Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

MONETAIRE MOEILIJKHEDEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds ons blad de vorige week verscheen, hebben ten aanzien van de monetaire politiek van ons land groote gebeurtenissen plaats gehad.
Wat niet verwacht en zeker ook niet door iedereen gehoopt werd, is gebeurd, n.l. de waardevermindering van het nationale ruilmiddel of met andere woorden de losmaking van den gulden van het goud.
Toen Vrijdag de Fransche Regeering tot devaluatie van den Franschen Frank overging en Zwitserland na veel aarzeling het voetspoor van Frankrijk volgde, bleef van de zes mogendheden, die tijdens de Londensche Wereldconferentie van 1933 besloten hadden de gouden standaard te handhaven, Nederland alleen van het z.g. goudbloc over.
Deze uitzonderingspositie van Nederland temidden van de geheele wereld en waarin het ten laatste door Frankrijk en Zwitserland gebracht werd, heeft de Regeering ten onzent gedwongen tot den maatregel om de oude muntpariteit, waaraan tot het laatste toe werd vastgehouden, los te laten.
Het was hard — zoo zeide Minister Colijn in zijn radio-rede van Maandagmorgen ter toelichting van den Regeeringsmaatregel — van die eerepositie afstand te moeten doen. En het besluit om den gouden standaard los te laten, is der Regeering dan ook onnoemelijk zwaar gevallen. Maar persoonlijke gevoelens — zoo ging de Minister-President voort — moeten wijken voor het belang van het land.
En inderdaad zou de monetaire positie van ons land, zoo de Regeering werkeloos ware gebleven, gevaar hebben geloopen. Het belang van het land is toch, dat de goudvoorraad van de Nederlandsche Bank in ruime mate het papieren geld dekt, wil inflatie, de grootste ramp, die een volk kan treffen, niet intreden.
En wie zou nu kunnen ontkennen, dat tengevolge van de devaluatie-maatregelen eerst in Frankrijk en daarna in Zwitserland, niet aanzienlijke goudonttrekkingen op die maatregelen van het buitenland zouden zijn gevolgd. Er was geen reden, om met Het Handelsblad te spreken, om aan te nemen, dat met een goudvoorraad van 700 millioen gulden, waarvan Zaterdag nog 14 millioen gulden werd onttrokken, dus per saldo 686 millioen gulden, niet zeer sterke aanvallen zouden kunnen worden weerstaan. Maar zelfs als een eerste stormloop beëindigd zou zijn, kon men er op rekenen, dat met den gulden als eenige rots in de monetaire branding, de aanvallen zich zouden herhalen. En moesten wij daarna tot monetaire maatregelen overgaan, dan zou dit onder zeer veel ongunstiger omstandigheden moeten plaats hebben.
In gelijke richting sprak ook dr. Colijn in zijn meergenoemde radio-rede, toen hij de vraag beantwoordde :
»Maar hoe werd dan, zoo de Regeering geen maatregelen trof, het beeld van den toestand ? Dat beeld zou zijn, dat men dan enkele weken, of op zijn best een paar maanden, zou blijven doorworstelen met doorloopende sterke schommelingen in den rentevoet, met al de daaraan voor het bedrijfsleven verbonden bezwaren, om dan tenslotte toch te eindigen met het prijsgeven van den gouden standaard, doch dan met een op onverantwoordelijke wijze verzwakten goudvoorraad van De Nederlandsche Bank«.
Deze zienswijze van het Kabinet, komt ons voor alleszins juist te zijn.
Wij achten dan ook, dat de Regeering op het goede oogenblik haar maatregelen heeft getroffen, geen dag te vroeg en geen dag te laat, ook al betreurt men het, dat de Regeering ten opzichte van haar monetaire politiek geen voet bij stuk heeft gehouden.
Tegen overmacht was het Kabinet echter niet opgewassen.
Hoe ons volk nu tegenover de moeilijkheden, die geschapen zijn, heeft te staan ? Daarop geeft dr. Colijn in zijn Maandagochtendrede een antwoord, als hij zegt:
»De moeilijkheden, waarvoor we zullen komen te staan, zijn ongetwijfeld vele en groot. Ze zijn te overwinnen, maar niet als het volk een anderen kant uittrekt dan de Regeering. De Regeering kent haar koers, ze volgt een doelbewuste lijn, nu zij den nieuwen toestand onder de oogen heeft te zien. Ze acht zichzelf in staat om de voornaamste schokken op te vangen en den koers naar de haven te vinden. Maar voorwaarde daarbij is, dat men in het land met den raad en de aanwijzingen van de Regeering rekening houdt en die niet, bewust of onbewust, wederstreeft.
Voor de eerstvolgende dagen is die raad allereerst: rustig blijven, niet zenuwachtig worden en nog minder zenuwachtig handelen. Doe zooveel mogelijk precies wat ge ook de vorige week en een maand geleden gedaan hebt. Doe alsof er niets veranderd was, dan zult ge dra bemerken, dat er inderdaad maar heel weinig veranderingen behoeven in te treden.
Als ons volk zich op die wijze gedraagt, dan zullen we, met Gods hulp, ook dezen nieuwen schok wel te boven komen«.
Wij sluiten ons bij deze woorden van den Minister-President van harte aan.
God schenke het Kabinet wijsheid en kloek beleid om ons volk biddend den nieuwen toestand, tegemoet te leiden.

DE ZILVEREN KOORDE
Onze lezers zullen zich herinneren, dat wij voor de vacantie in een paar artikelen gewag hebben gemaakt van den arbeid der Staatscommissie, aan welke werd opgedragen de voorbereiding van eene herziening van de Grondwet, waarbij als voornaamste onderwerpen in aanmerking zouden komen de bepalingen der Grondwet betreffende :
het recht van de vrijheid van drukpers ;
het inkomen der Kroon ;
de schadeloosstelling en het pensioen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
de regeling van de gevallen, waarin de Raad van State wordt gehoord;
de mogelijkheid, Ministers te benoemen zonder ministerieel departement;
de mogelijkheid om, met behoud van de grondslagen van het bestaande stelsel, het kiesrecht te wijzigen ter bevordering van een gezonde werking van het parlementaire stelsel;
de mogelijkheid, aan de Staten-Generaal een Kamer toe te voegen, welke het bedrijfsleven vertegenwoordigt ;
het lidmaatschap van vertegenwoordigende lichamen van personen, die een streven tot uitdrukking brengen, gericht op verandering van de bestaande rechtsorde met toepassing of bevordering van onwettige middelen ;
de mogelijkheid, voor bepaalde bedrijfstakken lichamen in te stellen, ten einde leidend en regelend op te treden ;
de Algemeene Rekenkamer ;
de procedure van Grondwetswijziging.
Op 1 Augustus nu diende de Regeering bij de Tweede Kamer, ondergebracht in een achttal ontwerpen van wet, de wijzigingen van de Grondwet in, waarbij deze wijzigingen inmiddels geen verdere uitbreiding kregen, dan de voorstellen, welke door de Grondwetscommissie in haar rapport aan de Regeering waren uitgebracht geworden.
Het eenige voorstel, dat van de Staatscommissie niet in de Regeeringsontwerpen werd overgenomen, was dat, betreffende het artikel van de Grondwet, waarin het recht van de vrijheid van drukpers wordt bepaald.
Dit artikel (artikel 7) blijft dus in de Grondwet, tenzij de Staten-Generaal bij de openbare behandeling der wetsontwerpen anders zou beslissen, ongewijzigd.
Dekken dus de ontwerpen van wet tot verandering van de Grondwet vrijwel de voorstellen, die de Staatscommissie deed, de vraag rijst intusschen, of ook niet andere onderwerpen door de Regeering in de Grondwetsverandering hadden moeten worden betrokken.
Wij hebben hier op het oog b.v. artikel 172, het artikel van de „zilveren koorde", luidende :
„De tractementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd."
De waarborg, die hier in de Grondwet gegeven wordt, dat de Kerken of derzelver leeraren de tractementen, pensioenen en andere inkomsten zullen genieten, geldt natuurlijk voor den tijd, zoolang de Grondwet bestaat.
Zou de Grondwet te eeniger tijd door welke extremistische partij ook, worden ingetrokken, dan zullen de Kerken of predikanten automatisch hun recht op de
tractementen en pensioenen, thans bij de Grondwet gewaarborgd, verliezen.
Vooral in den woeligen en verwarden tijd, waarin de volken op dit oogenblik ten gevolge van de revolutionaire situaties van rechts en links verkeeren, krijgt artikel 172 van de Grondwet voor de Kerken bij ons een bijzondere beteekenis.
Men vraagt zich af, of de zekerheid, dat de Kerken op den duur hun rechtmatige aanspraken op de uitkeeringen uit 's Lands kas zullen kunnen handhaven, wel zoo groot is, en of niet te eeniger tijd de financieele band tusschen Staat en Kerk zal worden verbroken.
Uit dien hoofde komt het ons voor, dat het vraagstuk van „de zilveren koorde" de volle aandacht verdient en dat de vraag aan de orde is of de Kerken bij deze Grondwetsherziening er niet op moeten aandringen, dat de kapitalen aan de Kerken worden uitbetaald, van welke kapitalen op dit oogenblik de rente wordt genoten.
Nog is het niet te laat.
De Grondwet wordt echter niet elk jaar gewijzigd.
Laten de Kerken diligent zijn, opdat zy zich niet in de toekomst hebben te beschuldigen, dat zij de tijd van handelen lieten voorbij gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's