Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

DRIEVOUDIGE SABBATHSZEGEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
De Dag des Heeren vindt zijn hoogtepunt niet in „raak niet en smaak niet en roer niet aan". Dan zitten we in 't werkhuis. En dan moet er altijd nog wat bij gedaan worden, om nóg vromer te worden in eigen oog. Dan mag dit niet meer ; en dat moet worden nagelaten ; en hiermee moet men voorzichtig zijn en daarmee moet men oppassen. En zoo is het een vergaderen van schatten, waarop we ons vertrouwen zetten, waarbij we natuurlijk nooit vroom genoeg zijn — en toch intusschen gelukkig véél vromer dan deze en dan die Onbevredigd voor ons zelf en toch ook nog een beetje trotsch; want we zijn gelukkig niet zoo slecht als — die tollenaar.
De Dag des Heeren moet voor ons andere beteekenis krijgen dan een zuchten en een roemen in het werkhuis. En die even onzen Catechismus inkijkt en leest wat de 38& te Zondagsafdeeling zegt, voelt dat de Onderwijzer een anderen blik slaat op den Zondag. Ja, dan wordt het Zondag. Voor een arm zondaar gaat het licht op ; en in dat licht mag de ziel dan het licht aanschouwen, als wij Jezus Christus, den opgestanen en verhoogden Heiland, mogen kennen.
Wij willen wijzen op een drievoudigen Sabbathszegen voor degenen, die in het huis des Heeren zijn geplant en in de voorhoven onzes Gods mogen groeien.
De eerste Sabbathszegen is: een vieren van onze booze werken.
Dat „vieren" is een beetje vreemd woord. Als jongen lieten we onze vlieger „vieren". We lieten onze vlieger „gaan", al hooger en verder van ons verwijderd. Zóó moeten we onze booze werken loslaten, dat ze van ons wèg, vèr weg gaan. We moeten aflaten van onze zondige en booze werken ; we moeten breken met onze ongerechtigheden, met onze ongehoorzaamheid, met onze booze lusten, met onze karakterzonden van ontevredenheid, hoogmoed, twistgierigheid, jaloerschheid, kwaaddenkendheid, stugheid, onwilligheid, onmatigheid, wellust, gierigheid, luiheid, ja, wat niet al. We moeten daarmee leeren breken; de oude mensch der zonde moet afsterven, hoe langer hoe meer. We moeten de zonde leeren haten en vlieden; met woord' en daad. En daarmee en daarvoor moeten we leeren strijden, waken, bidden, worstelen. Want 't gaat niet vanzelf. En de Dag des Heeren moet ons telkens weer bij deze dingen komen bepalen. We moeten weer in de spiegel zien ; we moeten weer verantwoording doen voor God en voor de menschen, eiken Rustdag. We moeten weer bekennen onze zanden in gedachten, woorden en daden bedreven ; onze zonden van de daad, doordat we zooveel gedaan hebben wat we niet hadden mogen doen; onze zonden van nalatigheid, omdat we zooveel niet gedaan hebben, wat we hadden moeten doen ; wat ons alles schuldig stelt voor een heilig, rechtvaardig God.
Dat moet ons moeite, strijd, verdriet geven. Juist op den Zondag, den Dag des Heeren — als het Gods dag is, en wij in des Heeren huis naderen voor Zijn aangezicht.
De booze lusten des vleesches kunnen zoo sterk zijn. Het hangen aan 't stof, het opgaan in de dingen der wereld, het vol zijn van de zorgvuldigheden des levens, neemt zooveel zegen wèg en belemmert gedurig de genieting van den vrede met God en de rust des Heeren. En dat is^ den waren christen een zware, diepe smart; juist als de Dag des Heeren is aangebroken. Wie zijn wij, en wat is ons huis geweest voor God ? Dat gaat 'bijzonder op Gods dag aan onzen geest voorbij. En we hebben ons voor God te verootmoedigen en onzen Rechter om genade te smeeken.
En ziet, de Heere laat ons dan niet aan onszelven over. Hij (geeft telkens weer den Rustdag, ledere week komt Hij op den Dag des Heeren tot ons en doet ons Hem ontmoeten, om onze ziel óp te trekken naar omhoog en ons in te leiden in het heiligdom Zijner bijzondere gemeenschap ; om het Verbond der genade te vernieuwen ; om in Christus Jezus te zeggen : „Ik wil u tot een God en Vader zijn". Om ons de genieting van Zijn gemeenschap en nabijheid te verlevendigen. Om vermoeiden en beladenen te brengen bij het volbrachte werk van Christus. Om te verbinden de gebrokenen van hart en op te richten de verslagenen van geest. Om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad in plaats van asch der rouwe, vreugdeolie voor treurigheid der ziel, het gewaad, des lofs voor een beangsten en benauwden geest.
Wie dit bij ervaring kent, zal kunnen getuigen, hoe lieflijk en hoe vol heilgenot Gods huis en tempelzangen zijn.
Niet aller is dit voorrecht van zielsvertroosting.
Er zijn er zoovelen die, nu ja, omdat het gewoonte is en omdat de opvoeding en het fatsoen 't meebrengt, 's Zondags ter kerke gaan. Waar de rechte honger en dorst, de levende begeerte naar Gods huis ontbreekt; er is geen verlangen naar den - dienst des Woords, naar den dienst der gebeden, naar den dienst der Sacramenten, naar den dienst der 'barmhartigheid, 't Is voor hen niet: „We mogen naar Gods huis", doch: „we moeten naar de kerk" ; omdat het zoo hoort.
Ze zijn niet vermoeid vanwege den geestelijken strijd en dus ook niet begeerig naar de geestelijke rust bij Hem, die gezegd heeft: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven". Om in de woestijn te drinken uit den rotssteen, welke is Christus, kennen ze niet. Dat in de woestijn de tafel staat toegerust, weten ze niet. Waterfonteinen en palmboomen zien ze niet.
Maar tot hen gaat dan bijzonder op den Dag des Heeren de roepstem uit tot bekeering, om toch hun weg te onderzoeken en weder te keeren tot den Heere en te ervaren, dat de dienst des Heeren een liefdedienst en dat in Christus de parel van groote waarde is geopenbaard.; het ééne noodige, in den algenoegzamen Zaligmaker. Van rijk moeten ze arm worden. Uit de valsche gerustheid moeten ze komen tot het roepen om genade bij hun hemelschen Rechter. En zij, die blind zijn, moeten gebracht worden tot het licht; uit den dood tot het leven. Daarvoor is de prediking des Evangelies op 'den Sabbathdag, opdat ze tot jaloerschheid zullen verwekt worden.
Ook zijn er geloovigen, onder de jongeren en onder de ouderen, wier leven niet vooruit gaat in geestelijken zin; die eigenlijk een kwijnend bestaan leiden ; wier lamp niet licht en wier lied niet gehoord wordt.
En ziet, juist zij hebben 't zoo noodig naarstig naar Gods huis te gaan en zich te schikken tot den dienst des Woords, 'der gebeden en der Sacramenten en opgewekt te worden mee te leven met de dingen van Gods Koninkrijk en zich in te leven in het werk der barmhartigheid, der Zending, der Evangelisatie; om weer te mogen zeggen met blijdschap : „Ik moet zijn in de dingen mijns Vaders".
En als zij in de zonde leven — want het is zonde voor God en zonde voor de menschen, dat zij ontrouw zijn en niet naarstig opgaan naar Gods huis —dan moeten zij leeren luisteren naar het woord, dat we lezen in Hebreen 10 vers 25 : „Laat ons onze onderlinge bijeenkomsten niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben".
Door een slordige nalatigheid in deze trekken we ook anderen af van hun roeping; zondigen we tegen God, Die ons roept en ons zegenen wil ; zondigen we tegen ons zelf, door ons schade te berokkenen.
Heerlijker is, om in den geest O'p den dag des Heeren te zijn (Openb. 1 : 10) en heerlijke dingen te aanschouwen. Om te mogen zeggen en zingen : „Hoe lieflijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen ! Mijne ziel is begeerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des Heeren ; mijn hart en mijn vleesch roepen uit tot den levenden God". Ps. 84 : 2, 3.
Dan is de Dag des Heeren, de Sabbath, de Zondag, de dag van de opstanding van Jezus Christus de mooiste, heerlijkste dag. En het huis des Heeren is tot zegening en blijdschap , al gaat het telkens door de diepte van beschaming heen.
Zoekt dan den Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's