Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

DE VERHOUDING VAN DE N.S.B. TOT DE KROON.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een tweetal artikelen hebben wij in de laatste nummers van ons blad enkele opmerkingen gemaakt over de Nationaal Socialistische Beweging.
Een dezer opmerkingen liep over de verhouding van deze Beweging tot het Hoofd van den Staat, de Koningin.
Om deze verhouding duidelijk te maken, lieten wij in de eerste plaats de gelofte (den eed) afdrukken, die elk lid der Weerafdeeling van de Beweging bij zijn toetreden tot de organisatie moet afleggen.
Die gelofte houdt naast de belofte van den W.A.-man om de Koningin steeds te zullen dienen, die in van trouw en gehoorzaamheid aan den Leider.
In de tweede plaats vestigden wij er de aandacht op, dat in de gelofte van het gewoon lid van de Nationaal Socialistische Beweging de naam der Koningin niet genoemd wordt, doch dat de gelofte uitsluitend den eisch stelt van trouw aan de leiding.
En in de derde plaats verwezen wij naar de brochure van Ir. B. Wigersma : „Parlementarisme en Dictatuur", waarin deze uiteenzet, dat in het Nationaal Socialisme het Leiderschap het Koningschap overheerscht met het gevolg, dat de Leider boven het Hoofd van den Staat uitgaat.
Naar aanleiding nu van hetgeen wij over deze verhouding schreven, ontvingen wij een ingezonden stuk van den heer J. A. van Toom, te Rotterdam, die ons verzocht dit stuk in extenso te willen plaatsen. Aan dit verzoek willen wij gaarne voldoen.
De heer Van Toorn schrijft daar:
»Mag ik nog even terugkomen op uw artikel onder „Staat en Maatschappij" in no. 52 van uw blad ?
Uw interpretatie van het woord dienen, moet reeds daarom niet juist zijn,
Omdat er staat steeds dienen, terwijl de W.A.-man niet steeds in het leger dient.
In mijn woordenboek staat voor dienen ook „als meester of heer erkennen" en „iemands bevelen opvolgen", wat dichter bij de strekking komt.
Het bevreemdt u, dat in de gelofte voor de leden zelfs niet gesproken wordt over de Koningin. Dit nu spreekt geheel vanzelf, daar het hier gaat om een belofte tusschen het lid en de beweging, waarin natuurlijk alleen over deze twee gesproken wordt.
Om ingelicht te worden over de meening van de N.S.B. over de verhouding Koningin— Leider (minister-president) moet u putten uit de brochures, door de leiding uitgegeven. — „Brochure IV : „Actueele Vragen". Uitgave hoofdkwartier NJS.B., waarin op blz. 14 staat:
»De Souvereiniteit van het „Huis van Oranje" is onder de leiding Gods in onze historie geworteld. Zoo zien wij het. En op blz. 15.! Uit het bovenstaande volgt logisch, dat wij uitsluitend aan de(n) Koning(in) steeds het recht blijven toekennen om, ook in den Nationaal-Socialistischen Staat, den Ministerpresident te benoemen en te ontslaan — en niet uit een brochure, die Ir. Wigersma op eigen verantwoording, en voor hij zijn meening herzag en lid van de N.S.B, werd, uitgegeven heeft.
De heer Van Toorn behandelt hier dezelfde drie punten, die wij ook hierboven over de verhouding van de Nationaal Socialistische Beweging tot het Hoofd van den Staat, de Koningin, in het kort aangaven.
Wat het eerste punt betreft, glijdt de inzender van het stuk echter rustig heen over de belofte van trouw en gehoorzaamheid, die het lid der Weerafdeeling van de Nationaal Socialistische Beweging aan den Leider moet afleggen.
De kern van de zaak is toch geen andere dan de vraag, aan welke autoriteit de W.A.-man trouw en gehoorzaamheid verschuldigd is, aan de Koningin of aan den Leider der Beweging.
Men kan over de beteekenis van het woord „dienen" of van de woorden „steeds dienen" een breed betoog opzetten, de vraag is echter te beantwoorden, of bij het geven van een bevel de wettige Overheid, dan wel Ir. Mussert behoort gehoorzaamd te worden. De gelofte (eed), die de W.A.-man aflegt, maakt dit antwoord niet twijfelachtig.
De gelofte krijgt intusschen nog een bijzonder karakter, wanneer men van de toelichting, waarin eigenlijk de belofte van trouw en gehoorzaamheid aan den Leider van de Nationaal Socialistische Beweging bestaat, kennis neemt.
Punt 30 van de instructie voor den W.A.-man luidt :
»Een leider, van welken rang in de weerafdeeling ook, kan vanzelfsprekend niet elk bevel nader verklaren of uitleggen. De ondergeschikte moet er van overtuigd zijn, dat zijn meerdere weloverwogen redenen zal hebben voor een bevel, ook al kent hij deze niet of al heeft hij daarover, oppervlakkig gezien, een andere meening. Zwijgend gehoorzamen is voor een weerman geen z.g.n. cadaver-discipline, maar een vrijwillig zich opgelegde ondergeschiktheid in den dienst van een groot ideaal.
Mannen, die zich door een plechtige gelofte (een eed), afgelegd op de stormvlag, aan den Leider hebben gebonden, die, wanneer zij een bevel krijgen om iets te doen, niet mogen vragen waaróm dit gebeuren moet, maar eenvoudig zwijgend aan het bevel hebben te gehoorzamen en die, zooals dit in „Volk en Vaderland", het orgaan van de Nationaal Socialistische Beweging van 22 September 1934 wordt medegedeeld, van de leiders te hooren krijgen, dat het beroep, op een Weerman gedaan. Wet beteekent, verrichten een daad, die hoogst bedenkelijk is en hebben zich aan een organisatie verbonden, die voor de veiligheid van den Staat een groot gevaar oplevert. De heer Van Toorn zal dit bij nadere overweging moeten toegeven.
Het tweede punt, waarover de inzender van het stuk het heeft, is de gelofte (eed), die het gewoon lid bij zijn toetreden tot de Nationaal Socialistische Beweging aflegt en waarin hij trouw aan de leiding belooft. De verwijzing van den heer Van Toorn naar de omstandigheid, dat het hier gaat om een belofte tusschen het lid en de Beweging, doet niets ter zake, omdat het in deze niet gaat over het lidmaatschap van de een of andere vereeniging maar over een beweging, die een Staatkundig doel najaagt. De ambtenaar, de militair of de ambtelooze burger, wordt ook hier voor de keus gesteld van trouw aan de wettige Overheid of trouw aan de leiding van de Nationaal Socialistische Beweging.
En tenslotte het derde punt, de houding, die de Nationaal Socialistische Beweging in directen zin jegens de Kroon inneemt.
Wat de houding van de Nationaal Socialistische Beweging jegens de Kroon in indirecten zin betreft, daarop lieten wij hierboven reeds het licht vallen bij het bespreken van de gelofte (den eed), die de W.A.-man en het gewoon lid der Beweging aflegt.
Wat de houding indirecten zin aanbelangt, valt al dadelijk het feit vast te stellen, dat de Beweging ten opzichte van de vraag, hoe zij staat tegenover het Hoofd van den Staat, na de vele critiek, die zij op dit punt sinds hare oprichting te hooren kreeg, wat voorzichtiger is geworden. Of daarbij het aanvankelijk standpunt van de N.S.B, is gewijzigd geworden dat de Leider den voorrang heeft, valt na de uitspraken, die in den jongsten tijd van dien kant verschenen zijn, te betwijfelen. Wat Italië en Duitschland van de doorwerking van het Nationaal Socialistisch beginsel te zien geven, is leerrijk.
De heer Van Toorn merkt in zijn ingezonden stuk op, dat, om ingelicht te worden over de meening van de Nationaal Socialistische Beweging ten aanzien van de verhouding Koningin— Leider (minister-president), men moet putten uit de brochures, door de leiding uitgegeven en niet uit een brochure, die Ir. Wigersma op eigen verantwoording en vóór hij zijn meening herzag en lid der Nationaal Socialistische Beweging werd, uitgegeven heeft.
Wat dit laatste betreft, het beroep op het geschrift van Ir. Wigersma : „Parlementarisme en Dictatuur", waaruit wij deze aanteekeningen lieten afdrukken, van bladz. 62 :
»Dat de vorst (of vorstin) gedurende een dictatuur niet meer de belangrijke rol (belangrijker dan die van een president) zal kunnen vervullen, die hij of zij in den Staat vervult, volgt uit den aard der dictatuur.
De vorst zal moeten terugtreden voor den dictator, die gedurende zijn beheer de verantwoordelijkheid moet dragen en deze onmogelijk met den vorst kan deelen.
En van bladz. 63 :
»Dat dus in Italië Mussolini zich niet tot president heeft doen kiezen, maar dat hij desniettemin den moed heeft gehad om zichzelf te plaatsen boven den koning, dat ook de Italiaansche koning deze achterafzetting met een bewonderenswaardige waardigheid weet te dragen, dat beteekent, dat Mussolini een goed dictator, koning Emanuël een goed koning is, wier samenwerking ook voor het Italië van de toekomst heilzame resultaten zal kunnen opleveren«,
mogen wij twee dingen opmerken. 1. dat de brochure van Ir. Wigersma : „Parlementarisme en Dictatuur" bij haar verschijnen de instemming had van de leiding, blijkens de opname van het geschrift in de rubriek „Litteratuuropgave" in het officieele orgaan der Beweging : „Volk en Vaderland" van, 16 Dec. 1931. Had in dit geschrift iets onjuist*'gestaan, dan had de leiding het ter lezing aan de leden niet aanbevolen;
en 2° dat de heer Ir. Wigersma, ook nadat hij zijn meening herzag en lid van de Nationaal Socialistische Beweging werd, toch niet van inzicht is gewijzigd inzake de verhouding Koningin —-Leider. In zijn begin dezes jaars verschenen werk : „Het wezen van het Fascisme" wordt op bladz. 150 gezegd :
»Zijn wil — d.i. die van den vorst — is niet meer de eene of andere individueele wil, maar de universeele wil, de wil der natie, waarvan Hij de Vorst is. Zijn eer is niet een persoonlijke, maar de nationale eer, weshalve majesteitsschennis een vergrijp tegen de natie is, dat zwaar dient gestraft te worden. Zijn verantwoordelijkheid is niet meer een juridisch gebondene, maar is de verantwoordelijkheid der natie tegenover God.«
Terecht concludeert „Het Vaderland" van 11 Juni 1934 in een artikel, getiteld : „De wolf in schaapsvacht", uit deze aanhaling van Ir. Wigersma's werk, dat dit standpunt van het Nationaal Socialisme beteekent: het doodvonnis van de Koninklijke macht en een belijdenis van de zuiverste volkssouvereiniteit.
En wat nu aangaat de voorlichting uit de brochures, door de leiding uitgegeven, die dienen moeten om een juisten kijk te krijgen op de Nationaal Socialistische Beweging inzake de verhouding van het Leiderschap tot de Kroon, is de heer Van Toorn in zijne aanhalingen uit de brochures verre van volledig geweest.
Wat toch de positie van de Kroon zou zijn in een Nationaal Socialistischen Staat, wordt bepaald door de plaats, die door het Nationaal Socialisme aan den Leider wordt toegekend, voorloopig nog betiteld als „minister-president."
Op bladz. 23 van brochure No. 3 der Nationaal Socialistische Staatsleer (uitgegeven door de leiding van de N.S.B.) wordt daarvan gezegd (de spatiëeringen zijn van ons):
»Voorop heeft te staan, dat de regeeringsmacht het krachtigste en hoogste orgaan van den Staat heeft te zijn, uitgeoefend door ministers, die onafhankelijk zijn van de andere staatsmachten, m.a.w. het z.g.n. parlementaire stelsel, waarbij het ministerie verantwoordelijk is aan het parlement, moet afgeschaft.
Waarborg voor een sterke en homogene regeering ligt in het instellen van een minister-president als hoofd der regeering, die zelf alleen aan den Koning verantwoording schuldig is en die zijn ministers benoemt en ontslaat naar zijn inzicht. De minister-president moet de werkelijke leider van den Staat zijn. Hij heeft de hoogste, werkelijk regeerende persoon te zijn, die den algemeenen, redelijken en zedelijken wil in zich heeft, welke in de natie leeft Hij kiest zich een schare van medeleiders uit de deskundigsten en meest nationaal voelende Staatslieden (aristocratisch element)«.
Met deze officieele verklaring der leiding, waarvan de heer Van Toorn niets mededeelt, staat de leiding geheel op het standpunt van Ir. Wigersma in zijn brochure : „Parlementarisme en Dictatuur" ingenomen.
Het Leiderschap gaat boven de Kroon uit.
De minister-president het hoofd der Regeering.
De minister-president benoemt en ontslaat de ministers naar zijn inzicht.
De minister-president is de hoogste, werkelijk regeerende persoon.
Daartegenover staat in de Grondwet, dat de uitvoerende macht bij den Koning berust, dat Hij het opperbestuur heeft der buitenlandsche betrekkingen, het oppergezag heeft over zee-en landmacht, en het opperbestuur heeft van de algemeene geldmiddelen.
De Koning stelt ministerieele departementen in, benoemt er de hoofden van en ontslaat die naar welgevallen.
De ministers zijn den Koning verantwoordelijk.
De Kroon is dus in de Nationaal Socialistische Beweging niet meer dan een ornament aan het Staatsgebouw.
Dit is geheel iets anders dan de voorstelling, die de heer Van Toorn over de Nationaal Socialistische Beweging geeft.
Wij stonden bij dit onderwerp „de verhouding van de Nationaal Socialistische Beweging tot de Kroon", eenigszins uitvoerig stil, omdat het ons noodig bleek, de opvattingen dezer Beweging zoo juist mogelijk aan te geven.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's