Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

JUDAS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat heeft hij een schoone naam gehad. Judas beteekent immers „Godlover". Zouden zijne ouders in Karioth er bij hebben stilgestaan, toen ze hem bij de geboorte dien schoonen naam gegeven hebben ?
We weten het niet. Van zijn jeugd is ons niets bekend. Maar wel weten we, dat de Heere Jezus hem heeft verkoren tot een van Zijn twaalf discipelen. Ja, de Heere heeft hem zelfs nog een post van vertrouwen gegeven : hij werd de drager van de kas van het edele gezelschap.
Niemand, die ook maar eenigszins heeft kunnen vermoeden, toen Judas bereid was om Jezus te volgen, dat deze zou komen tot die rampzallge daad van het verraad.
Zelfs op den avond van de aanwijzing aan den Paaschdisch hebben ze niet naar Judas gezien, maar het veeleer vol vreeze uitgeroepen : Ben Ik het, Heere ?
Toch wordt door een der Evangelisten de sluier te voren reeds even opgelicht. Lezen we niet van de scherpe aanval op Maria, toen deze in het huis van Simon den melaatsche den Heiland heeft gezalfd. Het had er den schijn van, dat hij het opnam voor de armen, maar het wordt er zoo treffend aan toegevoegd, dat hij een dief was. Het is maar een heel fijn trekje, en toch daarmede is Judas geteekend. Jezus is voor hem niets anders dan de ladder naar aardsch geluk. Als er één is geweest, die heeft gehoopt dat Jezus zich aan het hoofd der Joden zou stellen om de Romeinsche adelaars neder te vellen, dan is hij het geweest. Misschien heeft hij wel gehoopt om in dat Messiaansche rijk minister van financiën te worden.
Daarom is het ook begrijpelijk, dat Judas is gekomen tot verraad, toen hij begon te bemerken, dat de Heiland er niet over dacht om een aardsch koninkrijk te stichten. Hij zag wel, dat het met Jezus' roem gedaan was en dat het met hem zou uitloopen in den dood.
Als van een zinkend schip springt hij nu op een betere boot. Hij gaat naar de overpriesters en biedt aan om Hem te verraden voor dertig zilverlingen.
O, die mammon. O, die geldgod, die ook Judas voor eeuwig ongelukkig heeft gemaakt.
Wat is het alles snel in zijn werk gegaan ! Na de aanwijzing in de Paaschzaal is hij in een minimum van tijd uit den kring der jongeren verdwenen. De echo van zijn voetstap sterft weg in de nauwe straten van Jeruzalem, .als hij op weg is naar de overpriesters, om zijn Meester in hunne handen over te leveren.
Judas heeft zich toch blijkbaar geschaamd om den Heere bij den ingang van den hof openlijk aan te wijzen. Hij liep op Hem toe en kuste Hem, als was hij Mij Hem weder te zien.
O, Judas, toen kwam voor het laatst nog een ernstige roepstem tot u uit den mond van den Heiland, toen Hij u toeriep : Judas, verraadt gij den Zoon des menschen met een kus ?
Verder hooren we dien avond van Judas niets meer. Het verraad is geschied. Het verradersgeld is in zijne handen.
Maar, o, wat is satan toch wreed. Satan heeft zeker wel willen grijnslachen, nu hij dezen discipel in zijn netten had gevangen.
Toen Judas den volgenden morgen hoorde, dat Jezus ter dood veroordeeld was, heeft hij berouw gehad, zoo lezen we.
Maar ach, het was geen waar berouw. Het verschilde hemelsbreed van het berouw van Petrus, die zijn Meester had verloochend, maar die naar buiten ging, bitterlijk weenend.
Neen, het berouw van Judas was slechts een akelige wroeging, die zich meer richtte op de verschrikkelijke gevolgen van zijn daad, dan op die laffe daad zelf.
Welk een groot onderscheid: Te weenen over de gevolgen der zonde, die zoo bitter zijn of te weenen over de zonde zelf.
Maar hierop komt het juist aan.
Elk kind van God zucht bij de gedachte aan Judas. Wat kan het toch ver gaan! Een discipel van Jezus zijn, drie jaren met hem rondwandelen en dan Hem verraden en komen tot zelfmoord. Hoe is dat toch mogelijk.
Wel lezers, van schuldbesef, van tranen des berouws bemerkt ge bij Judas niets.
Hij vlucht niet met zijn berouw naar den Heere, maar naar de menschen.
Tragisch is het om hem voor de ooren van de overpriesters te hooren uitroepen: Ik heb verraden onschuldig bloed.
Maar wat trekken die er zich van aan; Judas moet maar toezien.
Het verradersgeld brandt hem in de vingers. O wat een wreed spel speelt toch die duivel. Voor geld had Judas alles gedaan en nu wordt hem tenslotte het geld waardeloos.
Hij werpt het voor de voeten van de overpriesters en begeert, dat het dan maar in de schatkist zal worden geworpen.
Voor een goed doel dus om het verraad nog eenigsizins goed te maken.
Ach neen. Judas, dat is de weg niet.
Het gaat nu met hem als langs een hellend vlak, in hoe langer hoe grooter vaart. Het recht Gods duikt op hem in al zijn zwaarte en nergens ziet hij ook maar èèn weg tot redding geopend. Alleen de dood kan uitkomst brengen, zoo maakt hij zich zelf wijs.
Hij heeft zich een touw gekocht en is' Jeruzalem ontvlucht om een uitstekende rotspunt uit te zoeken, waaraan hij het touw kan vastbinden om dan den sprong in de diepte te wagen.
O, rampzalig einde!
De Zoon des m.enschen gaat wel henen, gelijk besloten is, doch wee de mensch die Hem verraden zal.
En de duivelen grijnslachen : Bijna bewogen een Christen te zijn en nog maar schijn.
Het woord der profetie moet vervuld worden. De overpriesters weten geen raad met de dertig zilverlingen. Geen verradersgeld in de schatkist, zoo staat voor hen vast.
O welk een droevig verschijnsel. Schijnbaar willen ze leven naar de wet Gods en vreezen zelfs tittel of jota te overtreden.
Anderzijds vreezen ze niet om den heiligen Zoon van God aan het kruis te laten nagelen.
Eindelijk hebben ze voor het geld toch een toestemming gevonden. Ze hebben er den akker van den pottenbakker voor gekocht. Dat zou nu een begraafplaats voor de vreemdelingen worden.
Onbewust hebben ze de profetie van Jeremia en Zacharia in vervulling laten gaan.
Toen deze laatste profeet eens om zijn loon vroeg, hebben ze hem ook dertig zilverlingen gegeven. Is dat het loon wat Ik hun waard ben geacht geweest, sprak de Heere. Ga henen en werp het voor hunne oogen op den akker van den pottenbakker. En de profeet deed alzoo.
Nu was Christus ook gewaardeerd. Niet meer dan de waarde van een slaaf had hij opgebracht. O boos spel van Joden en Overpriesters en Schriftgeleerden.
Judas mogge ondergaan, Christus heeft getriumpheerd, opdat allen, die met hun schuld en hun zonden gelijk Petrus tot Hem. zouden vluchten, zouden ervaren, dat er bij Hem voor den grootsten der zondaren redding is te vinden.
Ermelo

J. J. Timmer

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's