Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VOLHEID DES TIJDS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VOLHEID DES TIJDS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
Het Conflict.

Wij legden reeds nadruk op de eigenaardige gesteldheid, waarin de wereld tegen het begin onzer jaartelling verkeerde, en welke wij de volheid des tijds noemen. De meetellende wereld was zoekende geworden. Bevrediging op wijsgeerig en godsdienstig gebied werd gezocht, maar niet gevonden. Ellende en verwarring, onzekerheid en onvoldaanheid heerschten allerwegen. Er kwam een zucht naar vergeestelijking. Deze en andere factoren zijn dan ook inderdaad van beteekenis geweest voor de verbreiding van het Evangelie, dat in den Heere Jezus Christus aan de menschheid verscheen. Wij mogen de factoren, die hebben medegewerkt aan de voorspoedige en snelle uitbreiding van de Kerk des Heeren, niet onderschatten. Wij wezen er reeds op : bij veel principieel verschil, was er aanmerkelijke overeenkomst tusschen Christendom en wereld. Niet in alles teekent het Christendom protest aan. Het kent ook aanpassing. Men zie b.v. Romeinen 13 vers 1, waarbij prof. dr. J. A. C. van Leeuwen aanteekent : „Ook bij de heiden-christenen kon, onder den invloed van een overspannen parousie-verwachting, eenzelfde (bedoeld is een tegen het Romeinsche gezag vijandige, d. Z.) gezindheid ontstaan. De algemeen nog heidensche overheid kon men licht als vijanden van het rijk van Christus beschouwen en in de verwachting van Christus' verschijnen in heerlijkheid, in het bedenken van de dingen, die boven zijn, de magistraat niet achten en zich van gehoorzaamheid aan de aardsche machthebbers ontslagen rekenen, zooals men dan ook zulk een dwaling vindt bij de Anabaptisten in den tijd der Reformatie. Principieel en voor altijd wijst Paulus dit af, en beveelt onderwerping aan de gestelde machten. En wel op grond hiervan : „er is geen macht, dan door God, en die er zijn, zijn door God ingesteld" ; m.a.w.: de feitelijk aanwezige overheid is door God ingesteld, dus ook aan deze hadden de christenen zich te onderwerpen”.
Voorts willen wij wijzen op 2 Thessalonicensen 2 vers 7, waar gesproken wordt van een macht, die den Anti-christ wederhoudt. Zeer veelvuldig treft men vanaf de tweede eeuw de opvatting aan, dat met „de weerhoudende macht" zou zijn bedoeld het Romeinsche rijk, en met „hem, die weerhoudt", de Romeinsche keizer. T. a. p. zegt prof. Van Leeuwen : „Onwaarschijnlijk lijkt het ons niet, dat in de dagen van den apostel het Romeinsche rijk en de regeerende keizer konden gehouden worden voor de macht en den persoon, die „weerhouden". De „afval" en de „wetteloosheid" werden ongetwijfeld tegengegaan door de strenge rechts-orde, die in het Romeinsche rijk heerschte. Paulus zelf heeft op zijn tochten met de banier des kruises door de Grieksch-Romeinsche wereld meer dan eens voor zijn persoon en voor zijn arbeid den zegen hiervan ervaren. Dat de apostel in deze krachten dus „hetgeen weerhoudt" zag, achten wij zeer wel mogelijk”.
Ook is 1 Petrus 2 vers 13 v.v. van belang. Naar Klein-Azië, in de hoofdprovincie van den keizercultus, schrijft deze apostel, dat men alle menschelijke ordening zal onderdanig zijn, en dat men den koning, den basileus, de verschuldigde eer brengen zal.
Wanneer in Lucas 2 vers 1 wordt gewag gemaakt van het gebod, dat uitging van den keizer Augustus, dan geschiedt dit niet in termen en op een wijze, die opzetten tegen de Romeinsche overheid. Ook de vrede, waarvan sprake is in vers 14, kon algemeen weerklank vinden. 1)
Waarop wij hier den nadruk leggen willen, is dit : in den tijd, dien wij de volheid des tijds plegen te noemen, waren velerlei omstandigheden aanwezig, die voor den gang des Evangelies door de wereld de voorwaarden scheppen konden. Al is de boodschap uit den hemel wezenlijk van alle aardsche verwachting onderscheiden, voor een deel sluit zij daarbij aan. Al ligt de oorsprong des Evangelies niet in de dingen, die gezien worden, toch sluit de verkondiging van het Koninkrijk Gods aan bij de natuurlijke bewustwording. Wanneer de goddelijke dingen niet tot ons kwamen in aardsche gestalte, dan zouden wij ze in het geheel niet kunnen verstaan. In dit opzicht is de situatie der wereld in Jezus' dagen voor de prediking van belang geweest.
Op twee dingen moeten wij echter wijzen. Geenszins mogen wij meenen, dat God alléén in zulk een tijd met Zijn Christus en diens boodschap komen kon. Indien wij zulk een gedachte waren toegedaan, wij zouden Hem de wet voorschrijven en Zijn zaak afhankelijk stellen van factoren, die wij noodzakelijk en absoluut vereischt achten. Hij, de souvereine, almachtige God, die alle dingen stiert naar den raad van Zijnen wil, had even goed in een ander tijdstip der historie kunnen komen, wanneer Hem dit had goed gedacht. Het scheppen van een voor Zijn komst gunstige sfeer is voor Hem, die alles leidt naar Zijn bestel, slechts het werk van een oogenblik. Het Woord wordt dus geen vleesch, omdat het tijdstip nu gunstig is, maar God heeft heel het wereldgebeuren zóó geleid, dat de wereld rijp was om het Koninkrijk Gods te ontvangen.
In de tweede plaats is het Evangelie, al­ hoewel voor de aanvaarding op veel gunstigs te wijzen valt, lang niet algemeen omhelsd. Integendeel ! De conflicten met en in de Romeinsche wereld zijn niet uitgebleven. Wij hebben daartoe slechts de Handelingen der Apostelen te lezen. Terwille van de volksgunst en ten bate van zijn troon, liet Agrippa Jacobus, den broeder van Johannes, ter dood brengen en Petrus gevangen zetten (Handelingen 12). Al hebben de Christenen zich aan den bestaanden toestand aangepast, — dit wil nog niet zeggen, dat zij aan hun beginselen concessies hebben gedaan. Men moest de overheid gehoorzamen. Zeker! Maar slechts voorzoover haar eischen niet ingingen tegen Gods wil en Zijn ordinanties. De ware christen rookte niet op het outer der keizervergoding.
Wanneer men iets van hem vergde, wat met den eisch Gods in strijd was, dan aarzelde hij niet met kloekheid te getuigen, dat men Gode meer heeft te gehoorzamen dan de menschen. Geheel in deze richting gaat ook de visie van Calvijn als hij opmerkt : „Maar bij de gehoorzaamheid, die men, gelijk we vaststelden, aan de heerschappij der overheden verschuldigd is, moet altijd deze uitzondering gemaakt worden, of veeleer hierop vooral gelet worden, dat die gehoorzaamheid ons niet mag afvoeren van de gehoorzaamheid aan Hem, aan wiens wil alle begeerten der koningen behooren onderworpen te zijn, voor wiens besluiten hun bevelen moeten wijken, en voor wiens majesteit hun scepters moeten buigen. Indien zij iets bevelen, dat tegen Hem ingaat, dan moet dat niet geteld worden". 2)
Het conflict, dat het Christendom, óók bij den Romein, bracht, wordt typisch geïllustreerd door een inscriptie, die men te Rome op een der bijgebouwen van het koninklijk paleis gevonden heeft. Vermoedelijk hebben wij hier te doen met een Romein, die tot het Christendom was overgegaan, en die nu door zijn kameraden bespot werd door het volgende inschrift met teekening. Aan een kruis hangt een menschelijke gedaante met een ezelskop. De voeten rusten op een horizontaal dwarshout. Links van het kruis een gestalte, die één hand tot aanbidding opheft. En daaronder, in de onregelmatige letters van een minder ontwikkelde, de Grieksche woorden : „Alexamenos sebete theon", d. w. z. „Alexamenos aanbidt zijn God". Uit dit inkrassel blijkt dus een overgang naar de christelijke religie, en het verzet, dat daar tegen rees. 3)
Zijn, om nog één voorbeeld te noemen, de Romeinsche soldaten rondom Jezus' kruis ook niet een teeken des tijds, waaruit blijkt, dat van een algemeene aanvaarding des Christendoms door de Romeinen in de volheid des tijds geen sprake geweest is ?
De omstandigheden, waaronder het Christendom in deze wereld verscheen, mogen dus tot op zekere hoogte gunstig zijn te noemen, — het bracht in het kamp van den Romein óók een conflict. Doch daar niet alléén !
Ook in het Joodsche volk openbaarde zich een conflict, toen de Christus met Zijn prediking in het openbare leven verscheen. Dit was zoo bij de Farizeërs en Schriftgeleerden, maar dit was óok zoo bij de discipelen van den Christus.
Omdat de Schriftgeleerden in den eersten tijd vermoedelijk wel gedacht hebben, dat zij van de zijde van Jezus hulp zouden kunnen ontvangen bij hun ijveren voor de Wet en voor het terugroepen van het volk van onder den dreigenden en groeienden invloed van andere stroomingen en richtingen, daarom zullen zij aanvankelijk wellicht niet zoo vijandig tegen Hem over gestaan hebben. Doch al spoedig bleek, dat Jezus een ander Evangelie predikte. Hij zocht Zijn kracht niet in den oproep tot nauwgezette wetsbetrachting, doch verkondigde vrijmaking van het knellende juk, dat het volk drukte. „Tenzij uwe gerechtigheid overvloediger zij dan der Schriftgeleerden en der Parizeen, gij zult in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan". Heel de z.g.n. bergrede is een vernietiging van de theologie der Schriftgeleerden, zoodat reeds aanstonds duidelijk werd dat de verhouding van Jezus en de Schriftgeleerden een doorloopend conflict zou worden, dat liep over den Sabbat, de reinigingswetten, de spijswetten, enz. „Zoo is het conflict verscherpt en geëindigd met de zege der Schriftgeleerden in het drama van Golgotha”. 4)
Al hebben het volk en de discipelen ongetwijfeld in het optreden van den Christus iets anders gevoeld dan in dat hunner leidslieden 5), toch hebben ook zij, al waren zij in onderscheiding der Parizeen en Schriftgeleerden „van goeden wille", de ware beteekenis van Zijn openbaring en prediking niet gevat. Ook hier kan sprake zijn van een conflict tusschen hun verwachting inzake den komenden Messias en Hem, Die kwam. In velerlei opzicht beantwoordde de Christus niet aan de door hen gekoesterde idealen. Veelszins sloeg Hij die den bodem in. Christus' handel en wandel was niet in overeenstemming met de nationalistische overwegingen, die zij koesterden. Het scheen, dat Hij in het geheel niet van plan was hen te bevrijden van het juk van den Romeinschen adelaar. Hij stelde daartoe niet eens pogingen in het werk. Integendeel. Hij predikte onderwerping aan de macht, die hen zoo zeer kwelde en drukte. „Geeft den keizer, wat des keizers is " Ongetwijfeld hebben de discipelen verwacht, dat de Christus een aardsch koninkrijk zou oprichten, terwijl vooral Judas zich daarin reeds een voorname plaats zag toegewezen. En heeft Marcus ons niet medegedeeld, dat Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, tot Jezus kwamen, en Hem vroegen, of zij zouden mogen zitten aan Zijn rechter-en linkerhand ?
Het geestelijk karakter van het Koninkrijk der Hemelen ontging zelfs aan Nicodemus, die door Christus zelf een leeraar in Israël genoemd wordt. Door Zijn onderricht werpt de Christus de gangbare meening der Joodsche dogmatiek dan ook omver, terwijl Hij nieuw licht doet opgaan over de beteekenis der Oud-Testamentische profetie. In Nazareth zegt Hij, na lezing van het 61ste caput van Jesaja's profetie : „Heden is deze Schrift in uwe ooren vervuld”.
Als de Christus in Lucas 18 vers 31—34 Zijn toekomstig lijden voorzegt, dan verstaan Zijn discipelen geen van deze dingen Een actieven Messias had men verwacht, niet een, die zich zou bukken voor de macht, waarvan men de bevrijding door Hem gehoopt had.
Is dit een conflict of niet ? Het optreden van den Christus staat dan ook critisch tegenover de Joodsch-nationalistische Messiasverwachting. Omdat door hun aardschen gedachtengang den discipelen de waarheid en het geestelijk karakter van het Koninkrijk der Hemelen ontgingen, daarom kunnen zij in Handelingen 1 vers 6 nog meenen, dat de wederoprichting van Israël zal samenvallen met de zending van den Heiligen Geest.
Wij konden in dit artikel deze uitgebreide stof slechts aanroeren, doch uit het weinige, dat wij ter sprake konden brengen, moge het conflict, dat Christus in de goddelooze en vrome wereld bracht, toch gebleken zijn. Alleen de nieuwe kennis, die de Christus openbaart, en die Hij door Zijnen Heiligen Geest in de harten der Zijnen werkt, kan het conflict, dat nog altoos door Zijn verschijning ontstaat, oplossen. De crisis, waarin het Jodendom in de volheid des tijds verkeerde, is er bij velen onzer nog, omdat zij het geestelijk karakter van Christus' Koninkrijk miskennen of niet verstaan.
Ook hier geldt : „Maar de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn : want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden”.
Bij de apostelen is dan ook later de crisis, waarvan hier sprake was, wijl zij de profetie zagen in het Messiaansche licht, dat de Christus ontstoken had.
Hierop komt het ook voor ons vandaag nog aan. Wij zullen niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren moeten zijn, zullen wij de geestelijke realiteit van het Koninkrijk der Hemelen kunnen verstaan.
1) Dr. Adolf von Harnack, Die Mission und Ausbreitung des Christentums in den er sten drei Jahrhunderten, 4e Aufl., Ier Band : Die Mission in Wort und Tat, Leipzig 1924, S. 274 f.
2) Institutie, Boek IV, Caput XX, § 32.
3) Dr. G. P. Marang, Naar Rome, Zwolle z. j., blz. 220 v.v. Een afbeelding van bedoelde inscriptie is hier te vinden.
4) Dr. C. Bouma, Geschiedenis van den Nieuw-Testamentischen Tijd in : Bijbelsch Handboek, 2e deel. Kampen 1935, blz. 39 v.v.
5) Mattheüs 7 vers 29 : „Want Hij leerde hen als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden".
D.

d. Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE VOLHEID DES TIJDS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's