Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

UIT HET ONGESCHREVEN WOORD.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 7 : 7, 8, 9. Zoo ging Noach en zijne zonen en zijne huisvrouw en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark vanwege de wateren des vloeds. Van het reine vee en van het vee, dat niet rein was en van het gevogelte en al wat op den aardbodem kruipt, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark, het mannetje en het wijfje, gelijk als God aan Noach geboden had.

XII.
4e Serie.
Er te geen boek, dat ons dieper inzicht verleent in den socialen samenhang niet alleen der menschheid, maar van alle levende wezens, dan Gods Woord. De laatste eeuw vooral hebben wij het sociale sterk op den voorgrond zien dringen. De gansche Westersche maatschappij heeft er den diepen invloed van ondergaan. Heit sociale gevoel bezwangerde de lucht en overal deed het zijn invloed gelden. Toch was en is de sociale geest dezes tij ds niet dezelfde als die in de Heilige Schrift tot ons spreekt. Onze moderne sociale levensspheer kwam niet op uit het Woord van God, werd niet geboren uit een diep geestelijik leven van Gods Kerk, maar was de vrucht van de moderne pantheïstische-evolutionistische wijsbegeerte. Het moderne sociale drijven, dat helaas ook aan de Christelijke kerken niet invloedloos voorbijging, draagt dan ook een geheel ander karakter dan de sociale saamhoorigheid, waarvoor de Schrift onze oogen opent. Het wortelt in den diepsten grond in anti-goddelijke, in egoïstische en daarom ook materialistische begeerten. Het heeft de massa kunnen bewegen door voorspiegelingen van meerderen rijkdom en daarmede van meer genietingen en grooter deel van het aardsche goed, om daarmede de veraangenaming des levens te brengen. Het eeuwige licht werd alzoo door dit sociale streven onderschept en de moderne massa gebracht onder de narcose van een aardsch leven, die alle uitzicht op het bovenaardsche benevelde. De gansche structuur der moderne maatschappij was op zulk een materialistische verwording als aangelegd, want de grond van haren samenhang ligt in wat men het proces van de arbeidsverdeeling noemt. Zoo krijgt uit den aard der zaak het maatschappelijk leven zelf van nature reeds een materialistischen grondtrek, waardoor het van dat der voorgeslachten principieel zich onderscheidt. Immers, in de eeuwen, de aan onzen modernen tijd vooraf gingen, droeg het leven der volken een veel meer religieus karakter, werd het in al zijne sociale vormen veel sterker beïnvloed door het gezag, dat er nog van Gods Woord over uitging. En daarom heeft dan ook het leven der voorgeslachten eene rijke organisatie gekend, die door de uit den anti-goddelijken geest geboren revolutie werd vernietigd en die, eenmaal vernietigd, tot heden toe nog niet hersteld kon worden, hoezeer ook de behoefte daaraan werd gevoeld. Te vergeefs worstelen de Europeesche volken nog om dat herstel, waardoor het chaotisch leven door orde wordt vervangen, omdat zij nog altijd geboeid liggen in de klemmen van eenzijdig materialisme, dat niet verheffen kan boven den kring van het egoïstisch dringen, dat den mensch van nature beheerscht.
Het sociale dus, dat in onze dagen den toon aangeeft, dat wij overal inademen, dat ons steeds als eene mysterieuse macht omgeeft, dat wij overal waarnemen en welks invloed zich steeds doet gelden als een verborgen drijfkracht in ons leven, is van geheel ander gehalte dan hetgeen ons in de Schrift wordt geopenbaard. Zij leert ons de volstrekte eenheid van het menschelijik geslacht, want uit éénen bloede zijn allen. En zij leert ons ook de zedelijke roeping, die daaruit opkomt, als zij ons predikt de liefde tot den naaste. De Heilige Schrift stelt nimmer uitwendige belangen als een socialen grond, maar steeds eene scheppingsordinantie Gods, waaronder het creatuur besloten ligt. En zoo zien wij nu ook, hoe in Noach's geschiedenis zulk eene ordinantie uitgangspunt is voor de groepeering van al wat in de ark redding vinden zal. Die ordinantie is die van de familiale organisatie van het menschelijk geslacht, waarop om zoo te zeggen, de verbondsgedachte ingeënt wordt. Uit de Heilige Schrift wordt het duidelijk, dat de structuur van het gezin krachtens schepping zoó is bedoeld, dat naar Jezus' woord, die van den beginne de menschen gemaakt heeft. Hij ze gemaakt heeft man en vrouw. Doch ook weer niet zoo, dat zij als los naast elkander staande grootheden mogen worden beschouwd, doch zoo, dat er in het gezin, als eene organische eenheid, eene onderschikking heerscht, die met de gaven van man en vrouw samenhangt en door den apostel Paulus werd vergeleken met de verhouding tusschen Christus en de gemeente. De man is voor hem op grond der Schriften het hoofd der vrouw, gelijk Christus het Hoofd der gemeente is. De man is de behouder des lichaams. Voor de vrouw volgt daaruit, dat zij in de vreeze Gods geroepen is tot onderdanigheid, gelijk aan den Heere, dus niet eene slaafsche heerschappij zal over haar geoefend worden en zal zij hebben te dragen, maar eene onderdanigheid gelijk aan den Heere, dus gegrond in de overgegevenheid der liefde. Zoo is er dus in de verhouding van het gezin tegenover den Heere, in de verbondsverhouding diezelfde organische betrekking tusschen man en vrouw en verschijnt dus de man als het hoofd der geslachten. Daarom wordt ons hier van Noach en zijne zonen gezegd, dat zij eerst in de ank ingingen, terwijl er daarna sprake is van de vrouwen. Ook bij hun aller redding gaat het licht der verbondsgenade over hen op, blijkt de Heere zelfs in de beschrijving daarvan die verbondsgenade te handhaven. Zoo ontsluit dus Gods Woord een diep inzicht in den socialen samenhang der geslachten, gelijk die uit hunne genesis geboren wordt. In Noach worden zijne zonen mee besloten, om hem worden de zonen gered. Indien zij niet Noach's zonen geweest waren, hun zou geene plaats bereid zijn. Maar God stelt hen als in Noach voor Zich, al beteekent dit nog volstrekt niet, dat al deze geslachten denzelfden geestelijken ze­ gen ontvangen zullen en dat de zonen allen, om met den dichter te spreken, door den Heere op dezelfde wijze gerekend zullen worden in het opschrijven der volken. Doch dit doet niet af aan het feit, dat er tusschen Noach en zijne zonen, en ook dus met hunne vrouwen, een levensband bestaat, dien de Heere Zelve tusschen hen gelegd heeft. Daarin is dan ook een diepgaande sociale betrekking gegrond, geworteld in den sterken band des bloeds. Het uit elkander gesproten zijn heeft steeds als begeleidend verschijnsel de parentale affecties, die de ouders tegenover hunne kinderen, de kinderen tegenover hunne ouders gevoelen. Die natuurlijke affectie is de eerste factor van socialen aard in het menschelijk leven. Daarom is het gezin de grondcel der maatschappij en is voor de gezondheid van het maatschappelijk leven de normale ontwikkeling van het gezinsleven van de grootste beteekenis. De maatschappelijke ontwrichting, waardoor ons moderne leven zich kenmerkt, hangt onmiddellijk saam met de losweeking van het gezinsleven en de sexueele verwording, waaraan de hedendaagsche menschheid ten prooi is gevallen.
En zoo wordt het duidelijk, dat terwijl aan de eene zijde er eene schier ziekelijke overwoekering van het sociale is te bespeuren, anderzijds de grondcel van de gezonde samenleving aangetast wordt. Dit is het vruchtgevolg van de innerlijke ontkerstening der Westersche menschheid. Zij leeft niet meer naar Gods ordinantie, vraagt er niet meer naar, zoodat zij wezenlijk onder den schijn van socialen opbloei sociaal verarmt. Doch als Noach gered zal worden, dan laat de Heere over hem als verbondshoofd en over zijne betrekking tot zijne zonen, een licht opgaan, waarbij de sociale levensband, zooals die krachtens Gods ordinantie gelegd wordt, onderkend kan worden. Omdat Sem, Cham en Japhet Noach's zonen zijn, daarom worden zij in de ark behouden, en omdat die vrouwen de vrouwen zijn van Noach en zijne zonen, daarom worden ook die vrouwen gered. God rekent ze allen in dien eenen Noach, zoodat zij met dezen eene levenseenheid vormen. En daarin openbaart ons nu Gods Woord het wezenlijke, het ware karakter van den socialen samenhang. Opgekomen met de genesis der geslachten, wordt het in een zedelijk-godsdienstigen saamhang als omgezet door de verbondsgenade, waarmee de Heere Zijne kinderen zegent. In dien zegen des verbonds is de heiliging van den socialen band, die zich uit den aard der zaak veel verder over geslachten en stammen niet alleen, maar zelfs over volken uitstrekken kan. En waar de volken zich daarvan bewust worden, daar genieten zij ook van den rijken zegen der verbondsgenade, die voor geheel de sociale ontwikkeling van groote beteekenis is. Helaas, moeten wij, als wij daarvan nog iets willen zien, eeuwen teruggaan in de geschiedenis, in de geschiedenis van ons volk ook, omdat het moderne materialistische streven het egoïsme heeft omkleed met den socialen mantel. Maar er was een tijd, waarin die diepere geestelijke band een levenskracht was, die zelfs groote volkeren drong tot een kamp voor de heerschappij der Waarheid Gods, die in de Reformatie weder als een licht op den kandelaar geplaatst werd. Thans schijnt dit al verre van ons geweken, verschijnen deze geestelijk sociale banden als behoorend tot een onherroepelijk voorbijgegaan verleden, al blijft de Heere machtig om Zijn volk weder door die verbondsgenade saam te snoeren tot die groote, invloedrijke sociale eenheid, waardoor Zijne Kerk weder de leidsvrouw van het volk kan worden.
Zoo openbaart zich dus hier in de opeenvolging, waarmede Noach, zijne zonen en aller vrouwen worden opgesomd, een geestelijk sociale samenhang, die in de verbondsgenade is gegeven. Doch daarbij blijft het niet. Het sociale leven omsluit in Gods Woord met de menschen ook de dieren. Ook tusschen mensch en dier is er een door God zelven gelegde band. Hoe principiëel ook het onderscheid moge zijn, dat God gelegd heeft tusschen mensch en dier, hoe onvergelijkbaar zij ook zijn als twee volkomen heterogene grootheden, hoe de Schrift er ook steeds op uit is mensch en dier niet slechts te onderscheiden, maar ook af te scheiden, een punt is er toch, waarin beide samenkomen. Beide zijn zij Gods schepselen, beiden hebben zij denzelfden laatsten oorsprong, odk al is beider scheppingsweg verschillend. De mensch moge Gods beeltenis dragen, het dier uit de aarde en tot de aarde zijn, zoodat zijn leven niet verschijnt in eeuwig licht, toch zijn zij beide door den Zelfden Schepper in het aanzijn geroepen niet alleen, maar zijn zij ook van oogenblik tot oogenblik door diezelfde alomtegenwoordige voorzienige kracht Gods. En hier nu ook wordt het ons duidelijk geopenbaard : God zorgt ook voor de dieren, voor de reine zoowel als voor de onreine. Ja, Hij neigt Zijne ooren ook tot het geroep der onreine jonge raven. En zoo komt er van het reine vee en van het vee, dat niet rein is, van het gevogelte en al wat kruipt op de aarde, twee aan twee komen zij tot Noach in de ark. God Zelf is hun aller Leidsman en het geschiedt al naar Zijn gebod.
De Heilige Geest, dat blijkt hier uit de Schriftuurlijke teekening van aller weg tot redding, leert diep gevoelen de levensbanden, die de schepselen samensnoeren. Zij komen allen aan, door goddelijk licht geleid, in den weg Zijner voorzienigheid en God stelt ze ons Mer voor als eene levende eenheid, organisch saamverbonden door den band des levens, die door God in Noach gelegd, zich tot over de lagere scheppingsorde uitstrekt. Ook de dieren ontvangen den zegen der redding door den trechter des verbonds, dat de Heere met Noach opgericht heeft. Zoo ontspruit er uit dat verbond Gods een sociaal saam zich voelen en leven, dat In de ark der redding tot rijke en heerlijke openbaring komt. Hoeveel gelukkiger en geestelijk rijker zouden de volken zijn, als zij tot dat Woord wederkeerden en als de roepstem werd verstaan : „Gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht, schijnende in eene duistere plaats". Dan zou de dag aanlichten over onze crisis-nachten en de morgenster opgaan in het leven der volken om er weder te verspreiden de blijdschap en de vreugde met de vrijheid, die zij alleen bereiden kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's