Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET MORGENGEBED
O barmhartige Vader, wij danken U, dat Gij dezen nacht zoo getrouw voor ons; gewaakt hebt en bidden U, dat Gij ons wilt sterken met Uwen Heiligen Geest, die ons voortaan geleide. Dat wij dezen dag (mitsgaders alle de dagen onzes levens) mogen besteden tot alle gerechtigheid en heiligheid ; en wat wij in handen nemen, dat onze oogen altijd zien, om Uwe eere te verbreiden, alzóó, dat wij al den voorspoed onzes voornemens van Uwe milde hand alleen verwachten.
En opdat wij zulke genade van U verkrijgen, wil ons (naar Uwe belofte) vergeven al onze zonden, om het heilig lijden en bloedvergieten van onzen Heere Jezus Christus ; want zij zijn ons van harte leed.
Verlicht ook onze harten, opdat wij, alle werken der duisternis afgelegd hebbende als kinderen des lichts in een nieuw leven mogen wandelen in alle Godzaligheid.
Geef ook Uwen zegen tot de verkondiging van Uw Goddelijk Woord. Verstoor alle werken des duivels. Sterk alle getrouwe Kerkedienaars en Overheden Uws volks.
Troost alle vervolgde en benauwde harten, door Jezus Christus, Uwen lieven Zoon, die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles, wat wij U in Zijnen Naam bidden, zekerlijk geven zult. Amen.
[Onder dit Morgengebed, voorkomend in onze Kerkboekjes — als 't goed is — volgt dan het Onze Vader èn de Wet der tien Geboden],

DE KINDERDOOP
In ons Doopformulier staat: „En hoewel onze kinderen deze dingen niet verstaan, zoo mag men ze nochtans daarom van den Doop niet uitsluiten enz."
't Gaat over de vraag : of onmondige kinderen er óók bij hooren in de Gemeente des Heeren. Is het wel voor zulke kleine, onmondige kinderen — kinderen die hun mond er nog niet insteken kunnen, die nog niet meepraten kunnen, die er nog geen weet van hebben ?
Ons Doopformulier zegt: Daarom, omdat ze nog onwetend van deze dingen zijn, mag men ze niet van den Doop uitsluiten.
Onwetend zijn ze ook in Adam de verdoemenis, de verlorenheid met al den vloek en ellende, deelachtig. En alzóó mogen, ja moeten zij ook tot den Doop worden toegelaten, om in Christus tot genade aangenomen te worden. Gelijk God spreekt tot Abraham, den vader van alle geloovigen, zeggende (Gen. 17 : 7): Ik zal Mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad na u, in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uwen. zade na u".
Voor onze kleine, onmondige kinderen is er hier dus sprake van : het verbond Gods.
Onder het Oude Testament ging 't om : het Verbond Gods. Onder het Nieuwe Testament gaat het weer om : het verbond Gods. En zóó behooren de kinderen der geloovigen, van degenen die in de Gemeente des Heeren begrepen zijn en met de Gemeente des Heeren meeleven, er bij. Door het Verbond Gods.
Niet dus door hun meeweten van de dingen. Niet d, oor hun gelooven en belijden. Want de kinderen weten er niet van. Hebben nog geen geloof. Kunnen nog niet belijden. Maar het Verbond Gods spreekt hier mee. Het Verbond  Gods is hier alles !
Dat was in de oude Kerk, onder het Oude Verbond, zoo, toen het teeken des besnijdenis er was. Dat is onder het Nieuwe Testament zoo, nu het sacrament van den Heiligen Doop er is, 'dat onder het teeken van water bediend wordt, waarbij de, door het water afgebeelde zaak is : de afwassching der zonden door het bloed van Christus.
Het Verbond der genade is hier alles voor de ouders en hun onwetende, kleine kinderen. Welk verbond onder het Oude Testament smaller, enger, beperkter was dan onder 't Nieuwe Testament, waar het breeder en omvangrijker is. Want onder het Oude Verbond behoorden alleen de Joden, het ééne bondsvolk, er toe, maar nu is het voor alle geslachten en talen en natiën. Alom moet het Evangelie worden verkondigd en overal moet, waar een gemeente des Heeren is, de Doop bediend, worden aan de kinderen der geloovigen, die tot de Kerk behooren en met de Gemeente des Heeren meeleven.
In het Formulier van de Paltz — een allermerkwaardigst stuk, dat naast ons Doopformulier moet worden gelegd, tot beter begrip van 't geen in ons formulier staat — wordt nadrukkelijk gezegd, : „Maar nu is onze Heere Jezus in de wereld gekomen, niet om de genade van Zijn hemelschen Vader enger te doen worden, maar veeleer om het genadeverbond, dat te voren tot Israël beperkt was, over heel de wereld uit te breiden". En dan wordt daarna gezegd : „Daarenboven beveelt ook Christus Zelf de onmondige kinderkens tot Hem te brengen en zegt hun met woorden en werken het Koninkrijk der hemelen toe". Hand. 2 : 38, 39. Mare. 10 : 13—16. „Uit deze woorden" (n.l. Mare. 10 : 13—16) „is openbaar, dat ook onze kinderen in het Rijk van God en in Zijn verbond zijn begrepen en daarom ook den Doop als zegel des Verbonds zullen ontvangen, ofschoon zij de verborgenheid van den Doop wegens hun leeftijd nog niet verstaan; evenals de kinderen door Jezus Christus Zelf met woorden en werken gezegend zijn, en in , de oude Kerk op den achtsten dajg besneden werden, hoewel zij den zegen des Heeren, zooals ook de verborgenheid der besnijdenis, nog niet verstonden".
Neen — de kinderen worden niet gedoopt, omdat zij de dingen verstaan.
Ze worden gedoopt om de wille van het Verbond Gods.
In de dagen der Reformatie roerden zich de Wederdoopers nog al. Dat waren menschen die spraken van weder-doop, omdat de kinderdoop niet geldig was. Die in hun jeugd gedoopt waren als kind, moesten, volwassen zijnde, weder gedoopt worden. De kinderdoop gold niet en telde niet mee. De doop der volwassenen had alleen waarde.
De redeneering bij die menschen was, dat kinderen van de dingen niet af wisten. En dan was geen Doop mogelijk. Er was alleen maar Doop mogelijk op grond van het geloovenen belijden van volwassenen. Van het Vertoond Gods, dat óók over de kinderen gaat, wisten ze niet. En die dwaalbegrippen der Wederdoopers, die gepaard gingen met verachting van het Verbond Gods en met verachting van den Kinderdoop, vonden maar al te veel ingang hier. Ook bij degenen, die niet tot de Wederdoopers wilden gerekend worden. De Kinderdoop werd niet geacht. De leer van het Verbond Gods werd niet gekend. Men sprak van bekeering als eerste vereischte ; en de kinderen vielen daar buiten. Het Verbond Gods werd veracht en de vrome mensch kwam naar voren. Ook bij degenen die zich tot de Gereformeerden rekenden en in de onmiddellijke omgeving van Petrus Datheen leefden.
Daarom is het zoo belangrijk, wat ons Doopformulier zegt!
De Roomschen spraken bij den Doop van het „wedergeboren" worden der kinderen. Het ongedoopte kind ging verloren als het stierf ; het stond althans buiten den hemel, omdat door den Doop de zonden niet waren afgewasschen (let op hetgeen onze Heidelb. Catechimus van deze dingen zegt in Zondag 27, vr. en antw. 72). Het kind was niet wedergeboren, als het niet gedoopt was, want de Doop bracht en werkte de wedergeboorte ; en daarom ging het ongedoopte kind verloren.
En ook de Lutherse hen stelden de noodzakelijkheid van den Doop ter zaligheid op den voorgrond. In, met en onder de teekenen van het Sacrament zit de genade Gods en komt zij ons toe. Waarom het Sacrament onmisbaar ter zaligheid is.
Maar zóó konden en wilden de Gereformeerden niet spreken.
Die bepleitten de Kinderdoop niet uit oorzake, dat het kind door den Doop wedergeboren werd of deel kreeg aan de zaligmakende genade in en door het Sacrament.
En daarom scheen het alsof de Gereformeerden geen argumenten hadden voor den Kinderdoop. Was de Kinderdoop dan eigenlijk niet overbodig, als de wedergeboorte er niet door gewerkt werd en de genade er niet door toevloeide aan het kleine kind ? Wat beteekende dan de Kinderdoop ? Was het dan maar niet beter die Kinderdoop — voor die onmondige schepseltjes — af te schaffen en de zaak te verleggen naar de volwassenen, naar het geloof en naar de belijdenis van de volwassen menschen in de gemeente ? Dat wilden de vrome Wederdoopers.
Zoo stonden onze Gereformeerde Vaderen tusschen en naast en tegenover de Roomschen, de Lutherschen, de Doopsgezinden, en zij werden van drie en meer kanten aangevallen op 't punt van de Sacramenten, met name van den Kinderdoop.
Maar dan komen onze Gereformeerde Vaderen met de leer van het Verbond.
Zij spreken uitvoerig en met opzet van de onmondige kinderen, die deze dingen niet verstaan. Dat was bij de besnijdenis zoo, dat was ook bij den Doop zoo. „Ze weten er niet van". —
Moeten dus de kinderen het niet eerst begrijpen, voordat zij het teeken en het zegel van den Doop ontvangen ?
Neen, zegt ons Doopformulier, zij zijn ook zonder hun weten onder de verdoemenis in Adam en zoo komt ook, buiten hun weten om, het Verbond der genade over hen.
Het is waar, ze kunnen nog niet gelooven, ze kunnen nog niet belijden. Maar hebben ze daarom dan ook nog geen deel aan het Koninkrijk Gods ? Aan de genade Gods, die in Christus Jezus is ?
Dan komt ons Doopformulier met het Verbond Gods, spreekt van Genesis 17 vers 17 en van Handel. 2 vers 39. En ons Doopformulier zegt: „Daarom (omdat de kinderen er óók bij horen krachtens het Verbond) „heeft God voormaals bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was, gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft" (Mare. 10 vers 16). En ons Doopformulier vervolgt dan : „Dewijl dan nu de Doop in de plaats der besnijdenis gekomen is, zoo zal men de kinderen als erfgenamen van het Rijk van God en van Zijn Verbond, doopen . en de ouders zullen gehouden zijn hunne kinderen in het opwassen hiervan breeder te onderwijzen".
Hiervan onderwijzen". — staat er. „Hiervan breeder Waarvan? Ja — dat zullen we, als ouders, die onze kinderen hebben laten doopen (immers niet uit gewoonte of bijgeloovigheid ? ) toch moeten weten. Waarvan zullen wij onze kinderen, bij het grooter worden, nader en breeder moeten onderrichten ?
Dan komt ons Doopformulier met de leer van het Verbond Gods.
Er is sprake van een erfenis. En een erfenis moet ons vermaakt worden. Een erfgenaam, krijgt het. En God is het, die het aan ons én aan onze Kinderen in den weg van Zijn Verbond belooft, toezegt, afteekent. laat zien, bevestigt en verzegelt, dat er in Christus Jezus verzoening der zonden en het eeuwige leven is.
Is dat alléén voor groote menschen ?
Neen — dat is óók voor onze kleine kinderen, die in zonden ontvangen en geboren zijn. Want onze kleine kinderen mogen niet tot „onschuldige engeltjes" worden gemaakt en zóó veilig worden gesteld, zonder Kinderdoop. Ze zijn, ook al weten ze het zelf niet, de verdoemenis in Adam mede deelachtig. Maar dan, ja, dan juist komt het Verbond Gods, met de Verbondsbeloften, die in Jezus Christus ja en amen zijn.
Vragen we dus waarin wij onze kinderen bij het opwassen nader en breeder moeten onderwijzen, dan slaan we Zondag 27 van onzen Heidelb. Catechismus op, waar de vraag gedaan wordt: Zal men ook de jonge kinderen doopen ? en waar dan als antwoord volgt: „Ja, zeer zeker ! want mitsdien zij, zoowel als de volwassenen in het Verbond Gods en in Zijn Gemeente begrepen zijn — en hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt — zoo moeten zij ook door den Doop, als door het teeken des Verbonds, in de Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongeloovigen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de besnijdenis geschied is, voor de welke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is".
Noch met de Roomschen gaan we mee inzake den Kinderdoop, noch met de Lutherschen. We hebben andere gronden.
Maar geenszins gaan we den Kinderdoop dan afschaffen, zooals de Wederdoopers. Ook mogen we er niet onverschillig tegenover staan, zooals helaas ! zoovelen, ook onder ons, doen.
Neen, — we zullen weer uit den echt Reformatorischen geest moeten leven, om de hooge waarde van het Verbond Gods te verstaan en met onze kinderen bij deze heerlijke en rijke dingen te leeren leven, in geloof en liefde, in handel en wandel.
Helaas wordt door velen, ook die niet tot de onverschilligen gerekend willen worden, de Kinderdoop alleen nog maar in stand gehouden, omdat — nu ja, omdat de Kinderdoop er nu eenmaal is. Maar waarde hecht men er eigenlijk niet aan. Noch voor zichzelf, noch ziende op de kinderen, vindt men er veel van beteekenis in. 't Staat eigenlijk geheel buiten het leven, buiten het gezinsleven, buiten het schoolleven, buiten het kerkelijk leven, buiten het gebedsleven !
De Kinder doop.
Wat hébben wij er zelf aan ?
Wat hebben wij er aan voor onze kinderen ?
De Heere doe er Zijn licht weer over opgaan en doe ons nog deelen in de rijke zegeningen en vertroostingen van den Kinderdoop !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's