Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN GROOTE IN ISRAEL GEVALLEN !
Zijne Excellentie Staatsraad Idenburgs heengegaan. Plotseling stierf hij. Pas nog hadden wij hem gesproken en het gesprek ging, in verband met de ernstige ziekte van zijn broer, den emeritus predikant van Amsterdam, die reeds zoo lang onder vele pijnen en smarten worstelt als met den dood, over de wonderen van het Godsbestuur. Waarom wordt iemand, die ongeneeslijk ziek is en vele, bijna ondragelijke pijnen lijdt, telkens als voor de poorte des hemels terug gestuurd, om weer, bij bewustzijn gekomen, midden In het smartenleven hier op aarde te verkeeren ? Wij weten het niet. God weet het.
En — toen werd hij zelf plotseling, in een oogenblik, in het ziekenhuis zijnde ter observatie, door den Heere weggenomen. En er mocht getuigd worden : in Jezus ontslapen",, heengegaan in de ruste, die er over blijft voor het volk van God".
Wij hebben in ons kleine leventje nooit iemand ontmoet van hooger positie. Wij hebben nooit iemand ontmoet van nederiger geest. Een levende brief van Christus was hij. Een priester, bij de gratie Gods. Die in eiken kring, waarin hij verkeerde, als een christen wenschte te dienen, gelijk hij van zijn Heiland geleerd had.
Hoe menigmaal hebben wij hem hooren bidden. En de zalving des Geestes was over hem. Daarin heeft de Heere lust gehad, om dit kind van Hem zóó te beweldadigen. En hem een nederigen en stillen wandel gevend, altijd bereid om te dienen, heeft God hem op alle terreinen des levens tot een rijken zegen willen stellen, in Oost-Indië, in West-Indië, in Nederland, voor volk en vaderland, voor Vorstenhuis en regeering. Wij hebben hem hooren spreken en hooren preeken ; we hebben hem beluisterd in groote vergaderingen en stampvolle zalen, zoo goed als in kleinen kring en besloten samenkomst. We hebben hem gehoord, als hij sprak over het christelijk onderwijs, over de politiek, over kerkelijke aangelegenheden, over nationale en internationale aangelegenheden, niet 't minst de laatste jaren. Als anderen zich afzijdig hielden, hij niet. Als anderen leefden van critiek en afbraak, hij niet. Als anderen uitmuntten door groote, holle woorden, hij niet. Hij was in den kring der broederen en hij was een priester, van wien zegening uitging.
De plaats is ledig. En de ledige plaats zal gevoeld worden. Geestelijk verlies. Want een edele geest is heengegaan. Een groote in Israël is gevallen.
Zijn lijkkist was gekroond met een dubbele krans. Een krans van de Koningin, een W. met een koninklijke kroon. Een krans van de Prinses, met een gekroonde J. Een dubbele koninklijke kroon. En dat zegt wat voor een christen-staats­ man ! Er is zegen van hem uitgegaan, door Gods genade.
Maar staande op de begraafplaats, staande bij de groeve, zagen we een andere kroon nog, verre uitschitterend boven die dubbele koninklijke kroon. We zagen de krone der overwinning, de krone der eeuwige heerlijkheid, in Jezus Christus. En we hoorden heel duidelijk de stem des Konings : „Kom in, gij gezegende des Heeren !"
Een groote in Israël is gevallen.
En wij dragen droefheid in ons hart. Maar Israels God is gebleven. Israels God leeft nog.
Zalig het volk, dat in Hem hun sterkte mag kennen.

VOOR DE LIJDENSWEKEN.
Van den berg der verheerlijking naar Golgotha. Had Adam niet gezondigd, hij ware zonder te sterven van gedaante veranderd en in de heerlijkheid ingegaan. Als Christus, de tweede Adam, Zijn aardsche loopbaan geëindigd heeft in volmaakte gehoorzaamheid, heilig zijnde en onbesmet, dan staat Hij op den berg der verheerlijking en Zijn gedaante wordt veranderd, Zijn aangezicht glanst helderder dan de zon en Zijn kleed wordt wit en zeer blinkende. De ure is aangebroken, dat Hij kan ingaan in de hemelsche heerlijkheid. Op een volmaakt heilig leven kan nu volgen een ingaan in de gewesten der zaligheid.
Maar zóó kan Hij niet ingaan, indien Hij de Borg en Middelaar zijn wil van een arm zondaarsvolk, dat in de overtreding van den eersten Adam en door eigen ongerechtigheden van de hemelsche heerlijkheid en het eeuwige leven der zaligheid is uitgesloten en nu aan den dood en de verdoemenis onderworpen is. Hij Zelf kan ten hemel ingaan. Maar indien Hij nu opvaart ten hemel met Mozes en Elia, dan zal Hij alléén de heerlijkheid binnentreden. Dan zal achterblijven een schare van ellendigen, die niet uit de boeien der zonde waren verlost, die niet met God waren verzoend.
Zoo kan Hij, zoo mag Hij, die Sions Borg is, niet alléén de heerlijkheid ingaan en den hemel beërven. Zoo wil Hij, zoo zal Hij ook niet! Hij, de Borg, ziet al de Zijnen onder schuld beladen. En heeft Hij niet vrijwillig Zich gegeven als Borg en Losser ? Heeft Hij niet van eeuwigheid beloofd, dat Hij Gode het rantsoen zou betalen, zeggende : „Vader, eisch van Mij alles wat zij schuldig zijn, en Ik zal U alles betalen" ?
Dat werk wacht nog. En ja, Hij kan ingaan in de heerlijkheid. Zijn gedaante wordt reeds veranderd en Zijn aangezicht glanst als de zon. De eeuwige heerlijkheid wacht Hem ! Maar — moet dan de schuld Zijns volks onbetaald blijven en moet Sion wegzinken in den eeuwigen dood ?
Daar daalt de wolk neer. Zal Jezus opvaren nu, heerlijker dan eens Henoch, heerlijker dan Elia ten hemel voer ?
Neen — Hij doet het niet. Vrijwillig heeft Hij, die geen zonde gekend heeft, op Zich genomen Zijne ziele te geven tot een rantsoen voor velen. Hij zal Zich zondaar laten maken. Hij, de getrouwe Borg, wil gerekend en behandeld worden alsof Hij en Hij alléén en Hij in alles gezondigd heeft. En Hij kiest op den berg der verheerlijking het Jeruzalem, dat beneden is, boven het hemelsch Jeruzalem. Zijn uittocht uit Jeruzalem als het Lam Gods, dat, met zonden en schuld beladen, ter slachting geleid wordt, staat Hem voor de oogen. Er is op den berg der verheerlijking, zoo vlak bij de hemelsche zaligheid zijnde, met Hem over gesproken. En de smartenweg, de weg vol helsche pijnen en verschrikkingen, wordt vrijwillig, welbewust, van ganscher ziele en met alle krachten gekozen. Hij kiest het kruis boven de kroon. Maar om dan in den weg des kruises de kroon der eere te verwerven voor al de Zijnen, die anders ter helle zouden varen en uit den eeuwigen dood niet opstaan.
Hij is de geliefde Zoon des Vaders. Op den berg der verheerlijking wordt het luide van den hemel zelf getuigd. Maar Hij gaat niet hemelwaarts. Hij gaat naar Jeruzalem, om overgeleverd te worden in de handen der menschen en om als het offer der verzoening te worden geslacht op Golgotha.
Van den berg der verheerlijking ziet Hij den heuvel Golgotha, den kruisheuvel. Daar wacht vloek en dood. Daar wacht de Godverlatenheid te midden van de helsche angsten en pijnen. Maar Hij kiest vrijwillig den lijdensweg en wijst de heerlijkheid, de hemelvaart nu af. Waarom ?
Om een zondaarsvolk in den weg der schuldverzoening te verlossen en ze straks mee te nemen in Zijn heerlijkheid, zeggende : „Vader, hier ben Ik; en nu niet alléén, maar met allen, die Gij Mij gegeven hebt, en er wordt er niet één gemist".
Voor dat arme, doemwaardige zondaarsvolk is Hij op aarde gekomen, heeft Hij als Profeet gesproken de woorden Gods, heeft Hij als Priester Zich Zelf Gode opgeofferd als een onstraffelijk Lam ; om nu als Koning Zijn erve te vergaderen van alle plaatsen Zijner heerschappij en Zijn volk te regeeren met Zijn Geest en Woord, voor hen wakende tot aan het einde der dagen, opdat zij niet zullen verloren gaan.
Van den berg der verheerlijking naar den kruisheuvel.
En op den kruisheuvel zal gehoord worden: Ik ga ten hemel in — en ook gij, arme zondaar, die tot Mij vlucht, zult met Mij in het paradijs zijn ! Ik ga heen om u plaats te bereiden.
Niet Jezus alléén gaat la de heerlijkheid in. Maar mèt Jezus nu een groote schare, die niemand tellen kan ! „Eere zij 't Lam, dat ons Gode gekocht heeft met Zijn bloed" — zinge Sion nu tot in eeuwigheid!
Heeft ook óns hart reeds leeren acht geven op het woord des Vaders, op den berg der verheerlijking gesproken : „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wien Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem" ?
Ja, hoort He m, die voor de kroon het kruis koos, om van het kruis ten troon te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's