Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDOM DE LEESTAFEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

NAAR HET HERSTEL DER KERK.
Brochurenreeks van het Ned. Herv. Verbond tot Kerkherstel. Eerste serie No. 1. De Kerkorde van 1816 door prof. dr. Th. L. Haitjema. Uitgave : H. Veenman en Zonen. Wageningen.
Afbreken kan een kleine jongen. Voor opbouwen hebben we groote menschen en vaklui noodig. Er zijn er velen die de Hervormde Kerk willen afbreken. Maar dat moeten we niet doen. De afbrekers moeten maar elders een onderdak zoeken. Misschien is 't daar minder voordeelig, maar dat moet men als eerlijke menschen, er voor over hebben. Als men dan inderdaad iets anders wil hebben, een ander kerkelijk leven, welnu dan moet men 't er voor over hebben om elders heen te gaan. Dan komt de zaak ten onzent ook zuiverder te staan. De Ned, Hervormde (Gereformeerde) Kerk is in verval, zij moet hersteld worden; zij moet weer opgebouwd worden, naar de beginselen van haar belijdenis, waarin ook de beginselen van de Kerkorde, van de Kerkregeering zijn te vinden. In onze uitgave van „De Drie Formulieren van Eenigheid" (4e druk, Kemink en Zoon te Utrecht, ƒ 0.60) hebben we bij de artikelen 30—32 van de Ned. Geloofsbelijdenis, waar over „de regeering der Kerk" gesproken wordt, breede aanteekeningen gegeven, om de lijnen van Gereformeerde Kerkregeering nog eens uit te stippelen.
Wij hebben daar o.a. geschreven : „De lijnen voor de Kerkregeering zijn uitgewerkt in de Dordtsche Kerke-ordening van 1619, waar een presbyteriale Kerkvorm wordt omschreven. "In artikel 2 wordt daar gezegd : „De Diensten zijn vierderlei: van de Dienaren des Woords, van de Doctoren, van de Ouderlingen en van die Diakenen". In artikel 29 staat: „Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden : de Kerkeraad, de Classicale Vergaderingen, de Particuliere (of Provinciale) Synode en de Generale Synode". Artikel 30 bepaalt: „In deze samenkomsten zullen geen andere, dan kerkelijke zaken en dezelve op kerkelijke wijze verhandeld worden. In meerdere (d.w.z. broedere) vergaderingen zal men niet handelen, dan hetgeen in mindere niet heeft afgehandeld 'kunnen worden of dat tot de Kerken" (d.w.z. plaatselijke gemeenten) „der meerdere vergadering in 't algemeen behoort", enz. enz. Bij artikel 32 hebben we dan aanteekening inzake de Roomsche wijze van Kerkregeering.
De beginselen van de Dordtsche Kerkorde, dat
de beginselen van onze Ned. Geloofsbelijdenis zijn, zijn we in 1816 kwijt geraakt. Toen is de hand des Konings er tusschen gekomen en die heeft eenvoudig de wissel verlegd, in strijd met de Grondwet, in strijd met het wezen der Kerk.wet, in strijd met het wezen der Kerk.
Hierover schrijft prof. Haitjema en bespreekt dan de Kerkorde van 1816.
Het is van groot belang, dat we weten hoe alles in 1816 is toegegaan. In onze brochure „Een Honderdjarige" (rede, gehouden op onze Jaarvergadering in 1916) hebben wij dat indertijd ook gedaan. Door prof. Haitjema wordt het weer op een andere manier gedaan en tal van interessante gegevens worden hier hij gebracht.
Ook de beginselen van de Kerkorde van 1816 zelve worden besproken (bladz. 12 enz.) en het is vooral noodig hierop te letten. Vóór 1816 is de Kerk „van eigen rechte" ; zij regelt haar eigen zaken (hoewel de Regenten practisch overal héél veel macht en invloed hebben !), maar in 1816 wordt het anders. Bij Koninklijk Besluit wordt het Algemeen Reglement uitgevaardigd ! „Alle de leden der eerste Synodale Vergadering worden door den Koning benoemd" (art. 17). President en vice-president worden door den Koning benoemd (art. 17). De vaste Secretaris wordt door den Koning benoemd (art. 19). De vergaderingen van de Synode (gewone èn buitengewone) mogen niet worden gehouden dan met goedvinden van den Koning (art. 20). Ook de leden van de Provinciale Kerkbesturend!) enz. worden voor de eerste maal onmiddellijk door den Koning benoemd en voor de toekomst ook door den Koning, maar dan uit tallen, door kerkelijke instanties aan te bieden (artt. 31, 32, 57, 58). Ieder Provinciaal Kerkbestuur heeft een President, door den Koning benoemd (art. 37).
Gewezen wordt verder op „het verburgerlijkt wereldsch karakter" van deze Kerkorde van 1816. Neem maar aanstonds artikel 1, dat aldus luidde : „Tot het Hervormd Kerkgenootschap behooren allen, die, op belijdenis des geloofs, tot ledematen zijn aangenomen ; dezulken, die in de Hervormde kerken gedoopt zijn ; en diegene, welke in andere landen, als tot het Hervormd Kerkgenootschap behoorende, erkend, zich hier te lande ter neder zetten, mits door behoorlijke bewijzen of attestation van hunnen doop of lidmaatschap buitenslands hebbende doen blijken". De Kerk werd dus gemaakt tot een Kerkgenootschap, een vereenigingsvorm van puur wereldschen aard, welke hare leden heeft in de enkele personen (personen en niet kerken). Op de plaatselijke gemeenten wordt geen acht geslagen. De Hervormde Kerk is een algemeen nationaal genootschap, dat zonder meer bestaat uit de individuen, die er lid van zijn ! (Dat is nu anders ; zie artikel 1 van het tegenwoordig Algemeen Reglement). Ook zocht men voor de besturen naar „kundige en aanzienlijke leden der Kerk", ook al stonden ze niet in het ambt (oudouderlingen werden genoemd).
Tenslotte wordt dan gesproken over het hiërarchisch Synodale van de Kerkorde van 1816. Van boven af zou er worden geregeerd. Het geestelijk ambt komt niet in aanmerking, besturen zullen alles doen. Artikel 3 luidde : „Het bestuur der Hervormde Kerk wordt synodaal, provinciaal, classlcaal en gemeentelijk uitgeoefend", 't Is overal „van boven af". De Synode gaat voor­ p (niet als Synode of breede vergadering der Kerk, maar als Synodaal bestuur). De Kerkeraden komen achteraan (en hoe ? ). Tot 1852 was er zelfs geen Reglement voor de Kerkeraden. „Van boven af" ging alles. Daarbij moesten de predikanten sterk vertegenwoordigd zijn; één ouderling (of oud-ouderling, die dus niet in het ambt stond) was genoeg in de Synode. En deze predikanten kwamen tot die bestuursmacht niet vanwege hun geestelijk ambt, doch veeleer, omdat zij bij de Regeering gunstig bekend staande „ambtenaren" waren. Typisch is ook, dat de predikant, die lid van het Provinciaal Kerkbestuur was, voor zijn Class, ressort automatisch in dit ressort Voorzitter van het Classicaal Bestuur moest worden (art. 56) ! Het hiërarchisch-Synodaal beginsel in den top !
Dan nóg een opmerking. De Kerkorde van 1816, die een verburgerlijkt, wereldsch karakter draagt (zie boven) is er stelselmatig op uit, om de leer der Kerk wèg te werken onder de Reglementen. Het wezen der „Hervormde Gezindheid" kwam te liggen in de Reglementen, inplaats van in de Belijdenis der Kerk. Wel sprak artikel 9 van dit Algemeen Reglement o.a. ook van de handhaving van de leer der Kerk als een van de hoofdfunctiën „van allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur belast zijn". Doch over den zin van dit handhaven werd in Maart 1816 de Classis Amsterdam (die een Protest had ingezonden) reeds zéér onbevredigend ingelicht, toen de Regeerings-Commissaris RepeIser van Driel „het besturen der Kerk" in tegenstelling bracht met „leerstellige geschillen beslissen". En in de installatie-rede, door den zelfden Comm.-Generaal uitgesproken bij de opening der eerste Synode, wordt op nog verbijsterender wijze gedemonstreerd dat de Belijdenis der Kerk voortaan geen levende beteekenis meer hebben zal voor het kerkelijk leven, wanneer hij de clausule „handhaving der leer" begint uit te leggen : „Door de ondervinding voorgelicht, zult gij, Mijne Heeren ! de zuiverheid dezer leer door den eenigen goeden waarborg verzekeren ; namelijk door het vaststellen van inrichtingen, geschikt om den waren christelijken geest in leeraars en gemeenten te bewaren en te versterken, door de vermeerdering van godsdienstige kennis.
In het Reglement op het Examen werd in art. 38 de proponentsformule prijsgegeven aan de jammerlijkste dubbelzinnigheid op een kernpunt als de verhouding van Schrift en Belijdenis. Hoe moest het „overeenkomstig Gods Heilig Woord" verstaan worden, als de a.s. predikant beloofde, dat hij de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de aangenomen Formulieren van Eenigheid der Ned. Hervormde Kerk is vervat, ter goeder trouw, aannam en hartelijk geloofde ? In den zin van een streng „omdat", of van een aan het individueel geweten over te laten „voor zoover" ? (de kwestie van „quia" en „quatenus").
Een bron van ellende is dit alles geworden en tot op dit oogenblik gaat de ellende voort, ook al is er in sommige dingen in 1852 verandering gekomen (in zeker opzicht ook wel verbetering). De besturen-macht is gebleven en de ambtsgedachte bleef geheel in de schaduw. De belijdenis bleef opgeborgen m de onderaardsche museumruimten onzer gereglementeerde Kerk. De moeilijkheid van de kwestie om te komen tot verandering zit wel mee hierin, dat de Staat de Kerk eerst heeft gekneveld, en als zij dan aan handen en voeten gebonden ligt, trekt de Overheidsmacht zich terug en wenscht, dat de Kerk voortaan haar eigen zaken regele ! Zoo zaten we met de Synodale bestuursorganisatie en zoo zitten we er nóg mee.
Prof. Haitjema bespreekt aan het slot van zijn brochure nog de kwestie : „Zullen we den Staat niet te hulp roepen, om onze Kerk te bevrijden uit haar onnatuurlijk keurslijf, Kaar door den Staat aangemeten ? "
Zijn antwoord is : „Hiertegen dient op het ernstigste gewaarschuwd. Deze kunstgreep kan de Regeering in onze dagen nooit verrichten, stel al dat zij tot intrekking o.a. van het Koninklijk Besluit van 1816 bevoegd was". En verder : „De verhouding van Kerk en Staat mag nooit tot principieele omzetting worden gebracht, van den Staat uit. De nieuwe lente en het nieuwe geluid moeten in de Kerk en de organisatie der Kerk beginnen".
„Wij hebben Gods eisch verstaan : dat wij onvermoeid rondom de muren van ons kerkelijk Jericho moeten blijven trekken, tot spot van velen, die onmiddellijk de groote aanvullende daden willen zien".
De brochure is in handig formaat, keurig van vorm, uitgegeven.
Wat de inhoud betreft, was onze verwachting hóóger, dan ons hier geboden wordt. Er was over dit onderwerp nog wel iets meer te zeggen geweest. Maar de omvang van de 'brochures dwingt waarschijnlijk tot groote beknoptheid.
Het onderwerp is de moeite waard om er onze volle aandacht aan te geven. We moeten in deze niet vertragen; dieper en dieper graven ; en in geloove vooruit!
't Is 's Heeren zaak, waarvoor wij strijden ! Waar zijn de handen, die de heilige banier overnemen en voortdragen van Oost naar West, van Noord naar Zuid ?
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's