Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE INSTITUTIE VAN CALVIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE INSTITUTIE VAN CALVIJN

OVER DE KENNIS VAN GOD, DEN SCHEPPER.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Kort Overzicht].
EERSTE BOEK.
HOOFDSTUK XIIIb.

God is één in Wezen en drie in Personen.
14. Nu gaat het over de Godheid van den Heiligen Geest. We hebben hier dezelfde bronnen noodig om dit te weten als we gebruikt hebben bij het spreken over de Godheid van den tweeden Persoon, den Zoon, Jezus Christus onzen Heere. Gods Woord is ons hier de leermeester. Mozes gaat ons voor, om er van te getuigen. Het leven van de schepping ds door den Heiligen Geest. Genesis 1 vers 2 : „En de Geest Gods zweefde op de wateren" (broedde op de wateren). De materie, de stof is van God den Vader; door het Woord, den Zoon, de Logos, heeft Hij de gedachte ra de schepping neergelegd; en de Heilige Geest werkt levenwekkend, bezielend. Alle leven is door God den Heiligen Geest, den derden Persoon van het Goddelijk Wezen. Het leven in de onbezielde natuur, in planten, boomen, zon en sterren. In de dieren en in de redelijke schepselen. Alle levensprinciep en alle redelijk bewustzijn is door God den Heiligen Geest gewerkt en wordt door den Heiligen Geest onderhouden. Psalm 104 vers 30 : „Zendt Gij Uwen Geest uit, zoo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks". Job 26 vers 13 : „Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd'". Psalm 33 vers 6 : „Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door den Geest Zijns monds al hun heir".
Ook zijn alle gaven en krachten door den Geest gewerkt. Exodus 31 vers 2 en 3 : „En Ik heb hem (nl. Bezaliël, den bouwheer van de Tabernakel) vervuld met den Geest Gods, met wijsheid en met verstand en met wetenschap, namelijk in alle handwerk, om te bedenken vernuftigen arbeid" enz. En van Saul lezen we, dat de Geest des Heeren vaardig over hem is geworden en hij ontvangt voor de vervulling van zijn konlnklijke taak den Geest (wat niet zaligmakend, maar algemeen werkend is). Terwijl straks, als David' tot koning gezalfd wordt in de plaats van Saul, de Geest Gods van Saul wijkt.
Dat is het werk des Heiligen Geestes in de schepping, maar dan komt het bijzondere terrein van de herschepping. Hier werkt de Heilige Geest in de openbaring Zijner Waarheid tot zaligheid. De profeten spreken door Hem. De inspiratie is door Hem. Jesaja 48 vers 16 : „de Heere heeft mij gezonden en Zijn Geest". 2 Tim. 3 vers 16 : „Al die Schrift is van God ingegeven". 1 Petrus 2 vers 21 : „De heilige menschen Gods, door den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken". Het gesproken Woord en het geschreven Woord is van den Heiligen Geest. En bijzonder het werk der wedergeboorte is van den Heiligen: Geest, gelijk Hij ook de Werkmees, ter is van de toekomstige wedergeboorte van de schepping, de vernieuwing van hemel en aarde ; en de toekomstige onsterfelijkheid. Des Heiligen Geestes zijn „de diepten Gods", 1 Cor. 2 vers 10. Hij leidt in alle waarheid en troost; Hij wenkt de heiligmaking en is de Uitdeeler van alle gaven, zoowel individieel aan de leden van het lichaam van Christus, als aan de Kerk. De Heilige Geest komt van den Vader en dien Zoon en zal het verlossingswerk toepassen en voleindigen. De Heilige Geest verhindert Paulus verder te gaan en zegent zijn prediking aan het harte van Lydia en anderen, 't Gaat om den Heiligen Geest bij alle werk in Gods Koninkrijk en voor eigen ziel.
15. Bijzonderlijk moet hier gewezen worden op de zonde tegen den Heiligen Geest of beter gezegd de lastering van den Heiligen Geest, voor welke zonde, waarop geen berouw volgt hij degenen, die zich, onder het licht van het Evangelie levend, daaraan hebben schuldig gemaakt; en noch in deze, noch in de toekomende eeuw is er vergeving voor deze vreeselijke zonde der verharding. Hiermee wordt dus die Goddelijke majesteit van den Heiligen Geest wel duidelijk aangewezen ! Matth. 12 vers 31. Men lette ook op de zonde van Ananias en Saffira, Hand. 5 vers 3, 4, waar Petrus spreekt van liegen tegen God, terwijl men liegt tegen den Heiligen Geest. Verder zie men 1 Oor. 3 vers 17 ; 6 vers 19; 2 Cor. 6 vers 16. Men vergelijke Jesaja 6 vers 9 met Hand. 28 vers 25. (De Heere der heirscharen spreekt = de Heilige Geest spreekt).
16. Over de éénheid in het Goddelijk Wezen en de onderscheiding der drie Personen. Eén Wezen is het, maar de drie Personen moeten onderscheiden worden. De Vader is niet de Zoon, de Zoon is niet de Heilige Geest. De Vader komt niet tn 't vleesch, de Heilige Geest wordt niet geboren in Bethlehem. Over die onderscheiding van de drie Personen spreekt Paulus zeer duidelijk in zijn brief aan de Efeziërs. Efeze 4 vers 4—
6 : „Eén lichaam is het en één Geest — één Heere, één geloof, één doop: één God en Vader van allen, die daar is boven allen en door allen en in u allen". De drie Personen zijn één in Wezen. Maar nog duidelijker spreekt Christus Zelf, als Hij beveelt te doopen : in den Naam Gods, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Matth. 28 vers 19. De éénige God heeft Zich geopenbaard in drie onderscheidene Personen : Vader, Zoon en Heilige Geest. De ééne God, die de God van onzen Doop is, wordt gekend in en door de drie Personen.
[Men denke aan de dwalingen van hen, die de godheid van Christus willen loochenen, zooals de Arianen en de Modernen ; die de godheid van den Heiligen Geest loochenen en die dan natuurlijk de Triniteit of de Drieëenheid Gods loochenen].
17. We hebben godsvrucht en matigheid noodig als het gaat over het geloof in de Drieëenheid. Het is een heilig mysterie, een goddelijke verborgenheid. Calvijn herinnert aan het woord van Gregorius van Nazianze : „Ik kan niet denken aar. den éénen God, zonder dat ik omschenen word door drie. En ik kan niet drie onderscheiden, of ik word terstond tot den Eénen geleid".
18. De Schrift schrijft aan den Vader het begin der wereld toe, aan den Zoon, de Logos, den raad en de wijsheid ; zonder hetzelve is geen ding geschapen, dat gemaakt is; en aan den Heiligen Geest het leven en de kracht van het werk. Wij moeten ons hoeden de Drieheid der Personen zóó voor te stellen, dat daardoor de Eenheid zou verloren gaan, door de drie Personen als drie van elkander verschillende Wezens ons voor te stellen, die van elkander gescheiden zijn.
Wel zijn de woorden Vader, Zoon en Heilige Geest niet bloote bijnamen; zij geven een ware onderscheiding te kennen, doch niet een verdeeling. 't Is dus niet zóó, dat God zich naar Zijn verschillende eigenschappen doet kennen onder drie benamingen (Sabellius e.a.). Het zijn drie onderscheidene Personen. Het Woord was bij God, was God. De Vader heeft alle dingen door het Woord geschapen. Niet de Vader, maar de Zoon is nedergedaald. En hoe zulke het geval is met den Heiligen Geest, toont Christus ons aan, wanneer Hij zegt: „die uitgaat van den Vader". Hoe de verhouding tusschen Christus en de Heilige Geest is, blijkt uit het woord van den Heiland: „Ik zal u een anderen Trooster zenden".
De aard van dat onderscheid is, dat de Vader de bron en oorsprong aller dingen, de Zoon de wijsheid, de raad en bestuurder aller dingen, de Heilige Geest de : kracht en uitwerker daarvan is.
De eeuwigheid van den Vader is ook de eeuwigheid van den Zoon, Wien Hij van eeuwigheid heeft gegenereerd. In de eeuwigheid bestaat geen vroeger of later. En van eeuwigheid is de Heilige Geest, de kracht en de wijsheid Gods. Toch is het niet zonder grond, dat de Persoonsonderscheiding ons geopenbaard is. Naar Zijn raadsbesluit is het, dat de Zoon van den Vader, en de Heilige Geest van den Vader en den Zoon beide uitgaat. Duidelijk verklaart zich hierover de schrijver van den brief aan de Romeinen (8ste hoofdstuk), waar dezelfde Geest nu eens de Geest van Christus, dan wederom de Geest desgenen. Die Jezus uit de dooden opgewekt heeft, genoemd wordt.
21. Indien het onderscheid, dat in de eenige Godheid van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest gevonden wordt, het verstand des menschen verre te boven gaat, moet hij zich laten regeeren door Gods Woord, waarin God; van Zichzelf aldus getuigenis geeft.
22. De dwaling van Servet e.a. moet bestreden worden. Een Persoon is méér dan een zienlijke gedaante van de heerlijkheid Gods, méér dan een verschijnlngsvorm naar buiten. Want de tweede Persoon is God van eeuwigheid, éér de wereld er is ; eer de verschijning van het Woord in het vleesch er is.
23. En wanneer de naam van God, bijzonder toegekend wordt aan den Vader, is dat niet om te kort te doen aan de Godheid van Christus, maar om den eersten Persoon van het Goddelijk Wezen te eeren als de fontein van alle leven.
24. Het is niet ongerijmd, dat de God van den Middelaar, wegens den rang en de orde, In het bijzonder God genoemd wordt.
25. Men moet niet zeggen, dat ieder van de drie Personen een deel van het Goddelijk Wezen heeft. Want het is niet zoo, dat het Goddelijk Wezen bestaat uit drie stukken, maar het is de eeuwige Zelfonderschelding Gods in de drie Personen. Het is zóó, dat we hebben één éênig eenvoudig (niet-samengesteld) Wezen, in Welke zich drie Personen of zelfstandigheden onderscheiden.
Zoo dikwijls dus de naam God onbepaald gesteld wordt, worden niet minder de Zoon en de Geest dan de Vader aangewezen. Maar als de Zoon bij den Vader gesteld wordt, komt de betrekking tusschen die beide te voorschijn; en zoo maken wij onderscheid tusschen de Personen. Maar bij alle orde en onderscheiding der Personen komen wij toch altijd weer tot de éénheid van het Wezen.
Wanneer Tertullianus b.v. zegt, dat de Zoon is de tweede na den Vader, doet hij zulks om de Personen te onderscheiden; het gaat dan om de orde der Personen ; maar geenszins om de eer van den Zoon te rooven. En als hij den Zoon zienlijk noemt, doelt hij alleen op Zijn menschheid. Wanneer hij het Woord en den Heiligen Geest een deel van het geheel noemt, ziet dit niet op de substantie, maar op de onderscheiding der Personen.
Gaan deze dingen boven ons verstand, dan hebben we ons te laten leiden door Gods Woord. Want hij is alleen bekwaam om van Zichzelven te getuigen, die niet gekend wordt dan door Zichzelven" (Hilarius).
De verstanden der menschen hebben zich te laten regeeren door dte hemelsohe getuigenissen, al Is het dat zij de diepte der verborgenheden niet vatten. Het is beter leerzaam dan nieuwsgierig te zijn.
Bijzonder worden dan bestreden de gevoelens van Arius, Sabellius, Servet e.a. die de Trinitariërs (belijders der Drieëenheid) „ongodisten" noemen; die de drieheid der Personen eene inbeelding achten, zijnde in strijd met de éénheid Gods enz. Zij verstonden onder Personen niets anders dan zekere uitwendige gelijkenissen of gedaanten of verschijningsvormen ; maar het bestaan van de drie Personen loochent men.
De ketterijen waren in hoofdzaak van tweeerlei aard: of zij verscheurden het Wezen Gods óf ze wischten het onderscheid tusschen dte Personen uit.
Wij besluiten dan, dat er van eeuwigheid is één Goddelijk Wezen en dat van eeuwigheid af in God drie Personen geweest zijn. Een eeuwige Wezens-Drieëenheid.
[De laatste paragrafen van dit hoofdstuk hebben we in 't kort saamgetrokken en tegelijk behandeld, 't Zijn de paragrafen 25—29].
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE INSTITUTIE VAN CALVIJN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's