Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDOM DE LEESTAFEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT LEERT ONS DE DUITSCHE KERK­ STRIJD ? door Dr. H. Faber. Uitgave : van Gorcum en Co. Assen.
Op de Algemeene Vergadering der Vereeniging van Vrijz. Hervormden in Nederland in 1936 te Naarden gehouden heeft dr. H. Faber een referaat gehouden over : Wat leert ons de Duitsche Kerkstrijd? en die rede is nu in brochurevorm uitgegeven. De referent wilde voor een kerkelijke kring deze zaak behandelen (niet als politiek man dus) om ook na te gaan wat er voor Nederl. kerkelijke toestanden uit den Duitschen kerkstrijd te leeren is. 't Is geen politieke, maar een godsdienstige strijd in Duitschland zegt dr. Faber. Volgens het Nationaal-Socialisme heeft het Duitsche volk zich zelf terug gevonden : zijn bloed, zijn bodem, zijn ras. Een nieuwe wereldbeschouwing is geboren en nu is een strijd gekomen om de zuiverheid van het Christendom. Twee geloofsinzichten, twee godsdienstige overtuigingen zijn tegenover elkaar komen staan, 't Is een geloofsstrijd : nationaal-socialistisch geloof of wil men : het geloof van de Duitsche (bloed-ras-bodem) christenen tegenover de belijdenis-christenen. De strijd draagt een godsdienstig karakter. Want het is b.v. niet dat tegenover elkaar staan voor-en tegenstanders van den staat; maar wel voor-en tegenstanders van het Rosenberg-Hitler christendom, waarbij het bijbelsch-geloovig christendom in gevaar is ; Duitsch-christendom en belijdenis-christendom tegenover elkaar. De Duitsche christenen (Rosenberg staat overal op den achtergrond) willen, dat de Duitsche Kerk Duitschchristelijk zal zijn, met het leiders-princiep, de moderne opvatting van den Duitschen aard, van de Jezus-gestalte a la Rosenberg enz. Een Duitsche Kerk, die dan de volmaking van het werk van Luther zal zijn, maar dan nu naar de beginselen van het Duitsche (heidensche) christendom.
Boeken als „Mein Kampf" van Hitler en „Der Mythus des 20 Jahrhunderts" van Rosenberg zitten daar achter. Daar leest men : de Duitsche geschiedenis is de heilige geschiedenis ; Duitschland is het heilige land ; Hitler is de van God gegeven man ; de Duitsche geschiedenis van heden is de Godsopenbaring van heden; hier woont God zooals Hij nergens woont. En zóó moet de Kerk het leeren zien en zóó moet de Kerk het gaan gelooven en belijden. Rosenberg is op het oogenblik een machtig man in Duitschland. Hij is hoofdredacteur van „Der Völkische Beobachter". Hij is het hoofd van de afdeeling „Weltamschauung" der partij. Onder hen ressorteert de geheele scholing van de jeugd. En zóó is de nieuw-christelijke wereldbeschouwing komen staan tegenover het belijdend christendom, dat er mee bedreigd wordt, onder straffen van geldboete, gevangenisstraf, concentratiekamp enz. 't Gaat om het doorvoeren van de nationaalsocialistische wereldbeschouwing, van het modern Duitsch geloof. En 't gaat er op of er onder voor de belijdenis-beweging. Men wil een nieuw-christelijke (heidensche) Duitsche nationale-volkskerk; waarin — uiteindelijk — Roomschen en Protestanten de nieuwe Duitsche wereldbeschouwing zal aanhangen en één zullen worden a la Rosenberg. Ook van den vroegeren Rijksbisschop Muller zijn uitspraken bekend a la Rosenberg. En dan spreekt men over zulke gevoelens van de zijde van de Duitsche christenen als over een „positief christendom" ! Terwijl men dan met dat „positiefchristendom" bedoelt: een zuivering van het aloude christendom van alle Semitische elementen enz. Men bedoelt een nieuw christendom (heidensch) rondom een „heroïsche Jezusfiguur". Men zegt, dat het christendom van de belijdenisbeweging geen christendom meer is ; en een aantal punten worden geproclameerd, waardoor dat christendom „gezuiverd" moet worden ! Er wordt een wereldbeschouwing gegeven, waarin het christendom zich moet aanpassen ! 't Gaat om gevoelens als „eer, trots, innerlijke vrijheid, de adellijke ziel" enz. (Rosenberg) met de gevoelens van „bloed, ras en bodem", met verwerping van het O. T. enz. enz. Niet Gods eer, maar nationale eer, met den trotschen mensch inplaats van den deemoedigen christen. Hitler heeft in 1933 zich voor de radio voor de beweging van de Duitsche christenen verklaard ; 27 Augustus 1933 zei hij vervolgens in Bad Godesberg : dat het christendom niet in staat is om de Duitschers te vereenigen, dat kan alleen een geheel nieuwe wereldbeschouwing doen ! (het Duitsche christendom van Rosenberg es.). En zoo komen de conflicten dan ook tusschen de nationaal-socialistische wereldbeschouwing en het christendom; niet allereerst door de staatsbeschouwing, maar door de religie, 't Gaat niet om de staatskwestie, maar 't is in wezen een religieuze kwestie, een godsdienst aangelegenheid. En de staat weet zich te behelpen met een voorloopige overeenkomst met de Kerk, omdat men weet — ook Hitler heeft het gezegd — dat de christelijke belijdenis bij een groot deel van het volk er diep in zit; ja dieper dan de nationale of politieke gevoelens (blz. 631 van „Mijn Kampf").
Maar het is een voorloopig compromis. „Politiek is de kunst van het mogelijke, van het compromis". De staat is een nationaal-socialistische staat in wording. Het ideaal blijft een staat, waar de nationaal-socialistische wereldbeschouwing oppermachtig geworden is. En het ideaal blijft een nationale Kerk, zooals Rosenberg deze ontwerpt, een Kerk, waarin de confessioneele verschillen tusschen Roomsch en Protestant secundair geworden zijn en waarin allen met het nieuwe Duitsche levensgevoel zullen zijn vervuld ! Voorloopig is de practijk van den staat „geven en nemen". Men neemt b.v. de jeugd ; men geeft nog in zake interne kerkelijke aangelegenheden; hoewel men daar telkens óók wil nemen en het geven schijnt moe te worden. Men heeft het met Bodelschwing willen probeeren, toen met Muller, nu weer anders : geven en nemen, maar liever nemen dan geven ! En daarom kunnen sommigen, ook van de kerkelijke voormannen, hun houding soms zoo moeilijk bepalen. Hoe tweeslachtig is b.v. de houding van Kerrl, minister voor kerkelijke aangelegenheden : eenerzijds wil hij orde en vrede scheppen, anderzijds eischt hij, dat de Kerken zullen „meemarcheeren" in den nieuwen staat. Dat maakt het uitzicht voor de Kerken zoo donker. En intusschen werkt de nationaal-socialistische wereldbeschouwing hard, om overal de overhand te krijgen, wat noodzakelijkerwijs een ondermijning brengt van het Christendom. Het gaat dus in den Duitschen Kerkstrijd om een geloofsstrijd; twee typen van geloof strijden hier met elkaar om de suprematie, 't Is geen politieke strijd van de christenen in Duitschland, maar een godsdienstige. Politiek gezien, schikken zij zich in de alleenheerschappij van de nationaal-socialistische partij — zij verzetten zich alleen daar, waar zij bemerken dat een ander geloof bezig is 't kerkelijk leven op te zuigen. Zij verzetten zich dus tegen het streven naar totaliteit van de nationaalsocialistische beginselen op het gebied van den godsdienst.
Nu zijn er vier factoren op kerkelijk gebied te noemen, die de ontwikkeling der gebeurtenissen mede hebben beïnvloed : 1. het verschijnsel der onkerkelijkheid ; 2. de nauwe verbinding tusschen Kerk en Staat in het verleden ; 3. het gebrek aan theologische bezinning bij de leeken en het tekort aan theologische belangstelling voor de machten van het natuurlijke in het leven ; 4. het gebrek aan verband tusschen Christendom en cultuur. (Het Lutheranisme). Dat werkt dr. Faber uit in het derde stuk van zijn referaat (3de stelling) en zegt dan : dit brengt ons tot de bedoeling van dit referaat : „Wat leert ons als Vrijzinnig-Hervormden de Duitsche Kerkstrijd? " (blz. 24)
De 28 Protestantsche landskerken in Duitschland stonden veel te veel buiten het volk. De hoogleeraren in de philosophie waren de leiders der studenten, veel meer dan de hoogleeraren in de theologie. En de onkerkelijke massa bestrijdt de Kerk, terwijl men anderzijds dan de Kerk wil inpalmen en gaan gebruiken voor eigen doeleinden, die eigenlijk geheel vreemd zijn aan den aard en het wezen van de Kerk. In dan komt weer reactie bij degenen, die de Kerk mogen zien van belijdenisstandpunt. Wil men ook in Nederland een Christendom inpassen in de Kerk, wat geen Christendom is, om de Kerk te gaan gebruiken voor eigen doeleinden ? Zijn er ook hier politieke-en andere verschijnselen, die de positie van de Kerk willen gaan misbruiken ? Men zij gewaarschuwd.!
En dan: de historische verbondenheid van Kerk en Staat en daaraan gepaard : het gebrek aan zelfbewustzijn bij de Kerk. In Duitschland leefde men bij de gedachte: de vorst heeft voor de Kerk te zorgen; „cuius regio, illius religio : die de regeering heeft over een land, zorgt ook voor den godsdienst van 't volk ! De vorst was de opperste kerkmeester; en in Beieren was (tot 1921) de Roomsche vorst opperste Kerkheer in de Luthersche Kerk ! Troon en altaar op 't allernauwst verbonden ! Eerst onder de republiek van Weimar kreeg men de regeling, die met onze sinds 1816 gegroeide regeling te vergelijken is. Maar deze nieuwe na-oorlogsche regeling werd in Duitschland door de Kerken niet eens met groote geestdrift aanvaard (bladz. 30). Het Calvinisme kent veel meer „de souvereiniteit in eigen kring" voor elk levensgebied, ook wat de verhouding van Staat en Kerk betreft. Dat de brochures van dr. Boissevain :
„Een christelijke Staat" en „de Kerk in den Nat. Socialistischen Staat" ongewenschte dingen voor stelt, is voor den Calvinist duidelijk : men wil den Staat de patroon maken van de Kerk.
De theologie is in Duitschland een „academisch bedrijf" geweest. Nergens zooveel dikke theologische boeken, maar alles „professoren-werk"; die veelzins totaal geen contact hadden met het kerkelijk leven. De Duitsche Kerk leefde daarbij uit haar traditie, niet uit een levend en bezonnen inzicht. Organisatorisch, maar ook geestelijk was de Duitsche Kerk stuurloos. En zij heeft geen besef gehad van het natuurlijke, het instinctieve, het aardsche in het leven van den mensch. En nu is het nationaal-socialisme met een man als Hitler en Rosenberg gekomen! En de natuurlijke dingen worden niet geestelijk belicht, maar demonisch.
Voor Luther gold de vraag : „Wie krieg ich einen gnadigen Gott ? ", „Hoe vind ik een genadig God ? " Niemand zal deze vraag onbelangrijk achten. Maar hiermee is niet het leven van een mensch in z'n volheid in het licht van goddelijke openbaring gezet. Groote levensterreinen blijven bij deze vraagstelling onaangeroerd. Het Lutheranisme in Duitschland heeft dat niet altijd begrepen. Het heeft sterk de neiging tot „innerlijkheid" gehad. Schleiermacher laat de religie bijna geheel in het gevoel opgaan, en Rudolf Otto zet in zijn beroemde boek „Das Heilige" deze lijn voort. Verlossing is het thema van het Lutheranisme. Dit mist daardoor het weloverwogen ingaan op de cultuur en haar vragen, (bladz. 36).
Over de 4e stelling : de arbeid van het „belijdenis-front" legt ons de taak op, ons te bezinnen op de functie van de belijdenis in het kerkelijk leven — zegt dr. Faber niet veel, maar toch allerlei dat belangrijk is. Het gaat in den Duitschen Kerkstrijd in wezen om hèt christelijk karakter der Kerk zelve ; om de belijdenis van de Kerk. Men is bezig de boodschap der Kerk te vervalschen ! Dat maakt de strijd zoo ernstig, zoo belangrijk, zoo grootsch. En wij hebben daarop ook in Nederland acht te geven. Want de Kerk kan alleen haar vasten grond vinden in haar belijdenis. „Dit is een les voor ons, vrijzinnigen. Wij gelooven in een ontwikkeling der belijdenis. Maar wij zullen moeten erkennen, dat er ook vervalsching der belijden is mogelijk is. Niet alles, wat voor godsdienstige waarheid uitgegeven wordt, mogen wij als waar erkennen ! Wij kunnen als vrijzinnigen nooit tegen een belijdenis zijn; zij moet open zijn, echter weer niet open naar alle kanten. Dit laatste heeft de vorige eeuw niet gezien. Wij leeren dat in onze eeuw. Het vrijzinnige beteekent niet, dat wij ruimte mogen laten voor elk getuigenis in de Kerk. Dit is noodig door ons te worden bedacht! (blz. 40 —41).
Stelling V is de laatste, handelend over de staatsidealen, het vraagstuk van Kerk en Staat, Christendom en Nationaal-Socialisme.
De strijd is een strijd van twee typen van geloof. Er zijn politiek-geestelijke krachten losgekomen, die met religieuze bewogenheid drijven naar een omverwerping der huidige staatsorde, waarbij alle autonomie van de Kerk en van 't Christendom dreigt verloren te gaan. De totale staat wil leiding hebben in en over het totale leven; overal het laatste woord hebben, zoodat alle organen van het volksleven tegelijk staatsorganen zijn. De Kerken in Duitschland bezitten nog de vrijheid, maar voor een Duitschen nationaal-socialist is het ideaal: de totale staat, waarbij de vrijheid van de Kerk — ook van de pers — wèg is. De vrijheid is nu nog niet geheel weg, maar toch zéér belangrijk ingeperkt. Daarbij gaat de strijd nu tusschen twee religies. De partij, die door den Staat geduld wordt, wil een geestelijke wedergeboorte van het Duitsche volk tot stand brengen ; spreekt van een „wereldbeschouwing"; zegt „Unser Glaube ist Deutschland" (Baldur von Schirach, de leider der Hitler-jugend). De christelijke geloofsbelijdenis en de nat.-socialistische wereldbeschouwing staan tegenover elkaar. En de Staat wil zelf de belichaming zijn van een bepaald geloof, en wil dit geloof a a n het geheele volk opleggen! Dan is er straks van waarachtig Christendom geen sprake meer. De Staat wil indirect de Kerk in dien geest hervormen, tot zij als Kerk, als christelijke Kerk verdwenen is en het nieuwe geloof het volksgeloof is (blz. 44—45).
Al lezende — en 't leest prettig — hebben we deze brochure van dr. Faber breed geëxcerpeerd, waarover we geen spijt hebben. Onze lezers kunnen zich nu een idee vormen van dit belangrijke referaat. We hopen dat het boekje vele koopers zal vinden, want men moet dit referaat zelf lezen. Men zal ondervinden, dat het de moeite loont.
Waarom schrijft dr. Faber telkens „opgave" als hij taak bedoelt ? Heeft het Duitsche woord aufgabe hem parten, gespeeld ?
De uitgever zorgde voor goed werk.

HOLLANDS BRUIDSPAAR, door D. Hans. Uitgave : A. W. Sijthoff, U. M., Leiden.
Van dit mooie boekje, geschreven door den bekenden journalist, die gezellig praten en vertellen kan, verscheen reeds de 2de druk. Mooi geïllustreerd is het een boekje, dat zeker bij velen welkom is en een aardige herinnering zal blijven aan de verlovlngsdagen van onze Prinses Juliana en Prins Bernhard van Lippe. „'t Is weer bruiloft in de wei van Holland, bruiloft onder onze parelmoeren luchten". „U zeeg'ne God ! Hij stelle U tot een zegen ! Gezegend zij Uw hoofd, Uw hart. Uw wegen — Uw aardsch. Uw eeuwig lot!"

DE SPIEGEL. Christelijk Nationaal Weekblad. Bureau „De Spiegel", Wageningen.
Ook het no. van deze week is keurig. Mooie foto's, talrijke platen, vele artikelen, tal van wetenswaardigheden.
Een echt weekblad voor onze christelijke gezinnen.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's