MEDITATIE

Ik zal niet veel meer tot u spreken, want de overste dezer wereld komt, zoo verklaart de Heiland. Zijn spreken in het lichaam hier op aarde loopt ten einde, want de laatste strijd, 't laatste lijden, is nabij. De Heere Jezus ziet satan naderen in zijne rusting van gruwel en bedrog. Hij komt als de sterk gewapende om zijn hof te verdedigen, zijn hof, dien hij bedreigd ziet, dien hij m gevaar weet door de komst van den sterken Held.
De overste dezer wereld wordt satan door den grooten Profeet genoemd. En dat is. hij, doordat de mensch zich aan Hem heeft overgegeven al van het Paradijs af aan. Daar zijn wij in Adam van God afgevallen en den duivel toegevallen. Daar hebben wij ons laten binden door den vorst der duisternis. Satan is eene van de machten, die heerschen in de groote wereld buiten ons, wij zien het in onze dagen weer zoo allerwegen, maar ook in de kleine wereld in ons, de kleine wereld van ons hart, is zijn invloed groot.
De overste dezer wereld! Calvijn zegt: „zoo dikwijls wij dezen titel hooren, zoo laat ons onszelven schamen over onzen ellendigen staat. Want menschen mogen zich verhoovaardigen zoo zij willen : zij zijn nochtans duivelsslaven, zoolang als zij door den Geest van Christus niet herboren zijn".
Duivels slaven, ja, dat is een ellendige staat. O, dat er schaamte over zij in ons. hart! Bid om die ware schaamte, om de schaamte van den tollenaar, die zijne oogen niet op durfde te heffen naar den hemel.
En nu dit ontzettende, maar tegelijk zoo vertroostende, dat de Christus satan, de overste der wereld, op zich aan ziet komen en moet zeggen: „de overste dezer wereld komt".
Hij was reeds gekomen bij de verzoeking in de woestijn. Daar was satan gekomen als een engel des lichts met allerlei schoone beloften. Hij had zelfs beloofd : „als gij nedervallende mij zult aanbidden, zal ik u geven al de koninkrijken der wereld en hunne heerlijkheid".
En nu, voor de eindworsteling, nu is het weer : „de overste dezer wereld komt". Nu komt hij in zijne ware gedaante, namelijk als een brieschende leeuw, zoekende, of hij ook den Zoon des menschen zou mogen verslinden.
Welk eene ontzaglijke ontmoeting ! De Vorst des lichts en de vorst der duisternis. Welk eene diepte van lijden voor den Heiland, dat Beëlzebul op Hem aankomt, in de hoop, dat hij Hem zal kunnen overwinnen. Hem ten val zal kunnen brengen. O, wat heeft de Held der hulpe toch een duistere diepten moeten doorwaden !
De overste dezer wereld komt; en de Heere Jezus staat daar als de Strijder, als de Held der hulpe voor allen, wier namen geschreven staan in het boek des levens des Lams.
Hier kunt ge, als Gods Geest uwe zielsoogen opent, zien de vrucht van den val in zonde. Hier ziet gij dan ook het ontzettende van uw eigen zonden. De overste dezer wereld komt! Deze ontzaglijke ontmoeting was noodig tot verlossing van zond.aren, noodig om de werken des duivels te breken.
Hoe zal die ontzaglijke ontmoeting tusschen Christus en satan afloopen ? Wat zal het einde , zijn van dien vreeselijken strijd ?
Hoor, wat de Heere Jezus verklaart in verheven kalmte : de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets. Dat is eene blijde boodschap. Dat is het Evangelie van de overwinning van het Vrouwenzaad, dat satan den kop zou vermorzelen.
De overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets. Hoe geheel anders is dat geweest, toen de duivel kwam tot den eersten Adam ! Daar is het niet: en heeft aan mij niets. Neen, daar is den verleider gehoor gegeven. Daar is het Verbond met God verbroken. Daar is God de gehoorzaamheid opgezegd. Daar heeft de mensch zichzelf gemaakt tot duivels slaaf, en zichzelf geworpen in dien zoo ellendigen staat.
De overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets. Hoe geheel anders is het ook met opzicht tot den mensch in zijn natuurstaat. .Satan heeft aan u wèl iets ! Hij heeft aan u een onderworpen vasal. Hij heeft aan u een geschikt werktuig om weer anderen te verleiden. Och, wat verleidt de eene jongeling dikwijls den anderen, de eene jongedochter de andere, een vriend zijn vriend. En telkens weer blijkt het, hoeveel satan heeft aan zulke trawanten.
De .overste dezer wereld .komt, en heeft aan Mij niets. Hoe geheel anders zelfs is het nog met opzicht tot de wandelaars op den nauwen weg! Wat weet de vorst der .duisternis vaak een voordeel over u te verkrijgen. Nu eens laat gij u meevoeren, wanneer hij komt .als een engel des lichts, zelfs wel met den Bijbel. Dan weer laat gij u in de engte drijven, allen moed en alle hoop ontnemen, wanneer hij komt als een brieschende leeuw. En ook u kiest hij meermalen uit als zijn werktuig. Zoo was het, toen Petrus den Heere Jezus terug wilde houden van het kruis met zijn: „Heere, wees U .genadig, dat zal U geenszins geschieden". Toen moest zijn Meester antwoorden: „Ga weg, achter Mij, satan !"
Maar nu worden wij hier tot roem van Gods genade, tot troost van gebondenen, die daar hopen, bepaald bij den tweeden Adam, Die verklaren kan : „de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets". De Heere Jezus wil zeggen : zelfs door Mijn dood zal de overste dezer wereld zijn oogmerk niet bereiken. Neen, daardoor juist zal zijne macht gebroken worden en zijn kop vermorzeld.
Satan heeft aan den Zoon des menschen niets, omdat er geen onrecht in Hem wordt gevonden. Satan heeft aan den Middelaar Gods en der menschen niets, omdat hij in Hem zal ontmoeten den Sterkere, sterker dan alle schepselen, dat is Die ook is waarachtig God. Stervende zal de Held der hulpe overwinnen. Aan het kruis heeft Hij de overheden en de machten uitgetogen en over hen getriumfeerd. Stervende neemt de Verlosser de sleutels der hel en des doods in bezit. Ja waarlijk : de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets.
Nu zal satan zijn prooi af moeten staan. Gelukkig degene, die mag leeren verstaan de woorden van den christen uit den Catechismus : „en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft".
De Held der hulpe is het, Die door Zijn Woord en Geest zondaren ontdekt aan hun gebondenheid en slavernij. Die ze leert zich te schamen over hun ellendigen staat.
In diepe schaamte belijdt gij dan : de overste dezer wereld heeft aan mij alles. Hij heeft die kleine wereld van mijn hart geheel in bezit. Met smart ziet gij : wat is mijn toestand droevig ; wat is mijn schuld groot! Naar recht zou God. mij voor eeuwig over kunnen geven.
Zoo krijgt gij noodig Hem, Die is gekomen om de werken des duivels te verbreken. Dat is groot. Hem noodig te krijgen ; Hem al meer noodig te krijgen ; in Hem te leeren gelooven met .een oprecht geloof als in den grooten Overwinnaar van satan.
Zoo wordt het ervaren : Hij is gekomen om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis.
En dan heeft satan tenslotte door en in Christus ook aan u niets. De strijdende Kerk op aarde wordt de triumfeerende Kerk in den hemel, hoven het bereik van de zonde, van de wereld, en ook van den vorst der duisternis, om God te dienen dag en nacht. Dan heeft satan niets aan u, en God alles. Eeuwig zult gij Hem toebehooren; eeuwig Hem groot maken !
Kent gij den zegepralenden Verlosser reeds in Zijn onmisbaarheid, in Zijn gepastheid, in Zijn dierbaarheid ?
's-Gr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen