Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HERVORMING IN HAAR BEGINSEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HERVORMING IN HAAR BEGINSEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu wij in het vorig artikel de Hervorming naar haar historische zijde hebben beschouwd, willen wij thans nog een artikel wijden aan het principe, dat de drijfkracht was voor de machtige beweging der Eeformatie.
Zooals men weet, hebben de Middeleeuwen gestaan in het teeken van strijd tusschen Keizer en Paus. Wereldmonarchie en wereldhierarchie worstelden om den voorrang. Was oorspronkelijk de bisschop van Rome, de Paus, geheel en al aan den Keizer onderworpen, allengs gelukte het hem door een even handige als krachtige politiek de heerschappij te veroveren, zoodat tenslotte het keizerlijk gezag geheel machteloos geworden was en er geen wezenlijke macht meer aan toe te kennen viel. Allengs is het oude middeleeuwsche keizerschap, dat de wereldheerschappij aspireerde, ten onder gegaan. Van toen af wist het Pausdom een zoodanige macht te veroveren, dat 'het troonde hoven vorsten en volken. Veeleer stond de Overheid dan ook onder de Kerk, dan de Kerk onder de Overheid. Naarmate het groote overwicht des Keizers over de Kerk verdween, naar die mate werd de Roomsche Kerk een macht, die gansch het leven in al zijn geledingen voor zich opeischte. Zelfstandig en krachtig ontwikkelde zij zich tot een zedelijke, maatschappelijke en staatkundige organisatie, die echter weldra ontaardde.
Tegen dit product der Middeleeuwen teekent de Reformatie protest aan. Na een eeuwenlang proces was de eenheidskerk hopeloos verrot. Het heeft geen zin, dit te ontkennen. In hiërarchie en ridderstand heerschten een grenzelooze ontucht, verkwisting en verwildering. Met haar oorspronkelijke beteekenis hadden de ambten en instellingen van de Kerk uit dezen tijd niets gemeen. Heel het kerkelijk apparaat was verwereldlijkt. Ambten en kardinaalshoeden werden door de pausen ter vermeerdering van hun inkomen verkocht. Zelfs de pauselijke waardigheid was te koop! ^)
Een gelukkig verschijnsel achten wij het, dat deze dingen thans door R.K. schrijvers niet meer verheeld worden. „Uitstekende pausen — zoo zegt Karl Adam — bisschoppen met groote geestelijke kracht, geniale godgeleerden,
buitengewoon begenadigde priesters en heiligen, zullen geen regel, maar uitzonderingen zijn". ^) „Onzedelijke leeken, slechte priesters, bisschoppen en pausen, dat zijn de open, etterende en nooit heelende wonden aan het geheimzinnig Lichaam van Christus". ^)
Zóó was het vooral in de dagen vóór de Hervorming, en het spreekt vanzelf, dat met verlangen door velen werd uitgezien naar den dageraad van een beteren dag. Zooals wij in ons vorig artikel zagen, waren vele kloosterlingen van het op uitwendige leest geschoeide godsdienstige leven zeer afkeerig. Begrijpelijk is dan ook, dat bij het toenemend verval van geestelijk en zedelijk leven, niemand er aan dacht de Kerk, die men kende, en buiten welke in het Westen geen Kerk bekend was, op zij te zetten of er mee te breken. Naar niets anders streefde men, dan naar zuivering van ingesloopen dwalingen. Het uitsluitend doel was om de ware Christelijke religie in de Kerk weer in eere te herstellen. Door geen ander beginsel werd veler streven beheerscht, dan door dat van Christus' eenigen algenoegzaam Middelaarschap, als onloochenbaar in de Heilige Schriften geleerd. < •) Op deze wijze is het beginsel der Hervorming, hetwelk ook Luther leidde, getypeerd. „Uit het levend bewustzijn, dat hem en velen met hem eigen was geworden, kwam het verzet op tegen het gezag van Kerk en priester, en het behoeft geen nader betoog, dat de erkenning van de volstrekte souvereiniteit Gods en de autoriteit van Zijn Woord leiding gaf aan het werk der Hervorming. Over deze beide stukken en den weg der zaligheid zijn dan ook de aanhangers van de nieuwe leer het eens geweest, bij alle verschil, dat vroeger of later de richtingen ging onderscheiden". ^)
Het reformatorisch beginsel bestaat wezenlijk in de terugkeer tot het Apostolisch geloof. Het was hernieuwde bewustwording van de kracht, die in de Christelijke religie gelegen is. Wanneer men later Calvijn beschuldigt, dat hij wat nieuws brengt, dan wijst hij vol verontwaardiging deze bewering van de hand, want het was zijn bedoeling niet om een nieuwe opvatting oftewel een bepaalde interpretatie te willen geven van het oudste Christendom. Hij heeft slechts de grondgedachten, waaruit het Christelijk geloof van ouds heeft geleefd, opnieuw aan de orde willen stellen. In de voorrede van zijn Institutie, die gericht is aan Frans I, Koning van Frankrijk, zegt hij : „Zij noemen haar een nieuwe en eerst kortgeleden „ontstane leer ; zij hoonen haar als twijfelachtig „en onzeker; zij vragen of het recht is, dat zij „zich handhaaft tegenover de eenparige meening „van zooveel heilige vaderen en tegen de over „oude gewoonte; zij drongen er op aan, dat wij „erkennen, dat zij scheurmakend is, daar zij tegen de Kerk den strijd aanbindt; of dat de „Kerk veie eeuwen dood geweest is, in welke „iets dergelijks niet gehoord is".
Waarop Calvijn aldus antwoordt: „In de „eerste plaats, dat ze het een nieuwe leer noemen, daarin zijn zij geweldig onrechtvaardig „tegenover God, Wiens Heilig Woord niet verdiende van nieuwheid beschuldigd te worden. „Ik twijfel er allerminst aan, dat ze voor hen „nieuw is, voor wie ook Christus nieuw is en het „evangelie nieuw is, maar zij, die weten, dat de „prediking van Paulus, dat Jezus Christus gestorven is om onze zonden en opgewekt om onze „rechtvaardigmaking, oud is, zullen hij ons niets „nieuws aantreffen. Dat deze leer langen tijd „onbekend en begraven geweest is, is de schuld „der menschelijke goddeloosheid; daar ze nu „door Gods goedertierenheid ons weergegeven „wordt, moest ze tenminste in eer hersteld worden en haar ouderdom terugkrijgen. Want wij „smeden niet een of ander nieuw evangelie, maar „wij behouden juist dat evangelie, tot het bevestigen van welks waarheid alle wonderteekenen : dienen, welke Christus en de apostelen ooit „gedaan hebben".
De reformatoren plantten geen nieuwen boom, maar zij grepen terug naar het levensideaal, dat de eerste Christengemeente tot op den huldigen dag aan de menschheid voorhoudt. ")
Men heeft wel gemeend, dat de Reformatie tegen alle traditie heeft willen ingaan. Al greep zij terug naar de meest zuivere openbaring der Christelijke religie, dan wil dit nog niet zeggen, dat zij mat al heit bestaande brak. Integendeel. De Reformatie was geen Revolutie. (Wij komen daarop nog terug).
De Hervorming verwierp alle traditie niet; zij trachtte niet alles nieuw te scheppen, maar poogde de Kerk in heel haar openbaring van dwaling en misbruik te reinigen naar den regel 'van Gods Woord. Het principieel verschil tusschen de beschouwing der traditie van Rome en de Reformatie is aldus : Rome wil een traditie, die zelfstandig loopt naast de Schrift; de Hervorming erkent alleen zulk een traditie, die gegrond is op en voortvloeit uit de Schrift. Naar de gedachte der 'Reformatie 'was de Heilige Schrift een organisch beginsel, waaruit heel de traditie, voortlevende in prediking, belijdenis, liturgie, cultus, theologie enz., opwast en gevoed wordt. Zij is een zuivere bron van levend water, waar alle .beekjes en kanalen van het religieuse leven uit gevoed en onderhouden worden.
De Heilige Schrift en haar gezag zijn bij de reformatoren van fundamenteele beteekenis. Volgens de Roomsche leer gaat de Kerk logisch en temporeel aan de Schrift vooraf. Zij was er eer dan de Schrift. Feitelijk is bij Rome de Schrift geheel afhankelijk van de Kerk. Al erkent ook de Reformatie, dat de Kerk van groote beteekenis is voor de Schrift, — principieel verzet zij zich tegen de leer, dat de autoriteit der Schrift van de Kerk afhangt. Tegenover de R.K. leer stelde de Reformatie vast, dat de Heilige Schrift alleen krachtens zichzelve gezag heeft. De Schrift waakt voor haar eigen gezag. Alleen zij is norm. De Kerk kan dwalen : die Heilige Geest niet. 7)
Er is nog een tweede beginsel, dat in de dagen der Reformatie met nadruk op den voorgrond werd gesteld. Het was dat van het priesterschap der geloovigen. In het middeleeuwsch systeem, waarin dogma en eeredienst waren veruitwendigd, werd ook de genadewerking verbonden aan de Kerk als heilsinstituut, buiten hetwelk geen heil is. Tegen het beginsel van de Kerk als middelares tusschen Christus en haar leden, stelde de Reformatie de verschijning van den Priester bij uitnemendheid, den Heere Jezus Christus, waardoor ieder ander priesterschap werd en bleef afgeschaft. Al de voornaamste Hervormers hebben na een bange worsteling vrede gevonden in de toeëigening van Christus' verdiensten, zonder in-acht-neming van de voorschriften der Kerk. Hij is alleen de Middelaar, door Wien men naderen kan en mag tot den troon van Gods genade. Omdat het offer der priesters vanwege de zonde ongenoegzaam is om verzoening te brengen, daarom werd gewezen op de verzoening, die teweeggebracht is door Christus' offerande aan het kruis. 8)
Het is ons een raadsel, hoe men in boven bedoelde beginselen de kiemen van een revolutionairen geest kan herkennen. Toch doet nog steeds in R.K. kringen de bewering opgeld, dat er een nauw verband is tusschen Reformatie en Revolutie. De geest der Fransche revolutie zou product zijn van het Calvinisme. 9)
Tot dezen gedachtengang kan men echter alleen komen, wanneer men het verzet tegen pausdom en kerkelijk gezag voor revolutionair houdt. Het is echter historisch-objectief niet vol te houden, dat de geest, die met het leergezag der R.K. Kerk brak, de geest der revolutie is. Want in Frankrijk, waar de Hervorming feitelijk den minst vruchtbaren bodem heeft gevonden, is de geest der revolutie opgekomen.
Frankrijk, dat, getrouw aan de traditie van de Roomsche Kerk, voor haar beginselen op de bres heeft gestaan, en dat de beginselen der Reformatie binnen zijn grenzen op schrikbarende wijze heeft onderdrukt, — dat Frankrijk is juist de bakermat van den Europeeschen geest van revolutie ! Indien de Revolutie uit de Reformatie moet worden verklaard, staan wij voor het merkwaardige feit, dat de Revolutie voortkwam in een land, dat zijn eerste beginselen wist te bedwingen. De Roomsche methode houdt dan ook in geen enkel opzicht steek.
Wanneer men op grond van enkele oogenschijnlijke overeenkomstigheden den geest der Hervorming den wil verklaren met dien der Revolutie, dan is dit wel een zeer oppervlakkige manier van doen. Ook hier geldt: Duo cum faciunt idem, non est idem (wanneer twee hetzelfde doen, dan is het nog niet het zelfde !) Alle streven naar vrijheid komt dan ook niet uit denzelfden wortel voort; men vergelijke hier b.v. het optreden van Luther en Erasmus. Er moge verband zijn tusschen het Christendom en de ontwikkeling eener humanistische vrijheidsidee, — daarmede staat nog niet vast, dat het Christendom revolutionair zou zijn. Alleen een miskenning van beider principe kan tot zulk een verkeerde conclusie leiden. Alle pogingen om te bewijzen, dat Reformatie en Revolutie tot dezelfde bloedgroep behooren, zullen dan ook falen. Van geestelijke verwantschap tusschen beide kan allerminst sprake zijn.
Integendeel! Het beginsel der Reformatie is de machtigste weerstand tegen den geest der Revolutie, wijl het zich verzet tegen de heerschappij van de menschelijke rede en in gehoorzaamheid terugkeert tot de H. Schrift en Hem vraagt: Wat wilt Gij, Heere, dat ik doen zal ?
Dat het Christendom in dezen weg van gehoorzaamheid wel eens breken zal met menschelijke instellingen en verordeningen, spreekt vanzelf. Dit streven revolutionair te noemen is zelve revolutionair, want alleen Gods Woord hebbe heerschappij, en revolutionair is alle menschelijke instelling, die niet strookt met de Schriftuurlijke orde.
D.

d. Z.


1) Kurt Kaser, Das spate Mitt e lalt er, 2e Aufl., Stuttgart-Gotha 1925, S. 265 (Bnd. II Hartmann's Weltgeschichte).
2) Prof. dr. Karl Adam, Het Wezen van het Katholicisme, Voorhout 1930, blz. 243.
3) Adam, t. a. p. blz. 244.
4) G. J. Vos, Geschiedenis der Vaderlandsche Kerk van 630 tot 1842, 2e dr., Dordrecht 1888, blz. 57.
5) Dr. J. Severijn, Het gezag der Heilige Schrift, Maassluis-1920, blz. 5.
6) Dr. H. Visscher, Van de leer der praedestinatie bij Calvijn, Zeist 1931, blz. 11.
7) Dr. H. Bavlnck, „Gereformeerde Dogmatlek", Ie deel. Kampen 1928, blz. 464 ; 424 v.v.; 451.
8) Vos, t. a. p. blz. 84.
9) Dr. A. J. M. Cornelissen, Calvijn en Rousseau, Een vergelijkende studie van beider Staatsleer, Nijmegen—Utrecht 1931, blz. 255 v. Vgl. de critiek op dit boek van dr. J. Severijn in : A n 11revolution aire Staatkunde, 3-mnd. ed.. Kampen 1935, blz. 145 v.v.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE HERVORMING IN HAAR BEGINSEL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's