Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag: Wat is de beteekenis van Joh. 1:17: Want de wet is door Mozes gegeven — de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden* ?
Antwoord : Wij hebben met opzet een streepje gezet onder de wet (dat is één ding) én onder de genade en de waarheid (dat zijn twee dingen).
't Gaat om de rechte beteekenis van Mozes, den man Gods en den middelaar Gods onder de Oude bedeeling — na den zondeval en midden in de genadebedeeling des Heeren onzer Zijn bondsvolk Israël. En dan om de rechte beteekenis van Jezus Christus, den Gezondene des Vaders, Die de Middelaar Gods en der menschen is (der menschen staat er, en niet van Israël), den Middelaar der genade onder de Nieuwe bedeeling.
Dan is er gelijkenis tusschen Mozes en Jezus.
Maar dan gaat het hier om het meerdere van den Christus ; van Wien Mozes gezegd heeft: „naar Hem zult gij hooren !"
De Wet is door Mozes gegeven. God en Zijn volk ontmoeten elkaar bij Sinaï. God daalt af tot Zijn volk en roept Israël, waarbij Hij Mozes zendt met de Wet.
Die Wet is niet door Mozes geworden. Uit Mozes wordt niets. Mozes geeft de Wet, brengt de Wet, als boodschapper, gezant en middelaar Gods. God gebruikt Mozes om die Wet oyer te brengen aan het volk. Die Wet is uit God. En God laat door Mozes zeggen : „Ik wil uw God zijn en gij zult Mijn volk zijn".
In die Wet zegt God hoe het volk leven moet en hoe het volk zijn moet, van binnen in 't hart en in de ziel en met al de gedachten en met alle krachten, naar buiten zich openbarend als een volk, dat Gode geheiligd is en gewillig om Hem te dienen.
„Doe dat en gij zult leven", zegt de Heere. En het volk antwoordt: „Al deze woorden, die ' de Heere gesproken heeft, zullen wij doen".
Maar de Heere kent Zijn volk. Ze zeggen het wel, maar ze willen het straks niet en ze kunnen het niet.
Daarom - want Israël leeft bij Sinaï onder het genadeverbond en niet meer onder het werkverbond - geeft God door Mozes nog een andere Wet en wel de Wet der ceremoniën, de tabernakel-en de tempeldienst, met al de wasschingen, de offeranden en de gebeden.
In dien verzoeningsweg, door de Wet gedreven, zal Israël vrede, verzoening en verlossing vinden.
De Wet der tien Geboden is op Sinaï geschreven en de tabernakel-en tempeldienst is op den berg aan Mozes voorgelegd, opdat hij naar dat model, op den berg hem getoond, alles maken zou en onder het volk zou stellen. Dat is dus door Mozes gegeven: de Wet der zeden en-de heilige Wet van den eeredienst. De Wet der tien Geboden als de eisch der gerechtigheid, de Wet des tabernakels als de wil Gods tot verzoening en zaligheid.
Wat komt Christus nu doen in de volheid des tij ds ? Als Mozes de Wet der gerechtigheid, tot verdoemenis en dood, brengt - brengt Jezus Christus, de Middelaar Gods en der menschen, in Zich Zelf : genade. Hij Zelf is de verzoening.
En als Mozes de Wet des tabernakels brengt - om een afschaduwing te zijn van genade, verzoening en vrede - dan brengt Jezus Christus in Zich Zelf de waarheid van die schaduw en van die belofte.
Tegenover twee „wetten" staan twee weldaden. Als de gerechtigheid uit de Wet is dan is zij niet uit genade. En de Wet kent geen genade; voedt wel op tot genade verlangen, maar brengt zelve geen genade. Dat doet Christus.
De Wet kan ons steunpunt niet zijn - maar moet ons doen hongeren en dorsten naar de gerechtigheid in Christus.
En de schaduwdienst in tabernakel en tempel is wel goddelijke afschaduwing en prediking en aanbieding van verzoening, maar de werkelijke, ware verzoening ligt niet in het bloed van stieren en bokken. En nu komt Christus ons de waarheid, de werkelijkheid, de echtheid, de vervulling van deze dingen brengen, die door Mozes aan het volk van Israël, op Gods bevel en aanwijzing („naar het model, dat gij op den berg gezien hebt") gegeven heeft.
Tegenover de Wet der verdoemenis van Mozes staat de genade in Christus, door Christus Zelf gebracht.
Tegenover de Wet der schaduwen van Mozes staat de waarheid in Christus, in Hem ons geworden.
Die Wet der schaduwen was niet on-waar, in den zin van leugenachtig en onbetrouwbaar. Want zij was uit God.
Maar het gaat hier om de Wet der schaduwen, die het wezen der dingen wel afbeeldt, maar het wezen der dingen niet heeft en niet brengen kan. En ziet, dat doet Christus, Die brengt het wezenlijke, het echte, het ware, waaraan we genoeg, waarin we alles hebben tot verzoening van onze zonden en tot verlossing en vrede en zaligheid.
Een schaduw is niet een leugen; maar de schaduw is niet het ware, is niet het echte dat in en door de schaduw wordt afgebeeld.
Het beeld van Christus is afgeschaduwd (denk b.v. aan het Paaschlam, of de bloedstorting op den Grooten Verzoendag) en die schaduw was te vertrouwen, want het was de schaduw van het echte, het ware, dat God voor Zijn volle heeft weggelegd en dat Hij arme zondaren wil schenken. Maar het echte, het ware zélve, was het niet.
De Wet der zeden kan niet zalig maken. De Wet der heilige plechtigheden kan niet verzoenen.
Zoo is Mozes krachteloos. Maar Christus is de ware Verlosser, Die alles Zelfs is en Zelf geeft.
Mozes is maar de knecht en kan zelf niets. Jezus Christus is de Zoon en kan alles.
Maar Mozes moest aan den Heiland voorafgaan, om den Verlosser vóór te bereiden. „Hoort Hem!"
De Wet had, zoo noodig, ook door een ander kunnen worden gegeven. De genade en de waarheid niet en nooit anders dan door Jezus Christus.
Sinaï en Bethlehem. Beide hebben we noodig. Maar Sinaï om over te brengen in Bethlehem, bij het Kindeke, Wiens naam is Jezus: „Want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden".
Israël bleef bij Mozes en verwierp Christus ; bleef bij de Wet en zocht daar gerechtigheid; bleef bij den tempel en was vol valsche gerustheid en roem, Christus verwerpend. Die de genade en de gerechtigheid brengt. Die de waarheid en het leven is.
Er is veel valsche munt, die aan de hemelpoort geen toegang geeft. „Ik ken u niet", zal het klinken.
„Uit genade zijt gij zalig geworden en dat niet uit u, het is Gods gave !"
Voor Mozes' aangezicht heeft Christus Zich op den berg der verheerlijking toebereid tot Zijn Middelaars werk, in de verzoening door Zijn bloed Over Golgotha gaande. Door dood en hel. Maar daar is ons dan ook de genade en de waarheid geworden.
En zij zagen Jezus, Jezus alléén........
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's