tijdgenooten waren bestemd en werden bewaard voor Gods rechtvaardig oordeel. De eigenwijze dwazen in dezen tijd moeten dit eigenlijk evenzeer verwerpen als de wereld in Noach's dagen. En zij verwerpen ook die waarheid, wanneer (Zij spreken over deze wereld, waarin wij leven. Zij meenen, dat Gods Woord dwaalt en dat er naar dien maatstaf te weinig, veel te weinig worden behouden.
Daarom grijpen zij dan maar naar eene algemeene verzoening, die het kruisevangelie overbodig maakt. Immers, wanneer toch allen zalig worden, welken zin heeft liet dan nog, dat de apostel een ontdekkingsweg heeft gekend, waarin hij ééne plante met den Heere Jezus is geworden in de gelijkmaking van des Heeren dood! Welke beteekenis zou het dan nog hebben, dat hij met den Heere Jezus Christus belijdt gekruisigd, gestorven en begraven te zijn ! Doch de oudste gemeente heeft het reeds toij openbaringslicht verstaan, dat alleen Noach de begenadigde uitverkorene was. En zij opent daarom ook een inzicht in het geestelijk leven van dien uitverkoren Godsman. Zijne gansche geschiedenis vertelt zij in een paar woorden. Zijn kindschap Gods belicht zij door ons de kenmerken aan te geven, waarin en waardoor zijne verkiezing openbaar werd. De Schrift laat ons deze zien in zijn leven. Zij doet dus niet als de loochenaars der verkiezing, die haar tot een theorie vernederen, maar zij leest die uitverkiezing in en uit Noach's handel en wandel, wanneer zij zegt: „Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijne geslachten.
Door dat woord „rechtvaardig" wordt ons de tegenstelling openbaar, die er bestond tusschen de wereld, welker zedelijke toestand ons in dit hoofdstuk werd geteekend, als gruwelijk in des Heeren oogen aan de eene zijde, en het leven van Noach aan de andere zijde. De rechtvaardige is in het Oude Testament het tegendeel van den boosdoener. De leer van de rechtvaardigmaking, zooals die door den apostel Paulus in volle klaarheid ontwikkeld werd, hebben de ouden wel in beginsel beseft, doch was hun nog niet ten volle klaar geworden. Maar iets er van hebben zij gehad, want de rechtvaardigen waren vooral bij de profeten, die Israëlieten, die in de rechte verhouding stonden tot de geopenbaarde Waarheid Gods, tot den geopenbaarden wille Gods, zooals deze in de Wet werd ontdekt. De rechtvaardigen dat zijn dus die menschen, die in oprechte gezindheid jegens God en den naaste Gods ordonnantiën in hun willen en handelen toestemmen, den Heere dus in Zijne Wet in het recht stellen. De Ouden hebben slechts het schaduwbeeld van Christus gekend en dus ook Zijne gerechtigheid slechts in dat schaduwbeeld verstaan. Doch het beginsel daarvan was geen ander. In dien zin namelijk, dat de rechtvaardige onder het Oude Verbond ook de overeenstemming met Gods Wet als het wezen der gerechtigheid kende, al bleef eene toegerekende gerechtigheid voor hem, evenals Christus zelve, nog in een schaduw gehuld. En als er dus van Noach gezegd wordt, dat hij „rechtvaardig" was, dan wordt hij ons daardoor geteekend als de man, die in tegenstelling met de wereld, waarin hij verkeerde, het oog geopend had voor de inzettingen Gods en die, om het woord uit den 119en Psalm te gebruiken, kon zeggen : „Indien Uwe wet niet ware geweest al mijne vermaking, ik ware in mijnen druk al lang vergaan." Hij was daarom rechtvaardig, omdat hij Gods Wet lief had niet alleen, maar ook den moed had te midden der vijandige wereld te toonen, dat zij zijne betrachting was den ganschen dag. Zoo openbaarde zich dus de verkiezende genade Gods in Noach's leven, want te midden dier goddelooze wereld was hij de eenige, die den eisch van Gods Wet haar voorhield en alzoo dus haar Gods Woord vertolkte en als een profeet, tot haar gezonden, verschijnt.
Daarom heeft Noach de vijandschap dezer wereld ervaren, want de Geest van Christus gaf door hem getuigenis. De apostel wijst daarop dan ook, wanneer hij, 1 Petrus 3, over het lijden van Gods kinderen spreekt, hem dat lijden doet verstaan door te wijzen op Christus, die ook eens voor de zonden heeft geleden. Onder dat lijden behoorde ook, dat Hij het tegenspreken der zondaren heeft verdragen. Ook daardoor is Hij gedood in het vleesch, maar door den zelfden Geest, waardoor Hij werd levend gemaakt, had Hij eertijds de geesten der ongehoorzamen in de oude wereld gepredikt. En dat heeft Hij gedaan door Noach, wiens handel en wandel, wiens woorden en daden, getuigenis gaven van het leven Gods, dat in hem was. En daarom deze uitverkoren Noach, de eenige, die genade vond In des Heeren oog, openbaarde die genade in Zijn leven zoó, dat hij te midden eener wereld, waarvan de Heere gruwde, daar Hem hare schepping berouwde, als een licht op den kandelaar was, als een woord, gesproken uit den hemel zelven. Ook door Noach scheen het licht van Christus reeds in de duisternis en ook daarvan heeft gegolden, dat de duisternis het niet begrepen heeft. Maar Gods Kerk heeft in Noach's verschijning ontdekt den glans der heerlijkheid van de verkiezende genade Gods als den eenigen oorsprong van alle waarachtig geestelijk leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's