Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die ooren heeft, hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Openb. 3 vers 22.

Van den Romeinschen Senator Cato wordt gezegd, dat 'hij aan het einde van elke redevoering, die hij hield, welk onderwerp hij daarin ook besprak, met verheffing van stem en met nadruk uitriep : „En overigens ben ik van oordeel, dat Carthago moet verwoest worden".
Dit altijd weer herhaald oordeel, legde ten slotte zoo'n beslag op de Romeinen, bracht hen zoó als onder een hypnotischen invloed, dat zij er inderdaad op een kwaden dag op uit trokken en die stad met den grond gelijk maakten.
Deze geschiedenis kwam mij onwillekeurig in de herinnering bij het lezen van het hierboven geschreven tekstwoord : „Die ooren heeft, die hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt". Aan het einde van de brief aan de engel der gemeente, die te Efeze is, klinkt het: „Die ooren heeft, hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt". Evenzoo aan het einde van de brief aan Smyrna. En zoo gaat dat zeven maal herhaald door, aan de zeven gemeenten, die in Azië zijn, als een machtig refrein, geschikt om dit laatste woord als een wig in de gedachten der hoorders te drijven: Die ooren heeft, hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt!
Onze tekst richt zich tot wie ooren heeft. Daar is de geheele schepping onder begrepen, die in staat is verstaanbare taal op te vangen en te begrijpen. De Geest spreekt dus tot de redelijke schepping. Immers wat zou het baten of God al zou spreken door Zijn Geest, door de mond van Zijn profeten of engelen, zoo Hij sprak tot wie wel een oor heeft, maar geen vermogen om het gehoorde te verwerken. Eigenlijk staat er: al wie een oor heeft, een ieder die een oor heeft, zal hooren wat de Geest tot de gemeenten zegt. Hiermede is de kring dus afgebakend van hen, die naar de stem des Geestes zullen luisteren. Dat is ieder — binnen en buiten de gemeente. Het is dus een Woord tot allen!
Het oor is een uiterst fijn en kostbaar orgaan van het menschelijk lichaam. Daarbij is 't uitermate belangrijk. Stel u voor, dat ge in deze wereld niet zou kunnen hooren. Dooven zijn beklagenswaardige menschen. Men zegt, dat zij er erger aan toe zijn dan blinden. Maar nu wordt dat oor en daarmede het vermogen om te hooren nog belangrijker, als we bedenken, dat het niet alleen een orgaan is van ons lichaam, maar evenzeer van onze ziel. Het geeft niet alleen toegang tot ons hoofd, maar ook tot ons hart. Dan is het mogelijk, dat het een even gevaarlijk als nuttig instrument wordt. Dat eerste is al spoedig gebleken, toen Eva het oor leende aan de stem der verleiding van Satan. Het oor is het orgaan, waarvan God Zich bedient om Zijn Woord van genade in des menschen ziel te doen indringen. Door heel de Schrift heen lezen we : „God sprak — God zeide". God sprak tot Abram : „Ik zal mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u". En hier aan 't einde der Schrift, wordt' weer een appèl gedaan op het oor : Die ooren heeft, hoore. Het was daarom zeer juist gezien van de Reformatie, dat zij de dienst der oogen afschafte en de dienst der ooren er voor in de plaats stelde. Geen machtiger middel om tot de ziel des menschen door te dringen dan het woord, gericht tot het oor. Daarom zond God Zijn Woord in deze wereld, in de gestalte van vleesch en bloed, Christus. En Christus heeft zich uitsluitend gericht met zijn Woord op het oor. Geschreven heeft Hij niets.
Die ooren heeft, hoore! Dat spreekt nogal vanzelf, dat wie ooren heeft hoort, zegt ge. Maar het tegendeel schijnt meer voor te komen, dat wie ooren heeft niet hoort. Vandaar de aansporing van ons tekstwoord. Ge leest dan ook nergens in den Bijbel: Zalig hij, die ooren heeft. Maar : zalig, die hooren! Het gaat dus om het hooren. Het oor is middel.
Die ooren heeft, hoore! Dat wil zeggen, hooren is een roeping. Hooren sluit hier in „gehoorzamen". Het vermogen, te kunnen hooren, is dus een verantwoordelijk bezit, waarvan we God rekenschap schuldig zijn, het gebruikt te hebben voor het doel waarvoor God het geschonken heeft, dat is, te hooren naar wat de Geest tot de gemeenten zegt. Daarmede krijgt dat hooren een bepaald karakter. Hooren wordt nu een daad! Velen meenen, dat hooren is, iets ondergaan, het gesprokene ondergaan. Vandaar dat er gesproken wordt van „zitten onder het gehoor". Dat is juist in letterlijken zin, maar figuurlijk zeker niet. Dan is het geen stilzitten, maar een ingespannen bezig zijn.
Die ooren heeft, hoore! Hooren is dus een daad. Nu kan een daad goed of slecht zijn. Hier hangt het af van wie gij het oor leent. Wie ge hoort, wie ge gehoorzaamt. Wie zegt ons tekstwoord, die ge hooren zult ? De Geest! Wie is de Geest ? Daarop geeft het Boek der Openbaringen verscheidene antwoorden. Die Geest is Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt. Die Geest is Hij, die de Eerste is en de Laatste, Die dood geweest is en weder levend geworden. Die Geest is Hij, die het tweesnijdend scherp zwaard heeft. Die Geest is de Zoon van God heet het verder, of ook de Heilige — de Waarachtige — Het begin der Schepping Gods. Al deze namen zijn aanduidingen van Christus, die na Zijn Hemelvaart een andere Prediker op de aarde heeft gezonden, n.l. de Geest der Waarheid, de Heilige Geest. Deze spreekt nu tot de gemeenten. Hem zult ge hooren!
Wat spreekt nu de Geest tot de gemeenten ? Hetzelfde wat Christus op aarde gesproken heeft. Dat is de volkomen openbaring van het plan Gods der genade in Zijn Zoon. Dat is de blijde boodschap, dat er voor zondaren, als zij hooren naar wat de Geest tot de Gemeenten zegt, vergeving is van zonden en verzoening met God. Dat is de heilstijding des Geestes.
Maar de Geest zegt nog meer tot de gemeenten, tot de leden die haar vormen! Dat zijn woorden van waarschuwing.
De Geest zegt, dat ge uw eerste liefde verlaten hebt. De Geest constateert alleen het feit, spoort niet de oorzaken daarvan op. Voor de Geest gelden geen verzachtende omstandigheden van dat verlaten.
De Geest zegt, en het blijkt, dat hij scherp ziet, en dwars door de gemeenten en haar leden heen kijkt; de Geest zegt, dat ge de naam hebt van levend te zijn, maar gij zijt dood. De Geest zegt, dat ge lauw zijt en onverschillig. De Geest ontdekt u dus uw zonden.
Die ooren heeft, die hoore! Dat is, die gehoorzame. Dat is, die doe winst met het Woord des Geestes. Dat is, die bekeere zich. Opdat de Geest niet kome, en de kandelaar van zijn plaats neme. Opdat de Geest niet als een oordeel, als een dief haastig over hen kome, terwijl ze niet weten in welk uur. Opdat de Geest hen geen schande aandoe.
Die ooren heeft, hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Dat staat er niet eenmaal, maar zevenmaal, als zeven dreunende slagen van een zware torenklok, opdat het door onze ooren moge dringen tot vermaning : Heden zoo gij Zijn stemme hoort, verhard u niet maar laat u leiden.
Tot vertroosting, opdat ook hij, die zijn kleederen niet bevlekt heeft, hoore van den Geest, dat Hij diens naam geenszins zal uitdoen uit het boek des Levens en Hij Zijn naam zal belijden voor Zijn Vader en Zijn Engelen.
Hoort (wat de Geest zegt) en uw ziel zal leven.

Wassenaar,
H.J. Honders

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's