Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE RECHTVAARDIGMAKING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer wezen wij reeds op de verwarring, die in de 18de eeuw ontstaan is hij de behandeling bovenal van het stuk der rechtvaardigmaking. Wij willen thans die verwarring nog van een andere zijde laten zien en nemen daarvoor Het Merch der  christene Godgeleertheid van Johannes a Marck en de Redelijke Godsdienst van W. a Brakel, beide werken, die meermalen herdrukt zijn en menigeen niet alleen licht hebben gegeven in tal van vraagstukken, maar ook tot blzondere troost en bemoediging zijn geweest in den geestelijken strijd.
Het gaat in deze verwarring niet om remonstrantsche en rationalistische motieven, zooals de vorige keer, maar om een geheele verandering in het spraakgebruik, zoodat men de rechtvaardiging niet anders omschrijft maar onder dezelfde woorden geheel iets anders verstaat.
Wij geven hier thans eerst de omschrijving van a Marck.
„De rechtvaardiging is (volgens hem) een weldaad van het verbond der genade, in welke God aan de uitverkorenen en van Hem geroepen menschen om de door het geloof aangenomen en dus toegerekende volle gerechtigheid van Christus, al haar zonden vergeeft en een volkomen recht ten eeuwigen leven schenkt, dit vonnis ook „aan hun gemoed door Zijn Woord, bondszegelen en Geest in verscheiden trappen en tijden openbarende tot prijs van Zijn genade".
De schenking en toerekening van Christus' gerechtigheid aan den zondaar, wordt hier niet onder de rechtvaardigmaking begrepen; evenmin het aannemen van deze genadegave, de omhelzing van Christus, die door velen de lijdelijke rechtvaardigmaklng werd genoemd in onderscheiding van de schenking van Christus' gerechtigheid, als de dadelijke, maar de rechtvaardigmaking volgt, hier eerst op deze beide daden, zoodat zoowel de daad Gods, waarbij Hij den zondaar den mantel der gerechtigheid omhangt, als de daad des geloofs, waardoor Christus en Zijn borggerechtigheid worden omhelsd, aan de rechtvaardigmaking voorafgaan.
De voorstelling is dus eenigermate deze — we maken maar van deze beeldspraak gebruik, omdat men deze nog telkens tegenkomt — dat, nadat een zondaar Christus door het geloof heeft aangenomen ter rechtvaardiging. God Zijn vierschaar spant en die zondaar daar verschijnt, bekleed met het kleed van Christus' gerechtigheid. De aanklager der broederen wordt dan smadelijk weggezonden, want God van den hemel verklaart dezen mensch, die daar met Christus in zijn armen voor Hem verschijnt, voor gansch rechtvaardig.
Wat wij in deze voorstelling afkeuren, is niet de zaak op zichzelf. Ongetwijfeld weet ook de Schrift van een dergelijke bevestiging en verzegeling des geloofs, maar afkeurenswaardig is het, dat men deze nu de eigenlijke rechtvaardiging gaat noemen. Daardoor heeft men een Babylonische spraakverwarring opgeroepen, want dat hebben de reformatoren nooit onder rechtvaardiging verstaan en ook onze belijdenisgeschriften kennen deze definitie niet.
De omschrijving, die a Brakel geeft, is nagenoeg aan die van a Marck gelijk.
„Rechtvaardigen", zoo zegt hij, „is een genadewerk van God, als rechtvaardige rechter, de uitverkorenen om de gerechtigheid van Christus, „den Borg, hen van God toegerekend en van het geloof aangenomen, vrijsprekende van schuld, en straf en hen verklarende erfgenamen des eeuwigen levens".
Ook hier volgt de rechtvaardigmaking eerst op de omhelzing van Christus door het geloof.
Hoezeer men zich bij de omschrijving van de rechtvaardigmaking liet leiden door den weg waarlangs een christen tot kennis van zijn rechtvaardigmaking komt, blijkt uit het volgende.
In de rechtvaardigmaking, aldus a Brakel, in paragraaf 27 van het hoofdstuk over dit onderwerp, werkt het geloof aldus : „Het geloof neem vooreerst aan de gerechtigheid van den Borg Jezus Christus op grond, dat zij hem van Christus was aangeboden met vele opwekkingen om in het aannemen vrijmoedigheid te gebruiken ; de mensch dus de volmaakte gerechtigheid in Christus hebbende bekomen. Hem hebbende aangedaan, en met de kleederen des heils en den mantel der gerechtigheid bekleed zijnde, zoo keert de geloovige zich daarop met de aangenomen en geëigende gerechtigheid tot God en vertoont die gerechtigheid aan Hem en begeert daarnaar geoordeeld en gerechtvaardigd te worden en vraagt  met een goede consciëntie door de opstanding van Jezus Christus aan God, of door Christus' lijden zijn zonden niet zijn betaald, of hij door „Zijn gehoorzaamheid geen recht heeft ten eeuwigen leven ? Meteen keert de geloovige zich tot de beloften, die gedaan zijn aan degenen, die „Christus en Zijn gerechtigheid aannemen, n.l. dat „zij vergeving van zonden hebben en het eeuwige „leven. Deze geven getuigenis al de profeten, dat „een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der „zonden ontvangen zal door Zijn Naam Die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Deze en dergelijke beloften brengt de geloovige tot God en met deze werkende en pleitende, zoo merkt hij die beloften aan als een stemme Gods tot hem sprekende — want het is Gods Woord — zich die beloften toeëigenende als aan hem gedaan en dus hem vrijsprekende van schuld en straf en hem verklarende een erfgenaam des eeuwigen levens. En gelijk de Heilige Geest In die tijd en in die werkzaamheden het geloof werkt, zoo bekrachtigt Hij die waarheden ook op de ziel, welke hij geloovende (d.i. als hij ze gelooft) zoo hoort hij zich van God rechtvaardigen, ja, de Heilige Geest gaat wel verder en verzegelt de ziel en doet ze wel smaken, niet alleen dat zij gerechtvaardigd is, maar ook wat het is, welke zaligheden daarin opgesloten zijn, gerechtvaardigd te zyn en geeft ze vrede en blijdschap".
Het is allerminst onze bedoeling om aanmerking te maken op de wijze, waarop hier de werkzaamheden van een christenziel ons geteekend worden. Onze Vaderen waren goede kenners van wat er in een menschen en christenhart omging, al vergaten zij wel eens, dat de een gansch anders geleid wordt dan de ander. Trouwens dat vergeet menigeen ook in onze dagen en vandaar de poging om de eenigheid des waren geloofs niet terug te brengen tot de belijdenis van dezelfde waarheid, maar tot een vervelende eenvormigheid van gemoeds-en gevoelsleven in de bekeernig, waardoor de verscheidenheid, die al Gods werken eigen is, verloren gaat.
Mijn bedoeling met deze aanhaling is om er op te wijzen, hoe ook a Brakel niet alleen de vereeniging des geloofs met Christus aan de rechtvaardigmaking laat voorafgaan, maar duidelijk laat zien, dat hij tot deze omschrijving is gekomen vanuit de beleving van den christen, zooals hij die kende en voor zich zag.
Twee gewichtige bezwaren brengt dit mede. Tegen het eerste zij opgemerkt, dat hier op den duur de uitdrukking, dat God uit genade rechtvaardigt, niet te handhaven is. Als een zondaar bekleed is met Christus' gerechtigheid, is zijn verwerping niet meer rechtvaardig te noemen en is zijn rechtvaardigverklarlng eigenlijk meer een daad van rechtvaardigheid dan van genade. In dezen weg snydt men langzamerhand het hart uit de rechtvaardigmaklng uit en berooft dit stuk van den troost, die de hervormers daarin vonden, toen zij vermoeid en belast waren door al die inzettingen, die Rome op hun schouderen had geladen en nochtans in hun eigen werken, al waren zij zuchtende tot God volbracht, geen ruste vonden.
Wij hebben reeds gezegd, dat wij de omschrijving van a Marck en a Brakel op zich zelf genomen, niet onschriftuurlijk achten. Zij kunnen ten deele zich ook op de Ned. Geloofsbelijdenis beroepen. Maar hun fout is, dat zij, wat ongetwijfeld mede tot de rechtvaardigmaking gerekend mag worden, tot het een en al van dit stuk maken, terwijl zij omgekeerd het a, b, c van de rechtvaardigmaking buiten dit stuk plaatsen en het slechts een plaats gunnen tot dit stuk.
Het a, b, c van de rechtvaardiging is volgens de hervormers de berekening van Christus' gerechtigheid aan den zondaar, de vergeving van al zijn zonden en zijn volkomen vrijspraak, die daarin besloten ligt. Deze schenking van Christus' gerechtigheid met al wat daarin besloten ligt, is een daad van vrije genade. Dit alles wordt ons om niet, zonder prijs of geld geschonken. Dit wat de Schrift noemt, de rechtvaardigheid toe rekenen zonder de werken, zeggende: Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden vergeven zijn en welker zonden bedekt zijn. Zalig is de man, welken de Heere de zonde niet toerekent. (Rom. 4 vers 7, 8).
Deze wondere genade nu, die uit de vrijmacht van Gods liefde opkomt, die niet op het geloof gegrond is, maar door het geloof wordt aangenomen, deze vrijspreking en rechtvaardiging uit genade wordt uit het stuk van de rechtvaardigmaking uitgelicht en onder dak gebracht bij de z.g.n. aanbieding des evangelies, waardoor van hare kracht en troost heel wat verloren gaat, terwijl de rechtvaardigmaking zelf niet alleen verminkt wordt door de afsnijding van zulk een belangrijk stuk, maar ook het feit. dat zij thans op het geloof volgt, het gevaar groot maakt, dat zij op het geloot gegrond wordt.
Het tweede bezwaar tegen de omschrijving van a Marck en a Brakel is, dat zij tot hun definitie komen vanuit de beleving van den christen. Wij zien ook In dit opzicht, hoezeer deze mannen, niettegenstaande hun ongeveinsde liefde voor de waarheid, kinderen van hun tijd zijn geweest én den tol aan de subjectivistische strooming hebben betaald.
Vóór alle dingen behoort voor ons vast te staan, dat onze beleving gevormd moet worden naar en door de waarheid', maar dat niet omgekeerd de waarheid moet of mag gevormd naar de beleving. In dat laatste geval wordt de mensch zelf norm der waarheid en keert hij zich tot zijn innerlijk zieleleven, d.i. tot zichzelf om God en Zijn waarheid te leeren kennen.
Niet de weg, waarlangs de mensch tot kennis zijner rechtvaardigmaking komt, 'kan ons leeren, wat de rechtvaardigmaking is, maar de rechtvaardigmaking, die ons in Gods Woord geleerd wordt, wijst aan, hoe wij haar behooren te kennen en hoe wij tot haar kennis komen.
De waarheid, ook de waarheid der rechtvaardigmaking, is niet de neerslag van ons nadenken of van ons geloof of van onze beleving, maar de waarheid is wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft van den weg des levens. Nooit is de waarheid een vrucht van ons geloof, maar integendeel, het geloof is vrucht der waarheid, door de kracht der waarheid verwekt. Daarom wordt God niet door ons geloof tot onze vrijspreking gebracht, maar de vrijspraak, waarmede God uit genade de zonden vergeeft, brengt tot geloof.
Dat a Marck en velen met hem, dit in het stuk van de rechtvaardigmaking voorbij hebben gezien, komt niet voort uit een verloochening van de waarheid, maar is enkel het gevolg van een verkeerde methode. Niettemin is deze afbuiging van de rechte lijn naar het subjectivisme een gevaarlijke geweest, want na hen zijn de velen gekomen, die in deze verkeerde methode hun afwijking van de waarheid hebben gegrond en haar daarmede hebben verdedigd. Er is geen vastigheid meer, als men van den mensch uitgaat om van hem tot God op te klimmen. De Schrift weet alleen van een God, die zich tot den mensch neerbuigt en Zijn Woord tot hem doet uitgaan. De mensch hoort wat God spreekt en ontvangt, wat God geeft, of hij hoort niet en ontvangt niet, maar de mensch, die de waarheid uit zijn eigen binnenste wilü voortbrengen, is een bedrieger. Hij maakt zich zelf een god en buigt zich voor het werk zijner handen.
O. a/d IJ.

Woelderink

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's