Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEEN GOEDE MANIEREN
Minister De Wilde is — hoe zou dit ook anders kunnen — een warm voorstander van de Zondagsrust.
Dit is dezer dagen weer aan den dag gekomen. Dat het den Minister met de zaak der Zondagsrust ernst is, bleek wel het vorig jaar uit zijn krachtig optreden tegenover de gemeente Hoorn, toen in die gemeente kermisvermakelijkheden op Zondag plaats hadden, voordat de godsdienstoefeningen waren afgeloopen.
Het spreekt vanzelf, dat, wijl ook een Minister zich naar de wet — in dit geval de Zondagswet — heeft te gedragen, het hem niet vrijstaat op het stuk der Zondagsrust buiten de wet om, naar eigen goeddunken te handelen.
Er was dus geen reden voor het verwijt van den heer Van Dis, dat hij de vorige week bij de behandeling van het Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken van de Rijksbegrooting tot den Minister richtte, dat deze, omdat hij niet elke vermakelijkheid op Zondag verbood, zich ten aanzien van de heiliging van den zondag achter machteloosheid verschool. En evemnin ging de vergelijking van het Staatkundig Gereformeerd Kamerlid op tusschen de Zondagswet en de crisiswetgeving, bij welke laatste wetgeving de Regeering wel degelijk haar macht zou doen gelden.
De heer Van Dis zag hier voorbij, dat de Zondagswet pertinente voorschriften geeft, terwijl de crisiswetgeving een machtiging aan de Regeering verleent, om naar bevind van zaken te handelen. Heeft dus de Minister van Binnenlandsche Zaken niet de bevoegdheid — gezien de Zondagswet — om voor te schrijven wat al of niet op Zondag mag plaats hebben, wèl heeft de Minister de taak om de wet te handhaven, niettegenstaande er Gemeentebesturen zijn, die van oordeel zijn, dat de Zondagswet verouderd is en dus niet meer behoeft uitgevoerd te worden.
Nu bepaalt artikel 4 van de Zondagswet, »dat geen openbare vermakelijkheden op de Zondagen zullen gedoogd worden, zullende het aan de plaatselijke besturen vrijgelaten worden, hieromtrent een uitzondering toe te staan, mits niet dan na het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen*.
Wat de uitzondering betreft, die in het artikel genoemd wordt, daarover is dus de beslissing aan Burgemeester en Wethouders. Dit college heeft alleen te beoordeelen of de uitzondering aanwezig is. Doch zoo staat het niet met de bepaling in het slot van het artikel: dat de openbare vermakelijkheid, zoo zij bij uitzondering wordt toegestaan, niet zal mogen plaats hebben, dan na het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen.
Hier heeft ook de Minister van Binnenlandsche Zaken een taak, en wel deze, dat de slotbepaling van artikel 4 van de Zondagswet wordt nageleefd.
En aan deze bepaling, met de daarin gestelde voorwaarde, wil Minister De Wilde vasthouden.
Geschiedt dit, dan kan op Zondag het aantal vermakelijkheden nog heel wat ingeperkt worden.
In de beperking van artikel 4 ligt voor een belangrijk gedeelte de beteekenis van de Zondagswet.
Een Zondagskermis, b.v. in de groote steden des lands, die eerst na 8 uur 's avonds, als de godsdienstoefeningen zijn geëindigd, mag geopend worden, zal gesloten blijven, omdat in dat geval de kosten de baten zullen te boven gaan. Minister De Wilde sprak zich bij de reeds hierboven genoemde behandeling zijner begrooting al zeer beslist uit, toen hij op een interruptie van het Antirevolutionaire Kamerlid, den heer Van der Zaal, of de beperking, die in artikel 4 der Zondagswet staat, regel zal worden, dit antwoordde : »Zij is regel! Wanneer de heer Van der Zaal ooit ontdekt, dat men tegen dien regel zondigt, laat hij mij dan een brief schrijven, dan zal ik er direct werk van maken en doe ik niet anders dan ik als Minister moet doen, n.l. de wet uitvoeren«.
Het had dan ook geen zin, dat de heer Van Dis de opmerking maakte : »Op het stuk van de handhaving van de Zondagswet, behoort de Regeering dan ook haar gezag ten volle te doen eerbiedigen. Zij roepe de nalatige Gemeentebesturen tot de orde. Zij zorge, dat de bestaande Zondagswet althans nageleefd worde". „De Zondagswet wordt gesaboteerd*.
Nu had deze klacht na de verklaring van den Minister moeten zijn ingetrokken geworden. Dat de Staatkundig Gereformeerde afgevaardigde dit niet deed, is jammer.
Het zijn intusschen geen goede manieren, dat de rede van den heer Van Dis in haar geheel in het orgaan van de Staatkundig Gereformeerde Partij werd afgedrukt, zónder van de uitspraak van den Minister van Binnenlandsche Zaken gewag te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's