Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

HET VERPLICHTE LIDMAATSCHAP.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De maatregelen, die ter uitvoering van de steunregeling voor den landbouw getroffen zijn, werken niet in alle opzichten bevredigend.
Een bewijs daarvan vindt men in hetgeen geschiedt met de landbouwers, die op grond van gewetensbezwaren weigeren om als lid tot een der crisis-organisaties toe te treden en uit dien hoofde gestraft worden, en bij wie het zelfs een enkele maal gebeurt, dat het hun in eigendom toebehoorend vee in beslag wordt genomen.
Natuurlijk heeft de Regeering het recht om, wanneer zij jaarlijks méér dan 150 millioen gulden voor steun aan den landbouw beschikbaar stelt, tengevolge waarvan de kosten van het levensonderhoud der bevolking worden verhoogd, aan dien steun voorwaarden te verbinden.
Dit is niets bijzonders. Immers in de samenleving zien wij dagelijks hetzelfde gebeuren. De hypotheekhouder toch vraagt de waarborgen voor de zekerheid van het uitgeleende geld en voor de richtige betaling der rente van het kapitaal, dat op den eigendom verstrekt werd.
Echter moeten de voorwaarden, die het Rijk bij het verleenen van steun aan den landbouw stelt, billijk en redelijk zijn. De Regeering moet zichzelf op een ruimer standpunt plaatsen dan in het maatschappelijk leven tusschen particuliere personen mogelijk is.
In ieder geval behoort rekening te worden gehouden met gewetensbezwaren der belanghebbenden, wat in het onderhavige geval te meer noodzakelijk is, omdat de voorwaarden, die aan den landbouw gesteld worden, door lederen landbouwer moeten worden aanvaard en dus voor hem verplichtend zijn.
Nu ontbreekt vooreerst aan die billijkheid en redelijkheid zelve nog wel het een en ander.
Het komt toch voor, dat de landbouwer, die weigert lid te worden van een der landbouwcrisis-organisaties, voor dit feit tweemaal gestraft wordt; eerst tuchtrechtelijk en daarna strafrechtelijk.
Dit nu is uit den booze.
De toestand wordt intusschen nog bedenkelijker, omdat het toezicht op het naleven van de voorschriften, die de Regeering geeft — en deze betreffen ook zaken, die buiten het lidmaatschap staan — niet altijd in handen is van beproefde, ervaren ambtenaren, maar veelal opgedragen is aan tijdelijk personeel, dat meestentijds de noodzakelijke scholing mist. Daarom dient de eisch te worden gesteld, dat er voor den landbouwer, die in moeilijkheden verkeert, ten allen tijde beroep op den Minister openstaat.
Dit wat betreft de bezwaren, die zich bij de uitvoering van de bepalingen van het landbouwcrisisfonds in het algemeen voordoen.
Wat het andere punt aangaat, dat terzake van het weigeren om tot het lidmaatschap toe te treden van de organisaties uit hoofde van gewetensbezwaren, daaromtrent zijn ter tegemoetkoming aan de bezwaren thans maatregelen getroffen.
Reeds werd door den ambtsvoorganger van den tegenwoordigen Minister van Economische Zaken toegezegd, dat voor ieder geval, waarin blijkt van „onoverkomelijke bezwaren van godsdienstigen aard", overwogen zal worden in hoever daaraan kan worden tegemoet gekomen. Minister Steenberghe is inmiddels verder gegaan. Hij deelde onlangs mede, dat indien zich een geval voordoet, waarbij den Minister na onderzoek blijkt, dat inderdaad onoverkomelijke gewetensbezwaren, ontleend aan de godsdienstige overtuiging, tegen het indienen van een onderteekende aanvrage om toelating als georganiseerde eener crisis-organisatie bestaan, en overigens geen omstandigheden zich voordoen, die in een bepaald geval zich tegen het verleenen van vrijstelling verzetten, onder te stellen voorwaarden, van de verplichting tot indienen van een aanvrage, vrijstelling zal worden verleend.
Aan dit voornemen gevolg gevende, heeft de Minister van Economische Zaken zijn ambtgenoot van Justitie den volgenden brief geschreven : ­
»Ik heb de eer Uwer Excellentie te berichten, dat, ten einde tegemoet te komen aan de bezwaren aan de godsdienstige overtuiging ontleend, tegen het indienen van een onderteekende aanvrage om toelating als georganiseerde bij de crisis-organisaties, op grond van artikel 5, lid 1 van bet Crisis-Organisatiebesluit 1933, door mij vrijstelling wordt verleend, als bedoeld in nevenvermeld artikel, indien daartoe na ingesteld onderzoek naar mijn oordeel aanleiding bestaat.
Dete vrijstelling wordt voorwaardelijk verleend, n.l. onder conditie, dat de vrijgestelde naleeft alle verplichtingen bij of krachtens de Landbouwcrisiswet 1933 aan de georganiseerden opgelegd.
Het onderzoek, dat noodig is voor de achtenswaardigheid en de onoverkomelijkheid der bezwaren, neemt geruimen tijd in beslag, terwijl inmiddels tegen personen, die gewetensbezwaren voorgeven, strafvervolgingen worden ingesteld.
Aangezien dit mij, hangende het onderzoek, niet gewenscht voorkomt, moge ik Uwer Excellentie verzoeken, indien Zij deze meening deelt, te willen bevorderen, dat alle vervolgingen tegen verdachten ter zake van feiten, strafbaar in verband met het niet aangesloten zijn bij eenige crisis-organisatie, indien een verdachte voorgeeft onoverkomelijke bezwaren, ontleend aan de godsdienstige overtuiging tegen aansluiting bij zoodanige organisatie te hebben, worden geschorst, totdat door mij is beslist of de meer vermelde vrijstelling al dan niet wordt verleend, terwijl mij van schorsing ware kennis te geven.«
Tot zoover de hier aan het woord zijnde Minister.
Dit schrijven van den Minister van Economische Zaken gaf de Minister van Justitie aanleiding de navolgende missive te richten aan de Procureur-Generaals bij de Gerechtshoven :
»Daar ik mij met het bovenstaande volkomen kan vereenigen, verzoek ik U Edel Groot-Achtbaren, de Officieren van Justitie en de Ambtenaren van het Openbare Ministerie bij de Kantongerechten binnen Uw ressort met dezen brief in kennis te stellen ; dezen autoriteiten op te dragen, in de hier bedoelde gevallen de strafvervolging hetzij te schorsen, hetzij deze schorsing van den rechter te requireeren ;
eindelijk, van al de zoodanige gevallen bericht aan mij te zenden onder toevoeging der opmerkingen, waartoe aanleiding mocht bestaan Deze berichten zullen dan door mij aan den Minister van Economische Zaken worden doorgegeven.
Wij zijn den Minister van Economische Zaken voor zijn circulaire aan den Minister van Justitie dankbaar. Zij zal er ongetwijfeld toe leiden, dat althans op dit punt de moeilijkheden, die zich bij de uitvoering van de maatregelen van de steunregelingen voor den landbouw voordoen, zullen worden weggenomen.
En daarmede zal een gewichtig bezwaar tegen deze uitvoering zijn weggenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 januari 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 januari 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's