Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

UIT HET ONGESCHREVEN WOORD.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 7 : 12—16. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten. Even op dien zelfden dag ging Noaoh, en Sem en Cham en Japhet, Noachs zonen, desgelijs Noach's huisvrouw en de drie vrouwen zijner zonen, met hen in de ark : zy en al het gedierte naar zijnen aard en al het vee naar zijnen aard en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijnen aard en al het gevogelte naar zijnen aard, alle gevogelte van allerlei vleugel. En van alle vleesch, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark. En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vleesch, gelijk als hem God bevolen had. En de Heere sloot achter hem toe.

XX.
4e Serie.
Zoo was dus het oordeel aangevangen. Ben langdurige plasregen was veertig dagen en veertig nachten op de aarde. De krachten des hemels brachten dezen stortvloed over haar, ontwikkelden een geweldige overstrooming, zooals nimmer was aanschouwd. Zelfs kan het eene vraag zijn, of er voor den zondvloed wel regen op de aarde is geweest. Immers, de Schrift leert ons en de heugenis der menschheid moet de gedachtenis daaraan hebben bewaard, dat er in den aanvang van het bewoonbaar worden dezer aarde, geen regen bekend was. In Genesis 2 : 5 wordt eene nieuwe beschrijving van de schepping gegeven in verband met de aarde. Daar luidt het aldus : „Ten dage als de Heere God de aarde en den hemel maakte en allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot". En dan wordt er als eene bijzonderheid aan toegevoegd : „want de Heere God had niet doen regenen op de aarde", terwijl in vers 6 tot verklaring wordt gezegd: Maar een damp was opgegaan uit de aarde en bevochtigde den ganschen aardbodem". Wij lezen in Gods Woord niet, dat er tusschen de ultdrijiving van den mensch uit het paradijs en den zondvloed regen gevallen is. Zoodat de vraag opkomt, of wij hier niet van doen hebben met een geheel anderen climatologischen toestand op aarde, dan er na den zondvloed ingetreden is. Dat er uit dit oogpunt eene groote verandering viel op te merken, blijkt uit Gods Woord duidelijk, want de Heere heeft aan Noach, nadat hij uit de ark was gegaan en zijne offerande van dankzegging had gebracht, de belofte gegeven (Genesis 8 : 22) : „Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiïng en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden". Dit wijst op een uitreden van den thans nog heerschenden climatologischen toestand, die verschillend is van hetgeen voorheen was. Het is bovendien merkwaardig, dat ook de beschouwingen, die door de natuurwetenschap gegeven worden van de geschiedenis der aarde, zooals zij in den tijd, dat de mensch reeds op aarde verschenen was, niet slechts van groote koude spreken, en van eene periode van geweldige regenvloeden, maar ook van eene atmospheer, die met waterdamp was bezwangerd. Sommigen spreken zelfs van een tijd, waarin „een mantel van mist" en nevel de aardoppervlakte toedekte. In Gods Woord is in elk geval de tijd bekend, dat er van regen nog geen sprake was, doch een damp uit de aarde was opgegaan, toen er nog geen mensch was om den aardbodem te bouwen.
Indien er nu vóór den zondvloed geen regen is geweest, dan wordt daardoor Noach's geloofsgehoorzaamheid nog des te klaarder in het licht gesteld. Immers, dan wist ook Noach niet wat regen eigenlijk was. De Heere was dan ook begonnen met den ondergang der oude wereld aan Noach te openbaren, maar zonder te spreken van den vloed. God zou met de menschen de aarde verderven. En dan ontvangt Noach opdracht de ark te bouwen. En dan wordt hem eerst in dit hoofdstuk aangekondigd, dat de regen komen zal. Voor Noach moest dit wel als een wondere verborgenheid zijn. En toch, hoewel met dit alles onbekend, toch gehoorzaamt hij stipt. Zoo staat hij als de groote geloofsheld, die, alleen op Gods getuigenis afgaand, zich aan Zijne leiding overgeeft. Hij vraagt niet, hoewel hij niet weet; weifelt niet, ook al is Gods daad hem verborgen, doch doet alleen hetgeen de Heere hem voorlegt. Zoo is hij het blijvend exempel voor de eeuwen, die volgen, opdat Gods volk zal weten, hoe in dien weg het einde zeker zaligheid brengt.
De plasregen viel. En was dit niet een geheel onbekend verschijnsel voor Noach en de oude wereld, dan was het toch in elk geval een ongekend geweldige regen, zooals vóór dezen nimmer was aanschouwd. Een geheel ongewoon natuurverschijnsel trad voor de oogen der verbaasde wereld in. Haar gewone levensgang werd onderbroken. De Heere Jezus heeft ons het onverwachte van dit verschijnsel zoo geteekend, dat wij er uit leeren kunnen, hoe de toenmalige menschheid er plotseling, zonder dat zij er ook maar in het minst op voorbereid werd, door overvallen werd. Wanneer Hij in Matth. 24 : 36 spreekt over den jongsten dag, waarop Zijne uitverkorenen zullen byeenvergaderd worden en het teeken van den Zoon des menschen in den hemel zal verschijnen, en Hij zal komen op de wolken des hemels en de geslachten der aarde zullen weenen en den Zoon des menschen zien, dan voegt Hij er aan toe : „Doch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen in de hemelen, dan mijn Vader alleen". En om dan het plotselinge, onverwachte ook van Zijne wederkomst af te malen, doet Hij een .beroep op wat er met Noach is gebeurd. „Gelijk de dagen van Noach waren", zoo zegt Hij, „alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen". En Hij teekent de onbezorgdheid, die ^er hi de oude wereld heerschte. Zij aten en dronken, trouwden en gaven ten huwelijk tot den dag toe, tn welken Noach in de ark ging en bekenden het niet. De oude wereld had er geen besef van. Zij leefde, zooals ook wij leven, voor de toekomst, die zij zich als het heden voorstelde, doch verrijkt met de idealen van geluk en genot, voorspoed en vreugde. Zoo trouwen immers de menschen met schoone en heerlijke verwachtingen, die de toekomst zal vervullen. Zoo was het in de dagen van Noach in de oude wereld. Er heerschte eene levensbeschouwing als die der latere Epicureën, even materialistisch als die van onzen tijd.
Het is merkwaardig, hoe in onze dagen diezelfde levenstoon, die in de oude wereld heerschte en ons alzoo door den Heere Jezus Christus wordt geteekend, zelfs in de kringen der Kerk is doorgedrongen als het bewijs van de vermaterialiseering van dit moderne leven. Men heeft niet slechts gesnoeid aan de belijdenis onzer oud-Vaderlandsche Kerk, maar de hand ook uitgestrekt naar de van ouds gebruikte formulieren, met name het huwelijksformulier aan eene zoogenaamde revisie onderworpen. En wie nu een bewijs wil voor de verwording en verwatering van het geestelijk leven in de kringen der Kerk, die kan het tastbaar voor zich zien in de wijze, waarop ons oude huwelijksformulier werd mishandeld om het pasklaar te maken voor den materialistischen geest des tijds. Immers ons oorspronkelijke formulier begint met Bruid en Bruidegom te herinneren aan de werkelijkheid des levens, door hun voor te houden, dat „den gehuwden gemeenlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde is toekomende", om daarna te wijzen op de toorn der hulpe Gods onder het levenskruis. Daardoor gaf dit formulier een exempel van de nuchterheid, waarmede onze Vaderen in het licht van Gods Woord het leven waardeerden, zelfs op den dag des huwelijks. Hun zin voor de werkelijkheid en waarachtigheid, onder het licht van Gods Geest hun bereid, sprak zich alzoo op treffend juiste en schoone wijze uit. Zelfs in dien oogenblik, waarin de menschen van nature geneigd zijn aan de werkelijkheid voorbij te gaan, haar te zien in buitengewonen glans, herinnert hen de Kerk der Vaderen aan het leven met zijne schaduwen, opdat zij van alle valsche en vooze idealisme zullen worden verlost en alzoo voor bittere teleurstellingen behoed. Doch de verknoeiers onzer formulieren hebben van den diepen zin van het formulier geen besef meer gehad. Zij vonden, dat op den huwelijksdag het zoo somber klonk te spreken van tegenspoed en kruis, vanwege de zonde ons toekomend. En alzoo schrapten zij dat treffend juiste, maar ook treffend schoone begin. Daarom ook schoon, vanwege de ontroerende tegenstelling tusschen het heden van bruid en bruidegom en de levende werkelijkheid. Dat geweldig contrast mogen zij thans niet meer ontwaren. Doch zoo wordt het ook duidelijk, hoe de geest der oude wereld in de hedendaagsche kerkelijke wereld de stille drijfkracht is geworden, die afvoert van het fundament der werkelijkheid, die toch ten laatste alleen beslist. Er heerscht dus blijkbaar de geest van Epicurus, ook al meent men zich verre van hem. De Heere Jezus wijst op die dagen van Noach voor den vloed. Zij waren etende en drinkende, trouwende en uithuwelijkende, zonder eenig besef van de ontroerende werkelijkheid der dreigende oordeelen Gods. Dat was en bleef zoo, tot op het moment, waarop Noach in de ark ging. Zij toekenden het niet. Zij hadden er geen benul van en gingen alzoo hun ondergang tegemoet. Zooals het dier ter slachtplaats wordt geleid, zonder begrip van zijn uitgang, zoo leefde de wereld voort en leeft zij heden ten dage nog voort, vervuld van toekomst-idealen, van begeerten en wenschen, van zucht naar weelde en genot, onbewust van het einde, dat, hoezeer het ook schijnt te vertragen, toch onmiddellijk nabij is. Wat van ons persoonlijk leven geldt, dat er ééne schrede is tusschen ons en den dood, dat wij van het eeuwige slechts gescheiden zijn door het gordijn van de stof, dat geldt ook van het leven der gansche wereld. Zij staat vlak voor haar einde, al kunnen onze oogen het nog niet zien, tenzij dan als bij Noach, het licht van Gods Geest over ons opga. Dan zullen wij verstaan van de behoefte, onze ziel te mogen uitdragen als een buit.
Zoo was het bij Noach. Hij leefde als het kind Gods in het geweldig contrast met de wereld rondom. Niemand begreep hem en niemand kon hem begrijpen. Ieder haalde over dien dwazen man de schouders op. Doch hij arbeidde voort op Gods bestel. Niets ter wereld kon hem aftrekken van deze wondere taak, die hij aanvaard had in het geloof aan Gods Woord. En nu was er de plasregen, plotseling, onverwacht. Voor hunne oogen voltrok zich een natuurgeschieden, zooals het later eeuwen door 'David werd bezongen : „Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijne voeten. Duisternis zette Hij tot Zijne verberging, rondom Hem was Zijne tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. En de diepe kolken der wateren werden gezien en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o Heere ! van het geblaas des winds van Uwen neus." Onder dit 'geweldig, plotseling opkomend natuurverschijnsel ging de oude wereld onder. Zij had geen tijd meer om er zich op te bezinnen, wat er eigenlijk plaats greep. In haar ijdelheid en dwaasheid, haar weelde en haar 'genot, in alle hare idealen werd zij plotseling beschaamd. Hare cultureele verwachtingen gingen onder en hare afgoden werden voor hare oogen tot ijdelheid. Doch juist op dien dag, op datzelfde vreeselijke oogenblik, ging Noach in de ark. Hij en de zijnen, en al het gedierte, al wat de Heere hem had geschonken. En alzoo werd aan dezen held des geloofs de belofte vervuld, die de Heere aan alle Zijne kinderen heeft gegeven : „Hij zond van de hoogte. Hij nam mij. Hij trok mij op uit groote wateren".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's