Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

VAN JOHANNES GEDOOPT.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, gelegen in Galilea en werd van Johannes gedoopt in den Jordaan. Mark. 1 : 9.

De verschijning van Johannes den Dooper is een machtige aanval op Israels godsdienstigheid. Als hij tot zich ziet komen een bonte menigte uit Jeruzalem — sadduceën en farizeën — neen dan maakt Johannes géén onderscheid ; dan oordeelt hij niet den één om den ander te prijzen, dan predikt hij zonder eenig onderscheidt : Gij adderengebroedsels ! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn ? Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig. En meent niet bij uzelf te zeggen : wij hebben Abraham tot een vader, want ik zeg u, dat God zelfs uit deze steenen Abraham kinderen kan verwekken. Het is wel héél scherp. Het is ook wel heel erg op den man af. Johannes breekt hun godsdienstzin, de trots op hun afkomst. Johannes zegt het hun aan, dat ze zijn adderengebroed, vergiftig, sierlijk van vorm maar tegelijk gevaarlijk.
Johannes predikt niet tevergeefs. Er komt berouw. Het werkt door in alle kringen : een tollenaar en een soldaat, een sadduceër en een farizeër. Dan laat Johannes hen niet met hun berouw alleen. Hij wijst zijn boetvaardige hoorders op den doop.
In dien doop van Johannes ligt een stuk belijdenis. Zij werden allen van hem gedoopt in de rivier den Jordaan bel ij den de hun zonden.
De doopeling beleed, dat alleen de stroom van Gods genade hem reinigen kon van alle zonde en schuld, zooals het stroomend Jordaanwater alle onreinheid van zijn lichaam wegspoelde en meevoerde naar de zee.
Wie door de prediking was geraakt en dezen doop van Johannes ontving, legde dus door dien doop een belijdenis af, een belijdenis van zonde, een belijdenis van de noodzaak der bekeering, de bekeering die straks op het heerlijkst zou mogelijk worden door Hem, den komenden Koning, die doopen zou met den Heiligen Geest en met vuur.
Door deze doop wordt het duidelijk, dat er scheiding is.
Er zijn er, die Johannes maar laten prediken. Ze vinden het misschien wel interessant, misschien wel héél mooi; hij is immers de man, die hen denken doet aan den grooten Elia, maar den doop als belijdenis van zonde en van de noodzaak der bekeering gaan zij voorbij.
Als het aankomt op de keuze dan trekken ze weg. Ze zijn voor dezen doop te godsdienstig, te vroom, te best.
Er zijn er ook die niet weg kunnen. Zij zijn geraakt. Het Woord heeft hen gevangen genomen. Zij belijden hun zonden, erkennen dat Johannes hen met recht adderengebroed heeft genoemd, vergiftig en gevaarlijk. Zij belijden te zijn een volk van arme zondaars en hun hoop, hun vaste hoop is de boodschap van Johannes : Na mij komt die sterker is dan ik, wien ik niet waardig ben nederbukkende den riem Zijner schoenen te ontbinden. Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u doopen met den Heiligen Geest.
Dan komt Jezus.
„En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, gelegen in Galilea en werd van Johannes gedoopt in den Jordaan." Voor Johannes is de vraag van Jezus om gedoopt te worden de opperste dwaasheid : mij is noodig van U gedoopt te worden. Laten wij eerlijk zijn. Zoo op het eerste gezicht heeft Johannes volkomen gelijk. Zijn doop is immers iets voorloopigs ; het doel is de doop met den Heiligen Geest en Hij die zóó doopen zal vraagt nu dien voorloopigen doop voor Zichzelf. Dat is toch dwaasheid, want gedoopt worden dat is belijdenis van zonden; het is doop der bekeering, hoe kon Hij dan gedoopt ?
Het leek de opperste dwaasheid, maar het was de opperste heerlijkheid. Jezus zelf zegt er van : aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Het wil dit zeggen: Johannes' prediking brengt scheiding, door zijn doop wordt die scheiding gedemonstreerd : daar zijn vromen in eigen oog, die geen zonde willen belijden en daartegenover verloren zondaars, die de bekeering noodig kregen als hun eenige uitkomst : En daarom : En als Christus begeert gedoopt te worden, dan kiest Hij daarmee voor dit volk van verlorenen. Dan demonstreert Hij door Zijn doop : dit volk is Mijn volk ; hun geef Ik Mijn liefde ; voor hén is Mijn werk, voor hen is Mijn leven ; met hen wil Ik één zijn.
Als het dan gebeurt, dat Johannes gehoorzaamt, dat Jezus afdaalt in den Jordaan — ja dan het is het vernedering, maar het is tegelijk méér ; het is overgave: Hij stelt zich aan de kant van de verloren zondaars ; Hij wil bij hén worden gerekend. Hij bukt zich onder het juk hunner zonden. Zoo kan Hij Zijn werk beginnen : het werk van gehoorzaamheid, het werk van verzoening.
Met dezen doop is Jezus'' jeugd voorbij. Maar deze zelfde doop werpt op Zijn jeugd een wonderschoon licht. Nu wordt het héérlijk, dat Hij arm geboren werd ; dat Hij vluchten moest naar Egypte, dat Hij opgroeide in het veracht Galilea: het was alles overgave. Hij blijkt een Koning, ja maar niet in ongenaakbare hoogte boven Zijn volk ; integendeel : Hij is een Koning onder Zijn volk. Hij is een Heiland.
Ook over wat komt, werpt de doop in den Jordaan zijn licht. Straks zal Jezus zeggen: de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. Het is moeilijk, het is lijden ; maar de doop zegt: het is welbehagen. Jezus bukt Zich met de Zijnen onder het juk van ellende.
Straks worstelt de Zaligmaker in Gethsemané. Het is heerlijker nog de consequentie van den doop : Hij is één met het volk van verlorenen ; hun ellende is Zijn ellende; hun oordeel is Zijn oordeel. Hij verlaat hen niet maar draagt voor hen het kruis.
En als de glorie komt, als Jezus den dood heeft verslagen, dan zoekt Hij dezelfden, verlorenen. Hij is hun Heiland gebleven.
In den doop van Jezus ligt iets ontzaglijk heerlijks, maar ook iets ontzaglijk ernstigs. Er ligt een stuk verwerping in. Hij ging door Zijn doop de besten, de godsdienstigsten voorbij en Hij schaarde zich bij hen, die zonde beleden en de bekeering noodig hadden.
Daarom is het voor ons allen noodig, dat wij luisteren, en altijd weer opnieuw, naar de prediking van Johannes ; daarom is het noodig, dat wij ons onze zonden laten aanzeggen, opdat wij — arm en schuldig — de heerlijkheid verstaan van dat eenvoudig woord : „ en Hij werd van Johannes gedoopt in den Jordaan".
Onze zonden laten aanzeggen. Dat valt niet mee. Daar willen wij niet aan. O natuurlijk, in theorie willen wij er allen aan. Maar spreken over zonde is zoo gemakkelijk en — zoo koud en menigmaal een kenmerk van groote eigengerechtigheid en van gemis aan ieder waarachtig zondebesef.
Als de prediking van Johannes ons raakt, houden we met praten op. Dan moeten wij vallen. Dan moeten wij vernederd, wij, fatsoenlijke, kerkelijke menschen. Dan moeten wij het hooren, dat wij groote en grove egoïsten zijn, die altijd aan onszelf denken, tot in de beste oogenblikken toe, dan moeten wij het hooren, dat we zijn adderengebroed, vergiftig, gevaarlijk, vijanden Gods.
God make ons door Zyn Geest onder de prediking stil.
Dan staan we bij het volk van verlorenen en we vreezen.
Dan hooren we de prediking van welbehagen — in deze eenvoudige woorden : en het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, gelegen in Galilea en werd van Johannes gedoopt in den Jordaan.
Dan wordt de vrees op eenmaal groote blijdschap!
Het is als met de blijdschap van Paulus. Het wordt een lied, gezongen in de zekerheid des geloofs : „Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is In Christus Jezus onzen Heere!"
Gouda

B. van Ginkel

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's