Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

ZIET DAN!

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen Den tijd uitkoopende, dewijl de dagen boos zijn ! Efeze 5 vers 15, 16.

De Nieuwjaarsmorgen en de Oudejaarsavond liggen vlak naast elkaar. De eene seconde behoort bij het oude jaar, de volgende bij het nieuwe. De weg gaat weer verder. Hier op aarde is geen stilstand. De weg gaat weer verder en wij kunnen geen stap vooruit zien. Het is alles onzekerheid. Die nu in geestelijke duisternis, zonder Woord en Geest wandelt, weet niet waar hij henen gaat, want de duisternis heeft hem bevangen.
Maar die des daags zijn, dat is, die overgebracht zijn in den staat der genade, hebbende Gods Woord tot een lamp voor den voet, bezitten grooten vrede. Zij zeggen met David : „Gij, Heere, hebt mijn ziel gered van den dood, mijn oogen van tranen, mijn voet van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in de landen der levenden !"
Paulus heeft dit ook voor oogen in ons teksthoofdstuk. Daarom zegt hij tot de gemeente van Efeze: „Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt". Hij heeft in ons teksthoofdstuk de hooge, heilige voorrechten opgesomd van de kinderen Gods. Hij noemt ze kinderen, geliefde kinderen (vers 1). Wandelt, zegt hij, in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft.
Zoo gaat hij voort, waarschuwend, tegen de practijken der zonde. Met klem roept Paulus : „Ontwaakt, gij, die slaapt! en staat op uit de dooden, en Christus zal over u lichten". En ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, den tijd uitkoopende.
Den tijd uitkoopende! Dat is een vermaning, die van pas is bij den aanvang van het nieuwe jaar.
In het Nieuwe Testament zijn er twee woorden, die beide vertaald zijn door tijd, maar die toch niet hetzelfde beteekenen.
Het eene woord wil zeggen.... de opeenvolging van oogenblikken. Het andere, dat in onzen tekst gebruikt is, wijst meer op een zeker oogenblik, waarop we iets doen kunnen, de gelegenheid iets te doen. Wij vinden ze naast elkaar in het boek der Handelingen, waar we lezen : „Het komt u niet toe, te weten de tijden of de gelegenheden, die de Vader in Zijn eigene macht heeft gesteld". Paulus wil zeggen : „dit leven is niet alleen tijd, maar de tijd, kostbare levenstijd. Neen, het leven is geen dartel spel, geen blijspel. Dat denken sommigen wel. De ernst des levens glijdt langs hen heen, zooals een droppel neerglijdt langs een gladde vensterruit, zonder indruk of spoor achter te laten. Het ware al iets gewonnen, als ze tot de vraag gebracht konden worden, waarom ze dit nieuwe jaar weer zijn ingegaan.
Velen doen die vraag niet. Anderen wel ! En men beantwoordt die vraag een elk op zijn manier ! De man van het zingenot beantwoordt die vraag op zijn wijze, en de drukke landbouwer op een andere manier. De bezige huismoeder weer anders, de ambtenaar nog anders, en zoo beantwoordt een elk die vraag op zijn wijze !
Maar als het antwoord, als ons antwoord goed zal zijn, dan zal er toch dit in gevonden worden, dat we verstaan dat de tijd, dat dit leven voorbereiding is voor de eeuwig hei d. Het 'komt er dus op aan, dat de mensch de gelegenheid, die in dit leven hem geboden wordt, niet ongebruikt voorbij laat gaan.
Zoo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil-en troostrijk Woord, Verhardt u niet, maar laat u leiden !
Het is nu de welaangename tijd. Die tijd moet uitgekocht worden. Paulus wil, dat we doen als bekwame kooplieden, die de gelegenheden weten te gebruiken.
Den tijd uitkoopende ! Nu is het tijd om naar Gods huis te gaan, om Gods Woord te lezen, om acht te slaan op de roepstemmen des Heéren. Als de dood tusschenbeide komt is het te laat.
Den tijd uitkoopende ! Het is een woord voor de onbekeerden. Een woord ook voor hen, die het leven Gods mogen kennen. Zij koopen den tijd uit, in het gebed Gods verborgen omgang zoekende. Zij verstaan het woord van Paulus, als hij zegt: „Wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen"
Den tijd uitkoopen, Ja, het leven is ons geschonken, opdat we als verlorenen zouden komen tot Christus Jezus, om na veel verdrukking in te gaan in dat Koninkrijk, waar de slag van het uurwerk is verstomd.
Als dat doel bereikt wordt, is alles bereikt. Als dat doel ons ontgaat, is alles verloren zijn wij verloren naar lichaam en ziel beide ! Bekeert u, o huis Israels, van uw booze wegen want waarom zoudt gij sterven ?
De tijd heeft waarde ! Koopt die uit, zegt Paulus ! En de prijs, die ge moet betalen, is deze dat ge laat varen de onvruchtbare wenken der duisternis.
De kinderen van den levenden God vragen naar den wil des Heeren, zij achten alles schade om Christus te gewinnen. Paulus vermaant ook tot een voorzichtigen wandel. Voorzichtig, dat wil zeggen accuraat, nauwkeurig, nauwgezet.
De mensch van de wereld leeft er maar op los. Maar die den Heere vreest moet voorzichtiglijk wandelen. Moet zien waar hij zijn voeten zet, zooals de man doet, die de Alpen beklimt. Zulk een man, wiens weg voert langs smalle rotswegen, bedekt met sneeuw, terwijl aan beide kanten dé afgrond gaapt, loopt maar niet luk raak. Maar zulk een bergbeklimmer plaatst zijn alpenstok voor zijn voeten en onderzoekt met z'n voet, eer hij zijn volle lichaamsgewicht laat volgen. Want één verkeerde stap, en hij gaat.
Zoo moet Gods kind, wiens: weg ook naar de hoogte voert, voorzichtiglijk wandelen. Wandelen niet geleid door eigen zin, maar door het richtsnoer van Gods Woord en Wet.
Daar is te letten op den voeten op den weg. Waarmede zal de mensch zijn pad zuiver houden ? Als hij dat houdt naar Uw Woord.
Daar is te letten op het verstand. Dat geen gedachten der ijdelheid in ons binnenste vernachten Daar is te letten op den wil en de hartstochten, op den omgang met menschen.
Op ons spreken is te letten als die weten, dat we rekenschap hebben te geven van elk ijdel woord.
Ziet toe, zegt Paulus, wie uw gids, uw leidsman zij. Beter is het langs het nauwe pad ten leven in te gaan, dan het breede pad te gaan van den dood ! Wat hebben ook Gods kinderen deze woorden van Paulus te behartigen. Zij moeten voortdurend met Paulus zeggen : „het goede, dat ik wil, doe ik niet; maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik". Zoo worden zij gedrongen tot de bede : „o God, bewaar mij voor de listen en lagen van den booze...., bewaar mij er voor, dat ik U en Uw Woord niet kwijt rake. Wees mij een muur van rondom. Bewaar mij met Uw alziend oog".
Het leven der kinderen Gods is een leven van diepe afhankelijkheid, een leven des gebeds. Een leven, waarin de eigen kracht, het eigen kunnen als niets worden geacht. Ben leven, waarin de sterkte ontvangen wordt van Israels God, waarin verstaan wordt, dat Zijn genade noodig, maar ook genoeg zal zijn.
Ziet dan, zegt Paulus, hoe gij voorzichtiglijk wandel. Niet als onwijzen, maar als wijzen ; den tijd uitkoopende, dewijl de dagen boos zijn. Hij wil dus zeggen: dat is de ware wijsheid, „in voorzichtigen wandel den tijd uitkoopen".
De zonde maakt onwijs, dwaas. Dwaas is de mensch van nature. De dwaas zegt in zijn hart: „er is geen God". Alles gaat om hem alleen. En op vele manieren wordt die dwaasheid openbaar. In het prijzen van zichzelven, in het denken, dat men goederen op kan leggen voor vele jaren en tot zijn ziel kan zeggen : neem rust; in het hooren en niet doen van de woorden des Heeren.
Als we als een wijze leeren wandelen, zullen we er beter aan toe zijn. De tekst noemt Gods kinderen : „wijzen". In de Schrift worden ze genoemd : kinderen der wijsheid. Met de wijsheid der kinderen Gods vergeleken, wordt op aarde geen wijsheid gevonden. Zij zoeken geen veelheid van aardsche goederen, maar zij onderzoeken dagelijks de Schriften. Hun wijsheid wordt mede daarin gekend, dat zij waken en nuchteren zijn, opdat de groote dag des oordeels hen niet onverhoeds overvalle. Zij zijn als de wijze maagden, die olie bij zich droegen met hare lampen in hare vaten. Zij kennen zichzelven in hun diepen val en verlorenheid. Maar ook kennen zij God en Jezus Christus. Zij weten, waar hun schatkamer is, en zij kennen ook de deur, die er toegang tot verleent, want zij kennen Hem, Die gezegd heeft: „Ik ben de Deur".
Zij weten ..... de vreeze des Heeren is het beginsel ook van hun wijsheid.
Ziet dan, zegt Paulus, dewijl de dagen boos zijn. De dagen van Paulus waren booze dagen. Want sommigen veranderden de genade Gods in on ontuchtigheid, en anderen waren zóó afkeerig van het Evangelie, dat ze zijn belijders tegenstonden en vervolgden. De heidenen woedden en de volkeren bedachten ijdelheid.
Dat is wel eigenaardig.
De dagen zijn de tijd en tevens zijn het booze dagen. Anders gezegd : we mogen wel alles er op zetten om het doel in 't oog te houden, waarvoor al onze dagen 'ons gegeven zijn, omdat deze dagen, op zichzelf beschouwd, boos zijn, de neiging hebben ons af te voeren van het smalle pad des levens en ons te blinddoeken voor de ware bestemming, waarvoor die dagen ons gegeven zijn.
Dezelfde dag, die de gelegenheid geeft om den Heere te dienen, is ook een booze dag, die ons poogt te brengen tot zonde. De sabbath, voor den één Zondag, is voor den ander bij uitstek zondedag. De zee is gegeven en heeft de bestemming om den zeeman te brengen naar de haven des behouds.
Maar gij kent misschien wel die Grieksche sage, die ons vertelt van de sirenen, die op rotsen verblijf hielden.
Die maagden plachten verlokkende liederen te zingen, die de zeelieden verleidden uit hun koers te gaan, zoodat de schepen tegen de rotsen werden verbrijzeld.
Zoo rijzen nog uit de golven van dien oceaan der tijden, die toch den zeeman moeten brengen naar de haven des behouds, schoone gestalten op, die haar zilveren zang begeleiden met het zachte geluid van de harp, en die door den blik van haar oogen den vermoeiden zeeman trachten te verlokken tot zijn verderf. Ja, de dagen die ons geschonken zijn om den Heere te leeren kennen, worden ons tot booze dagen, die ons afvoeren van Hem, indien we ons laten meezuigen door al de verleiding, die in onze dagen uitgaat tot ons !
Wij zijn, lezers en lezeressen, samen weer een nieuw jaar begonnen.
Als we onze tekstwoorden op eigen hart en leven toepassen, moeten we belijden, dat we die woorden zoo vaak in den wind hebben geslagen.
Neen.. de meeste belijders wandelen niet voorzichtig. Weet ge, waar men wèl voorzichtig op toe ziet ? Op zijn tijdelijke winst. Men is voorzichtig en ziet toe op zijn kerkelijk fatsoen. Maar bij de meesten is weinig kennis van Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert.
En wat te zeggen van de voorzichtigheid in het woord ? Wat een ijdel gepraat alom ! Wijs zijn velen, waar het de dingen der wereld betreft. Maar men koopt den tijd niet uit, hoewel de dagen boos zijn.
Dat ook ónze dagen boos zijn, stemt elkeen met den mond toe. De bijbel wordt in den hoek getrapt door velen. Daarmee is in 't hart de boosheid geteekend. En daarmee ligt de ellende aan de deur. Want wie van den hoogen God afvalt, moet vallen.
Maar koopen wij nu den tijd. uit voor het waarachtig belang onzer ziel ? Of is uit veel gezinnen de oude degelijkheid en vroomheid volkomen verdwenen ?
Hoe weinig wordt er samen gebeden. Hoe weinig het aangezicht des Heeren in ootmoed des harten gezocht! En daarom keere maar een elk tot zichzelf in, onderzoekende hoe wij met dit alles staan tegenover den Heere God.
Het is niet voldoende Oudejaarsavond te eindigen met een bewogen hart en de Nieuwjaarsdag te beginnen met goede voornemens! De tijd, die daar ligt tusschen nieuwjaarsmorgen en Oudejaarsavond, telt ook mee. Die tijd moet ge uitkoopen. Zoudt ge niet, wanneer ge eenige ter dood aangewezen menschen hun laatste dagen zaagt doorbrengen in liederlijikheid, in spot en gemeenheid, zeggen : „welk een krankzinnigheid en dwaasheid".
Wel dat is de dwaasheid van allen, die het oog en het hart blijven sluiten voor de zaligmakende genade Gods, die allen menschen verschenen is en die ons onderwijst de goddeloosheid te verzaken, om matig en rechtvaardig en godzalig te leven in deze tegenwoordige wereld.
Legge de Heere het u op uw geweten, op uw hart, door de macht van Zijn Heiligen Geest, opdat niet de Heere eenmaal moet zeggen : „Ik kom nu drie jaren,
zoekende vrucht op dezen vijgeboom, en vind ze niet! Houw hem uit, waartoe beslaat hij onnut de aarde ? "
Gij weet niet, of gij dit jaar beëindigen zult. De tijd moet uitgekocht worden, gij, die den Heere vreest, met verkeeren in de binnenkamer des gebeds, in stille overdenking en zelfonderzoek.
Zij het, kennende eigen zwakheid, eiken morgen uw bede, dat de Heere uwe wankelende schreên moge schragen. Opdat gij moogt toezien, voorzichtiglijk te wandelen, niet als onwijzen, maar als wijzen, den tijd uitkoopende, dewijl de dagen boos zijn”.
J. C. Wolthers

Putten (Vel.).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's