Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

UIT HET ONGESCHREVEN WOORD.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 7 : 12—16. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten. Even op dienzelfden dag ging Noach en Sem en Cham en Japhet, Noach's zonen, desgelijks Noach's huisvrouw en de drie vrouwen zijner aonen met hen in de ark : Zij en al het gedierte naar zijnen aard en al het vee naar zijnen aard en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijnen aard, en al het gevogelte naar zijnen aard, alle gevogelte van allerlei vleugel. En van alle vleesch, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark. En die er kwamen, die kwam.en mannetje en wijfje, van alle vleesch, gelijk als hem God bevolen had. En de Heere sloot achter hem toe.

4 e Serie.
XXII.
Genesis 7 : 12—16. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten. Even op dienzelfden dag ging Noach en Sem en Cham en Japhet, Noach's zonen, desgelijks Noach's huisvrouw en de drie vrouwen zijner zonen met hen in de ark : Zij en al het gedierte naar zijnen aard en al het vee naar zijnen aard en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijnen aard, en al het gevogelte naar zijnen aard, alle gevogelte van allerlei vleugel. En van alle vleesch, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark. En die er kwamen, die kwam.en mannetje en wijfje, van alle vleesch, ge­lijk als hem God bevolen had. En de Heere sloot achter hem toe.
Het zondvloedverhaal geeft in zijne schijnbare herhalingen fijne trekken, die een diep inzicht verleenen in de belichting, die Gods openbaring ons laat opgaan over des Heeren ordinantiën, die de schepping beheerschen en den onderlingen samenhang, waaronder zij staat. Zoo zien wil in de volgorde, waarin al wat gered zal worden, de ark betreedt, eene verbondsgradatie. Noach is de eerste en zijne zonen volgen. En ook in de volgorde zijner zonen blijkt van de verbondsverhouding, waarin zij verkeeren. De eerste en de voornaamste is Sem, in wien de genadelijn doorloopen zal en het met Noach gesloten verbond zal worden bevestigd en voortgezet. Op hem volgt Cham, de absolute tegenstelling in dit opzicht van Sem, wijl gedoemd tot knechtschap. En naast deze twee verschijnt Japhet, die in den zegen Sem's deelen zal. Zoo staat dus tusschen den eerste en hoogste en den laagste hij, die het laatst genoemd wordt als een tusschenschakel. Op die wijze wordt ons dus de vertakking der verkiezende genade in de geschiedenis profetisch geteekend in de volgorde, waarmede de zonen de ark binnengaan. En na Noach, evenals na zijne zonen, worden hunne vrouwen genoemd, doch ook weer niet in dezelfde volgorde. Noach en Noach's zonen gaan eerst. En, dan zegt de Schrift: „desgelijks Noach's huisvrouw". Zij wordt nadrukkelijk onderscheiden van hare drie schoondochters, waardoor duidelijk wordt, hoe zij als de moeder van hare zonen, al heerscht er ook eene patriarchale verhouding in Noach's gezin, toch eene bijzondere eere deelachtig was. ­
De Schrift laat ons daarin Gods ordinantie over het huwelijk zien. Na den vader, die het hoofd is, en de zonen, die het geslacht zullen in stand houden, volgt Noach's huisvrouw, de moeder des gezins. Door haar loopt niet de verbondslijn, toch komt haar eene bijzondere eere toe, geniet zij een gezag, zoodat de schoondochters met eerbied en ontzag tegen haar opzien. En daarom, als Noach's huisvrouw als met name in hare familiale hoogheid wordt aangewezen, dan worden de namen der zomen van Noach niet meer afzonderlijk in verband met hunne vrouwen genoemd. Dan bepaalt zich de Schrift tot , de drie vrouwen zijner zonen". Zoo wordt ons dus een inzicht gegeven in de verbondsorde, die over de gezinnen naar des Heeren ordinantie heerscht. En onder die orde des verbonds werkt nu de verkiezing. Zij werkt niet buiten die orde, want met het verbond hangt saam de gave des Woords. Aan Noach was Gods openbaring toevertrouwd. Die openbaring heeft hij ontvangen in onderscheiding van de gansche wereld, die haar niet ontving, die er doof voor bleef, dewijl zij dood was in hare misdaden en zonden. In den Hebreënbrief wordt daarom van Noach gezegd, dat hij door goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien wenden en bevreesd geworden zijnde, de ark heeft toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin, door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld. Door dat geloof stond hij in principieele onverzoenlijke tegenstelling met de wereld rondom. En de vrucht dier door hem in geloof ontvangen openbaring was, dat zijn gezin behouden werd. Die openbaring was aan Noach toegekomen en de vrucht daarvan was, dat zij in Noach's gezin werd gekend, al beteekende dit niet, dat zij allen haar ook in geloof ontvingen. Wel kwam aan alle leden van Noach's gezin de natuurlijke zegen toe, die er door bereid werd. Zoo wordt het dus duidelijk, dat met het verbond gepaard ging het Woord dtr belofte Gods. Het verbond was er niet zonder het geopenbaarde Woord, terwijl de lijn der verkiezing onder dat Woord der openbaring wordt doorgetrokken. Zoo is er dus, wat onze Vaderen noemden, een extern verbond, dat het intern verbond als grond en kern heeft. En dat interne kernverbond ligt in de verkiezende daad vast. En van dat kernverbond gaat de zegen uit over het externe leven, waarin het verschenen is. Zoo kunnen wij in onzen tijd zien, dat toet verbond, zooals het uitwendig beschouwd, zich in het leven uitstrekt, zeer wijde grenzen heeft, waarbinnen de verkiezing werkt. De verkoren kern wordt wederomgeboren door het levend, eeuwig blijvend Woord van God. Aan dit uitverkoren volk zijn de woorden Gods toebetrouwd, die van Gods volk uit bekend worden in de wereld, te midden waarvan het leeft. En dat Woord wordt dan het instrument, waarvan de Geest des Heeren zich bedient om de uitverkoren levenskern te bouwen. Gods kinderen worden door dat Woord geroepen uit de duisternis tot het wonderbare licht.
Die bouw des verbonds wordt ons nu in de opsomming, volgens welke Noach's gezinsleden in de ark der behoudenis ingaan, openbaar. Noach, zijne zonen, Noach's huisvrouw en de vrouwen zijner drie zonen. Aan deze acht waren de woorden Gods toebetrouwd, want onder deze acht was het inwendige, het kernverbond, dat in de verkiezende daad vast ligt, verscholen. Alle acht ontvingen zij den zegen van het wonderbare levensbehoud, ook Cham en ook Japhet, al leert de geschiedenis, dat de verkiezing niet in alle acht verwerkelijkt werd. Gods Kerk ontving dus alzoo behoudenis en met haar viel ook nog aan die leden des gezins, die buiten de verkiezing lagen, de zegen van natuurlijk levensbehoud ten deel. Gods ware, uitverkoren Kerk blijkt alzoo de grond in zich te dragen, waaruit een nieuwe menschheid Eal opkomen, nadat de oude wereld verdorven zou zijn. En in dat achttal was nu gegeven de uitverkoren Kerk, zoowel als de m.et haar samenhangende toekomende menschheid. Van uit dat eerste achttal begint dus de nieuwe ontwik­keling der menschelijke geschiedenis, waarin dezelfde motieven werken, die in de moederbelofte profetisch aangekondigd werden.
En met deze acht nauwkeurig aangegeven personen, die lagen binnen de grenzen van het verbond met Noach, worden nu tevens in de ark Ingeleid de dieren, welker redding noodig was. Ook die opsomming wordt ons gegeven op eene wijze, die ons moet leeren, hoe van elke soort werd ingebracht, wat noodig was tot behoud der soorten. Zooals er in het scheppingsverhaal steeds gezegd wordt van de levende wezens, dat zij geschapen worden naar hunnen aard, zoo wordt dit hier, als het er op aankomt de ontwikkelingsvoorwaarden te behouden voor de toekomstige, voor het menschelijk leven onmisbare dierenwereld, er ook weder bijgevoegd. Dat wordt er daarom aan toegevoegd, om ons te leeren, hoe er ook in de dierenwereld de vaste ontwikkelingslijnen zijn krachtens de scheppende daad onzes Gods, zoodat uit de eerstelingen zich procesmatig ook voor de dieren de toekomende geslachten ontwikkelen. Naar hunnen aard komen al het gedierte, al het vee, het kruipend gedierte, het gevogelte en alle gevogelte van .allerlei vleugel. De grondvormen van alle gedierte, dat voor het menschelijk bestaan waarde heeft, vinden met den mensch behoudenis. En dat wordt nu in het 15e vers nogeens samengevat, wanneer de Schrift zegt: „En van alle vleesch, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark". Wij zien, dat hier ditmaal geene melding wordt gemaakt van de onderscheiding tusschen reine en onreine dieren, van het zevental der reine dieren. Doch dat daaruit nu blijken zou, dat wij hier met een ander verhaal uit andere bron van doen zouden hebben, kan gerust worden afgewezen. De bedoeling van den schrijver is eene allen Insluitende samenvatting te geven. Daarom gebruikt hij de uitdrukking van „alle vleesch, waarin een geest des levens was". Van alle dieren, zooals hij deze eerst nauwkeurig heeft gespecificeerd, kwamen zij. En met opzet spreekt hij „van aUe vleesch, waarin een geest des levens was", om ons duidelijk te maken, dat zich de redding slechts uitstrekte over die schepselen, die zonder deze reddende daad tot uitsterven gedoemd zouden zijn, ook al waren zij voor het leven der toekomstige menschheid onmisbaar. En zoo eindigt dan ook de opsomming met de schilderachtige mededeeling, dat zij „kwamen, twee en twee, tot Noach in de ark".
De Heilige Geest is ook een groot kunstenaar. Gods Woord bevat daarvan vele en treffende voorbeelden. Met een enkele groote trek laat Hij ons het gebeuren zien. Zoo wordt ons hier in een enkel woord voorgesteld, hoe zij. kwamen, twee aan twee, paar aan paar. De Schrift laat ons aanschouwelijk zien, hoe zij komen. Zij worden niet gedreven, geen geschreeuw wordt er bij gehoord, geen rumoer wordt er bij gemaakt. Niets is daarbij van alle lawaai, dat op onze veemarkten wordt gehoord, van alle geweld, dat er wordt gezien. Zij komen eenvoudig, „twee aan twee tot Noach in de ark". Of dit dan geen wonder is en of wij hier niet met een wonderverhaal hebben van doen ? Ik zal het niet ontkennen. Alleen, dit is hetzelfde wonder, dat in alle voorzienige leidingen Gods kan worden ontdekt. Het was een wonder, dat Noaoh God geloofde te midden der gansche ondergaande oude wereld. Wij kunnen het niet begrijpen, waarom deze man alleen God vreesde en duizenden anderen niet. Door dat geloof geleid, kwam hij tot de ark, tot haar houw en tot hare betreding. En als er nu nog te midden dezer moderne wereld een kind van God geboren wordt en als hij in onderscheiding van duizenden anderen, ook soms van zijn eigen maagschap, ingaat door de deur in den stal der schapen, omdat hij geroepen wordt bij name, ja, dan is dat een wonder. De wereld heeft er geen oog voor, de vijanden schimpen er op, doch het wonder is er niettemin. En hem, wien het mag gebeuren, dat hij de stem van den eenigen Herder hoort, zal het ook zelven een wonder zijn. Zoo zegt dan ook Zacharia van Josua, den hoogepriester, en van de vrienden, die voor zijn aangezicht zitten : ' „Want zij zijn een wonderteeken". Dat was Noach ook en zijn gezin in hem en met hem. De voorzienige leiding wordt in het leven van Gods kinderen openbaar, zonder dat er zelfs maar eenige drukte bij noodig is. De Heere werkt het in het verborgene. En als het gewerkt is, dan kan er van gezegd worden : wij zien het, maar doorgronden het niet. Wie uit den Geest geboren wordt, is als de wind. Gij hoort zijn geluid, maar weet niet, vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat. De Heere leidt de schapen Zijner kudde altijd wonderlijk. En er is er onder Gods kinderen niet één, die dat niet zal moeten belijden en belijdt. Al Gods volk is door het wonder der wederbarende daad. Zoo kwam Noach in de ark en.Zacheüs van den vijgeboom. en de moordenaar aan het kruis in het paradijs. En zoo kan er hier geschreven staan : „En van alle vleesch, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee".
Zij kwamen, zouden wij zeggen, zoó maar, vanzelf, zonder dat er een mensch zich mede bemoeide. Hoewel niemand het met zijne oogen zien kon, werden zij toch door den Heere geleid. De Heere telt de sterren, noemt ze bij name, bereidt den regen, laat het gras ontspruiten, geeft het vee voeder, zelfs den jongen raven, als zij roepen. De Heere ondersteunt allen, die vallen, richt de gebogenen op. Daarom zegt de dichter : „Aller oogen wachten op U". Ja, de Heere doet wonderen. Als het onweer opkomt, zoeken de schepselen schuiling, als de windhoozen naderen, zoeken de dieren al dekking, ook al bespeurt de mensch er nog niets van. De Heere leidt de dieren door hunne instincten. En alzoo kwamen zij twee aan twee tot Noach in de ark. En zoo ervaarden zelfs de dieren Gods reddende, wondere daden, opdat straks van alle deze schepselen zou kunnen worden gezongen : O Heere, onze Heere ! hoe heerlijk is Uw Naam op de gansche aarde !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's