Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN BUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN BUS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag : U schrijft over die 3 paar klompen in de Waarheidsvriend van 28 Mei en u maakt dan opmerkingen in zake het kinderaantal in de gehuwde gezinnen, waarbij de Roomschen dikwijls méér kinderen hebben, dan in vele Protestantsche gezinnen 't geval is. Dit is inderdaad treurig. „Maar treurig is het niet minder, dat er zoo weinig aandacht besteed wordt aan de groote gezinnen. Er zijn er dan ook helaas! velen, die in kommervolle omstandigheden verkeeren door werkeloosheid. En dan vind ik het treurig, dat b.v. de kindertoeslag bij Rijkssteun of werkverschaffing bepaald wordt tot een zeker aantal b.v. tot 3 ; en dan zijn er gezinnen met 10 zelfs 11 kinderen. Hebben die overige kinderen dan niets noodig ? Zou daaraan niets te veranderen en te verbeteren zijn ?
Antwoord. Dit is een zeer ernstige aangelegenheid. Want wij prijzen de groote gezinnen, maar o ! de zorgen zijn dikwijls zoo vele en zoo zwaar. En ook onder christenen hebben we daarvoor veel te weinig oog. We helpen elkander veel te weinig. Dat moet anders worden ! We moeten bij ons zelf beginnen.
En nu de kwestie van de Rijkssteun. Het is inderdaad juist, dat in bepaalde gevallen de werkloozensteun plus gezinstoeslagen voor de allergrootste gezinnen niet hooger is dan voor gezinnen met b.v. drie of vier kinderen.
Dat lijkt misschien zeer onredelijk. Maar dat is toch niet onredelijk want de steun moet ten slotte, ook voor de grootste gezinnen, blijven beneden het loon, dat de werklooze in zijn bedrijf verdiende, omdat anders de prikkel om arbeid te zoeken zou verloren gaan en groote onbillijkheid zou plaats hebben tegenover arbeiders, die door hun arbeid in hun onderhoud, moeten voorzien.
Intusschen lette men er óók op, dat de gevallen, waarin voor kinderen boven zeker aantal geen gezinstoeslag meer genoten wordt, omdat anders de maximumgrens van den steun zou worden overschreden, juist die zijn, waarin het arbeidsloon het hoogst en bijgevolg ook dit maximum het hoogst is. Bij lage loonen waar b ij ook het steunmaximum laag is, neemt de steun plus gezinstoeslag, ook voor de zeer groote gezinnen, geleidelijk toe.
Als voorbeeld, diene de werkloozensteun in een gemeente der 7e klasse voor een gezin van een uitgetrokken werklooze. Was het loon van dien werklooze ƒ 26.— per week, dan bedraagt de steun maximaal ƒ 15.—. Dit maximum wordt bereikt by het vijfde kind, zoodat dus gezinnen met een grooter aantal kinderen geen hooger steunbedrag ontvangen. Verdiende de werklooze echter maar ƒ 18.— per week, dan is het maximum pas bij het tiende kind bereikt. En was zijn loon nog lager, dan blijft de steun ook bij een nog grooter aantal kinderen stijgen.
Juist om tegemoet te komen aan de belangen van de groote gezinnen die ernstig door de loonsdalingen en door de vroegere uniforme maxima werden geschaad, heeft Minister Slotemaker de Bruine in 1934, de maxima voor de verschillende loongroepen op verschillende wijzen geregeld. En zoo kan het nu zelfs voorkomen, dat een groot gezin een steun geniet ten bedrage van niet minder dan 90 pet. van het loon (vroeger hoogstens 70 pet.).
Daarbij moet men ook toedenken, dat bij de vaststelling van het loon de kinderbijslagen, die sommige bedrijven hun arbeiders toekennen, mogen worden medegerekend, waardoor de steunmaxima ten bate van groote gezinnen stijgen.
Voorts zijn er nog verschillende andere factoren, die ten gunste van de groote gezinnen kunnen werken, n.l.:
a. De huurtoeslag. Voor de huur boven zeker bedrag wordt den gesteunde een bijslag verstrekt van ten hoogste 2/3 van dit meerdere. Het is duidelijk dat de groote gezinnen, die uiteraard op grootere en dus duurdere woningen aangewezen zijn, van dien toeslag ook het meeste profijt hebben.
b. Deze ruimere armslag. Aan de kerkelijke en particuliere instellingen van weldadigheid is sinds 1934 toegestaan extra hulp te verleenen (b.v. bij gebrek aan kleeding en dekking, ziekte enz.), zonder dat vermindering van den steun plaats vindt. Ook van dezen armslag profiteeren de groote gezinnen het meest.
c. Inkomsten van gezinsleden uit arbeid. Van de inkomsten uit arbeid wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun. Doch het gezinsinkomen wordt dan toch met 1/3 verhoogd. Dit is geen voorschrift speciaal in het belang van de groote gezinnen. Doch ook hier leert de ervaring, dat de kinderen uit groote gezinnen gewoonlijk al spoedig eenige inkomsten hebben, zoodat ook deze regeling in vele gevallen in het bijzonder aan groote gezinnen ten goede komt.
d. Deze steun. In de laatste jaren werd van regeeringswege een belangrijk bedrag beschikbaar gesteld voor extra steun aan werkloozen. Aanvankelijk bedroeg dit ƒ 750.000.— per jaar. In 1936 ƒ 1.700.000. In 1936 werd weer ƒ 850.000.— beschikbaar gesteld. Daarbij komt nog een gelijk bedrag ten laste van de gemeente. En ook bij de verdeeling van deze toedragen (die aanvankelijk door bemiddeling van het Nationaal Crisis-Comité werden gedistribueerd) wordt uiteraard rekening gehouden met de behoeften der groote gezinnen.
c. Steun in natura. Bij de verstrekking van onvermengde margarine, goedkoop rundvleesch en groente wordt uit den aard der zaak met den omvang van de gezinnen rekening gehouden.
Hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat de toestand van werkloozen met groote gezinnen niet te wenschen overlaat. Doch billijkheidshalve moet men bij het beoordeelen van dien toestand niet uitsluitend, één factor (den maximumsteun bij hoogere loonen) doch alle omstandigheden in aanmerking nemen.
Om deze gegevens, boven vermeld, te kunnen verschaffen hebben wij eerst ons licht moeten opsteken bij anderen; en we zijn maar dadelijk naar 't beste informatiekantoor in Den Haag gegaan, waar men ons welwillend van alles op de hoogte gesteld heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

VRAGEN BUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's