Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij, die leven, worden altijd in de dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden. 2 Cor. 4:11.

Dit woord voert ons aanstonds in het hart der Paulinische gedachten. Het verband met het voorgaande wordt gelegd door het woordje „want". Er bestaat dus verband tusschen ons tekstwoord en wat Paulus in het voorgaande heeft gezegd. In het voorafgaande heeft Paulus gezegd, dat wij de schat van ons geloof en roeping dragen in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht Godes zij en niet uit ons. Als menschen, die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd, twijfelmoedig, doch niet mismoedig, vervolgd, doch niet daarin verlaten. Nedergeworpen, doch niet daarin verdorven en altijd de dooding des Heeren in ons omdragende.
Doorgaande op de laatste gedachte zegt de Apostel dat zij, die leven, altijd in de dood worden overgegeven. Met dit overgegeven worden in de dood, doelt hij op een geestelijke ervaring, welke in meerdere of mindere mate het deel is van al Gods kinderen. Levenden worden in de dood overgegeven. Levenden staan tegenover dooden. Dood is de mensch van nature. Bedoeld is daarmede, de geestelijke ontwrichting, waardoor de mensch geen gehoor meer heeft voor de klanken uit het heiligdom. Geen gevoel van wat noodig is om Gode te behagen. Want door de zonde zijn wij de wereld toegevallen en verkleefd aan het stof en het aardsche.
Maar nu kan het ons ook uit de tegenstelling duidelijk zijn, wat de eigenschap is van hen die leven. Levend is de mensch, die door de Geest Gods wederomgeboren werd. Wie leeft, omdat hij uit God is geboren, ontving een gevoel van zijn zonde en schuld. Hij leert zichzelf als een verlorene voor God kennen. Hij weet wat het is, dat een gevoel van schuld zijn angstvallig hart kwelt. Wie leeft, wordt het oor geopend, zoodat hij hoort de donder van Sinai. De Heilige wet Gods wordt hem op het hart gebonden. Maar hij ontvangt ook een oor om te luisteren naar het woord van schuldvergeving, door Christus gesproken. Met wij, die leven, bedoelt Paulus dus het volk dat geboren werd uit onvergankelijk zaad, door den Heiligen Geest.
En deze levendgemaakten worden overgegeven in de dood. Zij kennen iets van het sterven aan zichzelf. Dit sterven is evengoed een doorgaand proces als het leven. Er wordt dan ook gesproken van een altijd in de dood overgegeven worden. Deze zelfde gedachte drukt Paulus uit als hij zegt: wij sterven alle dagen. Dit is het juist, wat de weg ten eeuwigen leven tot een weg maakt tegen vleesch en bloed in. Wij zijn zelfbehouders. Wij willen liever bekleed, dan ontkleed worden. En hier blijkt het wel duidelijk, dat wij onszelf niet zalig maken, maar dat God het doet. Het gaat alles langs heel andere wegen, dan wij dat willen. Het gaat langs de kruispaal, waarop de oude mensch, dat is onze natuurlijke begeerte, wordt uitgestrekt en aan de dood wordt overgegeven.
De dood, dat is de ontbinding, dat is de vernietiging. In het sterven met Christus gaat ons leven, ons eigengerechtig leven, er aan. Onze wereldsche begeerte wordt aan de dood overgegeven. Van nature is de wereld ons alles waard. Maar waar de levendmakende Geest des Heeren werkt, verliest de wereld haar sier en bekoorlijkheid. Dan weten wij, dat de wereld ons geen blijvend goed zal kunnen meegeven. Ons oog wordt dan bekoord door den Zoon van Gods liefde, die ons alleen het eeuwig, zalig goed kan schenken. Wie aan de dood wordt overgegeven, sterft aan zijn vleeschelijke wijsheid. Met Paulus moet hij leeren, dat alles schade en verlies is om de uitnemendheid van Christus te winnen.
Onze eigengerechtigheid moet aan de dood worden overgegeven. Ook na ontvangen genade zijn. wij zoo geneigd de grond van zaligheid buiten Christus, in onszelf te zoeken. Ons bidden, onze beleving, onze bekeering wordt soms de grond onzer hope. Maar ook dit moet als zoodanig overboord. Ook dit moet aan de dood worden overgegeven, opdat wij niets anders zullen weten dan Jezus Christus, de Gekruisigde.
Aan de dood moet overgegeven worden onze eigenwillige godsdienst. Als wij levend worden gemaakt, worden wij niet minder godsdienstig. Dan juist krijgen wij de Kerk lief, dan juist wordt het Woord ons dierbaar. Maar dit alles is dan niet meer voldoende als grond van zaligheid.
Wie aan de dood wordt overgegeven, wordt doodarm. Maar daarom krijgt hij juist den Middelaar noodig, Die uit de volheid Zijner genade het leven wil schenken. Als wij dit bedenken, is het ook wel duidelijk waarom Paulus zegt, dat het overgegeven worden in de dood geschiedt om Jezus' wil. Want alleen als wij sterven aan het onze, als wij met alles wat wij hebben en zijn, zondaar voor God worden, kan Christus de gepaste Middelaar voor ons worden. Zoo alleen kan Hij gestalte in ons krijgen. Als wij met al onze deugden en plichten verloren gaan, wordt Hij ons dierbaar. Wij hadden de wereld lief, maar dan snakt onze ziel naar Hem, Die alleen het leven kan geven. Het sterven, het overgegeven worden aan de dood, dat ons losmaakt van de wereld, bindt ons aan Hem, Die alleen het leven kan geven.
Om Jezus' wil. Want als onze eigengerechtigheid in het hart is gevallen, kan Christus onze gerechtigheid zijn. In dit sterven wordt de zondaar pasklaar gemaakt voor de genade van Christus en Christus wordt de gepaste Middelaar. Want zulk een onrechtvaardige, die de dood heeft verdiend, kan nu alleen nog maar leven door de gerechtigheid van Christus. Wie uit het graf der zonde wordt opgehaald en de gerechtigheid van Christus ontvangt en zich alleen op Hem verlaten mag, bezingt Hem als zijn liefste en vriend.
Om Jezus' wil. Jezus wil Zijn genade kwijt. Hij kwam om de ongelukkigste menschen tot de meest gelukkige te maken. Maar Hij kan Zijn genade alleen kwijt aan menschen, die arm werden gemaakt, die aan de dood werden overgegeven. Om Jezus' wil, want in arme zondaren wordt Christus verheerlijkt. Het is een arm, ongelukkig volk in zichzelf, dat in Hem den redder ontmoet.
Is dit niet een groote genade ? Laat u dan niet afschrikken als gij in uzelf steeds minder vindt, dat voor God kan bestaan. Acht het een groote genade, als gij alles verliest, waarmede gij Gode welbehaaglijk meende te kunnen zijn. Want het is het bewijs, dat de Heere bezig is u over te geven aan de dood. Hij doet dit, opdat gij de heerlijkheid van Christus zoudt kennen. Opdat gij uw eenige troost voor leven en sterven in Christus zoudt vinden.
Er zijn dus menschen, die sterven om Christus' wil. Maar deze leven ook door Christus. Want dit sterven is leven. Naarmate de oude mensch aan de dood, aan de ontbinding, aan de ontwrichting wordt overgegeven, wordt de nieuwe mensch vernieuwd van dag tot dag. Dit laatste wordt in ons tekstwoord op de voorgrond gesteld als Paulus zegt, dat dit overgegeven worden in de dood plaats heeft, opdat het leven van Jezus in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden. Wat wordt er bedoeld met het leven van Jezus ? Daar is zeker meer mee bedoeld dan een leven vol moeite en druk. Het gaat hier om het leven, dat Jezus geeft aan Zijn Kerk, dat is het eeuwige leven, dat is het leven met God. Opdat het leven met God in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden. Dit geopenbaard worden zegt meer dan dat dit leven slechts in ons is. Als er van geopenbaard worden sprake is, wil het zeggen, dat dit leven naar buiten moet treden, dat het een beheerschende plaats in ons leven moet innemen. Het leven Gods is een kracht, welke niet verborgen blijven mag en niet verborgen blijven kan. In ons aardsche bestaan moet het leven van Christus overheerschen. En zoo zien wij, dat wie sterven om Christus' wil, wie sterven omdat er anders geen plaats in de ziel voor Christus is, ook door Hem leven. Sterven en leven staan hier niet tegenover elkaar. Sluiten elkaar niet uit, maar sluiten elkaar in. Wie leeft door Christus, sterft aan zichzelf. En wie sterven leert, kan alleen leven. En nu is het ook duidelijk, dat dit sterven niet alleen noodzakelijk, maar ook goed is. Want wie door Christus leeft, ontvangt wat van de eigenschappen van Christus. Als Christus in ons geopenbaard is, weten wij Zijn gerechtigheid de onze. Door Zijn gerechtigheid toch kunnen wij alleen leven. Door Hem leven, dat is het woord van vergeving uit Zijn mond beluisteren. Wij kwamen om onder de last van zonde en schuld, maar in het uur der minne mochten wij de hand des geloofs op het offer van Christus leggen, en dat is leven. Dat is het leven van een hoogere orde, dat is het leven met God.
Als Christus gestalte in ons heeft gekregen, kennen wij eigen zwakheid en kleinheid, maar dan mag het ook ervaren worden, dat de sterkte Godes is. Paulus stierf aan zichzelf, zijn eigen kracht begaf hem, maar als dan Christus gestalte in hem krijgt, mag hij het belijden, dat in zijn zwakheid juist de macht van Christus openbaar is geworden.
Door Christus leven is een levenswijs, waarin de eere Gods vóór alles wordt bedoeld. Wie met Christus levend wordt gemaakt, zoekt zichzelf niet, maar zoekt bovenal Gods eer. De Heere is het zoo volkomen waard om geëerd en gediend en geprezen te v/orden. Want het is zulk een onbegrijpelijke liefde, dat Hij zondaren zoekt en in Christus redt. Dat Hij Zijn Zoon heeft overgegeven, opdat een wederhoorig kroost altijd bij Hem zou wonen.
Door Christus leven is leven door het geloof. De rechtvaardige zal uit het geloof leven. Maar ook dit geloof is een gave Gods. En daarom kunnen er tijden zijn dat van dit leven in Christus zoo weinig ervaren wordt. Niet, omdat God geen geloof wil schenken, maar omdat wij door onze vele afmakingen Hem nopen Zijn aangezicht te verbergen. Dan komt er dorheid in ons leven en dan kunnen er tijden zijn dat de wedergeborene op z'n slechtst en de niet-wedergeborene op z'n best niet van elkaar zijn te onderscheiden. Maar het sterven aan onszelf en het leven door Christus is gelukkig een werk Gods. En de Heere zet Zijn werk voort, Hij verlaat nimmer, wat Zijn hand begon. En daarom roept het leven tot den Heere. De ziel kan het onder die dorheid niet uithouden. De levendgemaakte ziel, die aan de dood werd overgegeven, snakt dan weer tot het leven.
In de dood overgegeven worden, opdat Christus gestalte in ons krijge. Zijn het nu heel groote dingen, waar ons tekstwoord melding van maakt ? In elk geval zijn het dingen, waar ieder mensch, die van dood levend gemaakt is, in meerdere of mindere mate iets van ervaart. Wij leeren onze goede werken als een wegwerpelijk kleed beschouwen. Wij leeren onze beste werken kennen als zonder verdienste, die dus nooit de grond van zaligheid kunnen zijn. De dood leeren wij schrijven onder alles wat van ons is. Dit is het overgegeven worden in de dood.
Maar dan gaan wij ook het heil alleen in Christus zoeken. Wij worden overal bedrogen en moeten het door schade en schande leeren, dat wij alleen bij Christus moeten terecht komen. Dit is het bewijs, dat Christus in ons gestalte begint te krijgen.
Leeft gij reeds door Hem ? Als dit niet zoo is, laat dan niet af God te bidden, dat Hij u de dood in uzelf doe vinden en het leven alleen in Christus. Want alles wat niet op Christus is gefundeerd, alles wat niet uit Hem is, zal vergaan. Alles zal vergaan, zoowel onze eigenwillige vroomheid als snoode goddeloosheid. Val dan den Heere te voet, opdat gij ster­ ven moogt en in dit sterven het leven vinden in Christus. Hij heeft de dood overwonnen om doode zondaars tot eeuwig behoud te zijn.
Intusschen zal de gemeente van Christus zich te beschuldigen hebben, dat zij het leven van Christus zoo weinig en zoo gebrekkig openbaart. Dit houdt . haar klein, maar dit moet haar ook met heimwee vervullen naar de tijd, dat Christus gediend zal worden, zooals Hij het waardig is. Dan toch zult gij, die met Christus sterft. Zijn beeld in volle luister mogen dragen. Dan zult gij volkomen door Hem leven. Dan
zal uw geheele bestaan uit Hem en door Hem en tot Hem zijn.
Rijssen.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's