Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT DE PERS TE LEZEN GEEFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT DE PERS TE LEZEN GEEFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

»De Standaard* gaf het volgende hoofdartikel :
Recht voor de Kerk.
Nu door de werking der revolutiebegrippen in steeds verder gaande consequentie het recht der Kerk in verschillende landen steeds meer in gevaar komt en zelfs verdrukking en vervolging haar weer treffen, is het ons een voorrecht te kunnen wijzen op de werkzaamheid onzer Regeering inzake de rechtspositie van de Protestantsche Kerk in Indië.
In het moederland wordt het recht der Kerken geëerd.
In Indië bleef er nog altijd voor de Protestantsche Kerk een afhankelijkheid van de Overheid, die in strijd is met de goede verhouding van Kerk en Staat.
Deze verhouding werd tot nu nog steeds beheerscht door de besluiten van 7 December 1820 en van 11 December 1835.
Daar er van geenerlei verzet der Protestantsche Kerk in Indië sprake was, werd de getroffen regeling nader bij besluit van 28 October 1840 vastgelegd. Deze regeling ging van de gedachte uit, dat er in Indië slechts één Protestantsche Kerk zal zijn, die Staatskerk is. Krachtens dit beginsel konden feitelijk andere Protestantsche Kerken in Indië niet worden erkend. De practijk werd wel anders, maar het beginsel bleef in de wetgeving gehandhaafd.
Krachtens deze regeling had de Protestantsche Kerk in Indië geenerlei zeggenschap in eigen zaken, waar werd zoo goed als alles beslist door de Overheid.
Er was een Haagsche commissie, die een voordracht deed voor de uitzending van predikanten naar Indië.
De Regeering benoemde die, en zond ze uit.
Er was een Kerkbestuur in Batavia, maar ook dit bestuur had inzake het wezenlijk bestuur weinig te zeggen, om van de rechten der gemeenten maar te zwijgen.
De Regeering benoemde en zond de predikanten uit. De Landvoogd besliste over de plaats dier predikanten en de verplaatsing.
De leden der Haagsche commissie en van het Kerkbestuur in Batavia werden trouwens ook respectievelijk door de Regeering hier te lande en door den Gouverneur-Generaal benoemd.
De correspondentie tusschen Kerkbestuur en Haagsche commissie had door tusschenkomst van de Regeering plaats. Bestraffing van predikanten en andere kerkelijke ambtenaren — want dit waren zij allen — met schorsing of ontslag, geschiedde door den Landvoogd met beroep op de Kroon.
De Overheid gaf derhalve de beslissing in de meest aangelegen zuiver kerkelijke zaken. Van de 31 artikelen, waarin het Reglement van 1835 bestaat, waren er minstens 14, waarbij de inmenging der Regeering uitdrukkelijk was voorgeschreven.
Zoo was de positie der Indische Protestantsche Kerk. Scherp stak hierbij af de vrijheid, waarin de Roomsch-Katholieke Kerk zich van 1847 af reeds mocht verheugen. Zij kon zich, wat haar interne aangelegenheden betreft, geheel vrij en onafhankelijk van de Regeering bewegen. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat er herhaaldelijk op werd aangedrongen, om ook aan de Protestantsche Kerk de vrijheid en onafhankelijkheid te verzekeren, die de Roonische Kerk bezat. Verschillende pogingen werden daartoe aangewend. Zoo in 1864 door Minister Fransen van de Putte, in 1869 door Minister van Bosse en in 1890 door Minister Keuchenius.
Dat de materie buitengemeen moeilijk te regelen was, lag niet aan den onwil der Overheid, maar voor een deel aan den toestand in de Indische Staatskerk zelf.
Maar dat neemt niet weg, dat er alles aan g
legen was om de Kerk te geven, wat haar krachtens haar eigen recht toekomt.
Minister de Waal Malefijt benoemde in 1910 een Staatscommissie, die een uitgebreid rapport uitbracht en een regeling voorstelde. Aan dit rapport was nog toegevoegd een zeer belangrijke nota van prof. H. H. Kuyper — belangrijk ook om de zeer principieele uiteenzetting omtrent de rechte verhouding van Kerk en Staat — waarin deze een regeling der rechtspositie voorstelde ook voor de Protestantsche Kerken, die buiten de Indische Staatskerk staan en het verband met de Kerken in het moederland konden handhaven, die wel vrije beweging verkregen, maar feitelijk zonder een geregelde rechtspositie bleven.
Ook na dezen arbeid der Staatscommissie van 1910 bleef de zaak nog hangende, tot nu eindelijk Minister Colijn, die haar nimmer uit het oog verloor, er in geslaagd is om een oplossing te vinden, waarbij nog wel niet alles in orde kwam en b.v. een financieele scheiding nog niet kon worden getroffen, maar waardoor toch aan de Indische Protestantsche Kerk een positie werd verleend, die de R.-Kath. Kerk daar reeds bezit.
Het nieuwe besluit van 11 Juni 1935 zegt, dat de aangelegenheden betreffende de Protestantsche Kerk in Nederlandsch-Indië geregeld worden door de organen van genoemde Kerk.
Zij deelt de regelen omtrent de inrichting en het bestuur aan de Overheid mede, die daarop antwoordt, of er al dan niet bezwaar bij haar bestaat. De Overheid schrijft de Kerk dus niet voor, hoe zij haar eigen zaken regelen zal, maar stelt haar in staat om die regeling zelf te treffen.
Voortaan zal de Kerk niet meer de bevelen van de Overheid ontvangen, maar haar mededeelen, wat zij zelf heeft besloten.
Zij ontvangt niet meer haar predikanten van de Overheid, maar deelt hun benoeming mede. Ook de regeling van de tucht is in handen van de Kerk teruggegeven.
Een principieele verandering dus, die het recht der Kerk eerbiedigt, voorzooveel zulks onder de bestaande omstandigheden maar mogelijk is.
Wij verheugen ons over deze Regeeringsdaad, die, zooals wij reeds opmerkten, ook om den tijd, waarin zij tot stand kwam, van beteekenis is.
Elders mogen Overheden trachten om zich het zeggenschap over de Kerk te veroveren, terzelfder tijd stelt de Overheid in Nederland een voorbeeld, hoe de Overheid jegens de Kerk behoort te handelen.
Den Minister van Koloniën zal de totstandkoming dezer belangrijke hervorming een bijzondere voldoening hebben gegeven, wijl hij een lang gekoesterd en wensch kon vervullen in gehoorzaamheid aan de beginselen, die hij mag belijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

WAT DE PERS TE LEZEN GEEFT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's