Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CATECHISATIE *)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CATECHISATIE *)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met het opschrift van deze lezing worden wij allen geplaatst voor de uiterst belangrijke arbeid, die wij als herders en leeraars in het midden onzer gemeenten hebben te verrichten. Tegelijkertijd echter, staan we dan ook voor menige vraag, menige zorg en menige moeilijkheid. Te oordeelen tenminste naar de verzuchtingen, die gehoord kunnen worden, is de wintertijd ook juist door de catechisatie een tijd van veel donkerheid en hoofdbekens. We zijn ons bewust, door middel van een lezing niet veel van de bestaande moeilijkheden te kunnen wegnemen. Te meer nog, omdat ik niet met tal van nuttige raadgevingen, gegrond op een langdurige practijk, u van dienst kan zijn. Alleen het dringend verzoek van den secretaris, en de meening, gezien de niet zoo vroege uitnoodiging, dat ik de laatste was van een af te werken lijstje namen, deden me het tot mij gericht verzoek bevestigend beantwoorden.
Men wil dit woord dus wel beschouwen als een zwak pogen om eenige richtlijnen voor het catechetisch onderwijs uit te stippelen. Wanneer in de practijk hiernaar zou worden gehandeld, dan acht ik het niet onmogelijk dat althans enkele bestaande misstanden zeer worden beperkt, zoo niet geheel weggenomen. Wat ik wil zeggen bedoelt dus niet te zijn een klacht onder de vele klachten. Daar komen we niet verder mee. Zelf wil ik graag deze vergadering van nu, met dit onderwerp zien in het licht van de vernieuwde belangstelling voor de catechese.
Inderdaad valt deze te bespeuren.
Meer en juister dan wel eens is geschied, wijdt men aandacht aan deze zaak. Uit dr. ter Haar's proefschrift hooren we dat in 1902 de Synode bij een gehouden enquête over de catechisatie slechts 319 antwoorden ontving.
In 1921 werd geantwoord door pl.m. 100 pet. der predikanten. Op congressen werd er over gehandeld. Referaten werden gehouden over godsdienstpaedagogiek. In 1929 komt ds. Snethlage met zijn geheel nieuwe methode, in verband met zijn beschouwing der Schrift als de mythische wereldverklaring. We moeten dan onderwijs geven aan de hand van de omringende werkelijkheid. Van vrijzinnige zijde is er een serie leesboekjes : Religieuze inwijding. Ze doen aan als boekjes van de middelbare scholen.
Om niet te ver terug te gaan, denk ik aan prof. Hoekstra's Psychologie en Catechese; aan Biesterveld's karakter der catechese; aan dr. de Vrijer's De dominee en zijn jongens ; aan Kohnstam's Bijbel en jeugd ; aan prof. Visscher's Onze knapen ; aan een referaat van prof. Severijn; aan Meulenbelt Onze catechese ; aan Waterink's Inleiding tot de theoretische psedagogiek en om daarmee te eindigen aan dr. Waterink's proefschrift : Plaats en Object der ambtelijke vakken, en dr. Ter Haar's proefschrift: Bijdrage tot de didactiek van het godsdienstonderwijs. Terwijl in de serie geschriften, uitgegeven door „Kerkopbouw", verscheen van de hand van dr. Roose, De catechisatie. We mogen zeggen dat in dit laatste geschriftje alle klachten en bezwaren bij elkaar gebracht zijn. Jammer, dat het verder zoo weinig geeft.
Nu is de belangstelling voor de catechisatie inderdaad méér dan noodlg. Bij tijd en gelegenheid weten wij allen de vaders en moeders te wijzen op de ernst van de door hen afgelegde doopsbelofte.
't Onderwijzen en doen onderwijzen binden wij ze met klem op het hart. En er is hier zeker niemand, die de noodzakelijkheid daarvan betwisten zal of het goed recht van deze vermaning in twijfel zal trekken. Maar, zal de Kerk, zullen wij als ambtsdragers met een vrij geweten de ouders hun roeping voorhouden, als vanwege de Kerk niet een goede gelegenheid geboden wordt aan het gedoopte zaad om onderwezen te worden in de »waarachtige en volkomene leer der zaligheid, die in het Oude en Nieuwe Testament en in de Artikelen des Christelijken geloofs begrepen is ? «
Daar is echter meer. Een goede catechese is voor het bestaan der Kerk zelf onmisbaar. Wanneer men daarbij zoo'n beetje gaat schipperen of zou denken, zooals wel gedacht is, dat m.en dat wel aan vader, peet of school kan overlaten, dan is men bezig de Kerk zelf te ondergraven en uit te leveren aan allerlei leer, die met de reine prediking des Evangelies, met de reine bediening der Sacramenten, met de kerkelijke tucht en met het zuivere Woord Gods" in strijd is. Wat ook geschiedt, indien de catechese zelf doortrokken is van allerlei dwaling.
We moeten in onze ooren knoopen om niet te vergeten wat Biesterveld opmerkt in zijn Karakter der catechese, dat tijdens, het optreden der Remonstranten geklaagd werd, dat de dwaalleer er in ging door te weinig kennis. Dat wil niet zeggen, dat toen de catechisatie werd verwaarloosd. We mogen constateeren, dat de Kerk altijd min of meer aandacht besteed heeft aan het onderricht van het opgroeiend geslacht, zij het dan ook bij het voortgaan der eeuwen op verschillende wijzen en met onderscheiden doel. De Reformatie heeft ook hier in vele opzichten weer een nieuw geluid doen hooren en juist deze tijd bewijst ons welk een open oog men gehad heeft ook in andere landen voor het catechetisch onderwijs. Biesterveld teekent ons dat treffend in zijn meer genoemde rede. Neem alleen maar eens het aantal catechismi dat verscheen. Luther ijverde er voor. In huis moest er werk van worden gemaakt. Toch kwam erin de .practijk hij Luther niet veel van terecht.
Calvijn heeft hier meer en beter Invloed gehad. Uit de voorrede van zijn catechismus blijkt het groote belang, dat hij In dit onderwijs stelt. Ook hij wees op het onderricht van de ouders aan de kinderen. De Kerkenordening van Geneve spreekt daar telkens van. Zondagmiddag moeten de kinderen ter catechisatie. Door de schoolmeesters moeten ze er heen gebracht worden. Ook in andere landen als Frankrijk, Engeland, Duitschland, werd catechetisch onderwijs gegeven. Belangrijke gegevens daarover kunnen worden geput uit wat de buitenlandsche afgevaardigden ter Dordtsche Synode over de catechisatie in het midden brachten. Uitvoerig zijn hierin vooral geweest de afgevaardigden van Hessen-Cassel. Zij brachten o.a. ter sprake de catechisatie ; .de catecheten ; de catechisanten en de methode. Door het zoo juist noemen van de Dordtsche Synode werden onze gedachten reeds geleid naar ons land. Ook hier is in dezen veel belangstelling en veel bemoeiing. Op iedere Synode werd over deze zaak gesproken en de Provinciale Synodes namen dit trouw ter harte. In de 17e zitting van de Synode van Dordt werden besluiten aangaande het catechetisch onderwijs genomen. Men onderscheidde huis-, school-en kerkcatechisatie.
Wat de Kerk betreft: er moest Catechismusprediking worden gehouden. De lidmaten -der Kerk en anderen moesten zooveel mogelijk iedere week catechetisch onderwijs ontvangen. 3 a 4 weken moest ernstig onderricht worden gegeven aan aanstaande Avondmaalgangers. Er werd een commissie ingesteld voor een kleine catechismus. Haar ontwerp is toch niet aanvaard. Deze besluiten werden door de Provinciale Synoden bekend gemaakt en voorgestaan.
Practisch echter bleef ieder zoo zijn eigen manier volgen.
Onder de invloed van het Rationalisme werkten we weer sterk achteruit. Verstandelijke ontwikkeling alleen werd voorgestaan. Dit werkte de stroom van catechisatieboekjes in de hand. De Kerk werd gezien als opvoedingsinstituut en de predikant als volksopvoeder. Als dat geschiedt, is de dwaling volkomen, 't Is dan ook jammer, dat niet van de Reformatie af aan de verhouding gezin, school, kerk, juist is gesteld. Vooral kerk en school zijn telkens door elkaar gehaspeld, alsof er geen onderscheid ware. De school moest voor het catechetisch onderwijs van de jeugd zorgen. De catecheet was dan de onderwijzer, onderworpen aan 't gezag en de controle van den predikant. Met lof moet hier genoemd worden de Synode van Nijmegen in 1606. Hier toonde men er oog voor te hebben dat ook de predikanten catechetisch onderwijs moesten geven.
Gelukkig, dat dit inzicht meer en meer veld heeft gewonnen.
Dat het echter in alle opzichten heeft gezegevierd, ik zou het niet graag durven zeggen. Wanneer ook wij geroepen worden ons theologisch te bezinnen, dan moest dat toch niet noodlg zijn. Maar het is het helaas wèl. Dit blijkt b.v. uit gezegden als deze : Och, die kinderen behoeven niet naar de catechisatie, ze gaan op de School met den Bijbel; ze gaan op de H.B.S. of op het Gymnasium, waar ze toch godsdienstonderwijs ontvangen. Als men zoó redeneert, is men de plank geheel mis en loochent men niet alleen het eigenaardig karakter der catechese, maar ook van de Kerk zelf. Het is zeker de verdienste van het boekje van prof. Visscher : Onze knapen, en van de lezing door ds. Van Ruler, onlangs gehouden op de Herv. (Geref.) Predikantenvergadering te Utrecht, dat we daar scherp op gewezen worden. De catechese heeft een eigen karakter, een eigen grondslag, Een eigen doel. Omdat ze doodeenvoudig catechese der Kerk is. Daaruit volgt, dat we hier te doen hebben met onderwijs, dat met gezag bekleed is. Dit zit trouwens ook in het woord katechein opgesloten. De plaatsen waar dit in het Nieuwe Testament gebruikt wordt wijzen op geestelijke onderrichting, zooals dr. Kuyper opmerkt in zijn Encyclopsedie, dl. III blz. 503 v.v., waarbij wij dan, in verband met het gebruiken van een ander woord voor kennis, die door nader onderzoek verkregen wordt, mogen denken aan onderwijzing van hen, die niet zelfstandig kunnen onderzoeken, maar die hun kennis per traditionem verkrijgen. Hierbij hebben we alles te maken met het feit, dat de kinderen, als in Christus geheiligd, gedoopt zijn geworden. Het verbond der genade is evenals voor de Kerk, ook voor de catechisatie dus van grondleggende beteekenis. We moeten dit met beide handen vasthouden. Als er ooit iets is, dat kracht kan geven bij de zware catechetische arbeid, dan is 't juist dit. God heeft zijn verbond opgericht met ons en met onze kinderen. Dat behoeven wij door onze catechese niet te bewerkstelligen. Dat is er reeds. Daar mogen we van uitgaan. Daar moeten wij van uitgaan. We komen in het catechisatielokaal ambtelijk tot onze leerlingen als tot het zaad der Kerk, dat in het genadeverbond is begrepen. Hieruit volgt, dat wij hen van Godswege Zijn Woord hebben te verkondigen. Wij komen tot hen met Gods openbaring in de Schrift en daarom dus ook met alles wat dat verbond der genade inhoudt. Het staat niet zoo, dat wij met onze leerlingen wat op hebben te gaan bouwen op een leeg veld. Dat we samen daartoe de bouwsteenen rapen en het bouwwerk gaan optrekken. Neen, wij komen tot hen met Gods werk, dat er is. Dat moet hun getoond worden en de heerlijkheid er van moet ze worden geschilderd. Gods beloften en de verplichting tot de nieuwe gehoorzaamheid moeten hen worden voorgelegd.
Met nog iets, dat er is, hebben we met onze catechisanten te maken. Dat vloeit voort uit hun behooren tot de Kerk. Die Kerk openbaart zich in het midden der wereld met een eigen leven, een eigen leer, een eigen belijdenis, eigen uitdrukking van wat ze gegrepen heeft onder de leiding des Geestes van Gods openbaring in Christus Jezus. Die Kerk is er met haar geschiedenis en haar ambten, haar gebruiken, haar Sacramenten, haar roeping, haar inrichting, haar regeering. 't Is dus noodzakelijk dat een ieder, die tot de Kerk behoort, zooveel mogelijk in dit alles leert inleven.
Hierdoor en hierdoor alleen wordt nu het doel van het catechetisch onderwijs bepaald. We kunnen dit doel bezien van het individu uit en van de Kerk uit. Niet, dat hier van een scheiding gesproken zou mogen worden. Dat wel allerminst. Maar om van twee zijden dezelfde zaak, hetzelfde doel te bezien en ook het verband tusschen individu en gemeenschap te toonen. Het een zonder
het ander is bij goede catechese niet denkbaar.
De Kerk komt immers in het ambt, als instrument Gods, tot de jeugd met het Woord Gods om gehoord en gehoorzaamd te worden. We kunnen dus zeggen, dat de kinderen der gemeente geroepen worden tot bekeering, tot geloof in den Christus Gods, die hen in het verbond geschonken is en daarmee tot de viering van het tweede Sacrament, het Sacrament van het Heilig Avondmaal. En nauw in verband daarmee staat dat de kinderen moeten worden opgevoed, moeten worden gevormd tot mondige leden der Kerk.
Onze jeugd moet, als ze opgegroeid is, kerkelijk kunnen meeleven. Daarom moet er juist onderwijs, onderricht, catechese zijn, wanneer de kinderen tot hun verstand zullen gekomen zijn.
Waar de catechese zich dan op richten moet, kan blijken uit wat Calvijn over de Kerk schrijft in zijn Institutie [vertaling dr. Sizoo], Boek IV, Cap. 1, par. 7. »Soms bedoelt de H. Schrift die Kerk, die inderdaad voor Gods aangezicht Kerk is, in welke geen anderen opgenomen worden, dan die door de genade der aanneming kinderen Gods, en door de heiligmaking des Geestes waarachtige leden van Christus zijn«. Met de ernstige opmerking, dat er dan veel huichelaars zijn, die niets van Christus hebben dan de uiterlijke schijn; zeer veel eergierigen, hebzuchtigen, afgunstigen, kwaadsprekers, sommigen van een onrein leven, die een tijdlang verdragen worden, of omdat ze niet door een wettig oordeel kunnen overtuigd worden, of omdat niet altijd een behoorlijke gestrengheid van tucht heerscht — met deze ernstige opmerking er bij dan, zegt Calvijn, en daar is het ons nu vooral om te doen, »dat de Schrift met de Kerk dikwijls aanduidt de gansche menigte der menschen, die over de aarde verspreid is, en die belijdt, dat zij één God en Christus dient, door den Doop in zijn verbond wordt ingelijfd, door de deelneming aan het Avondmaal aan haar eenheid belijdt in de ware leer en liefde, eenstemmigheid heeft in het Woord des Heeren, en tot de prediking daarvan den dienst onderhoudt, die door Christus is ingesteld, 't Gaat dus over : de 'belijdenis van het dienen van één God en Christus; het verstaan van de doop ; de belijdenis van de eenheid der Kerk in de ware leer en liefde door de deelneming aan het Heilig Avondmaal; de eenstemmigheid in het Woord ; de onderhouding van den dienst tot de prediking des Woords.
(Wordt voortgezet).

Hoogeveen.


*) Lezing, gehouden op de vergadering van de Vereeniging van Herv. Geref. Predikanten „Contio Reformata", te Utrecht, den lOden Oct. 1935.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE CATECHISATIE *)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's