HET DOOPSFORMULIER
HOOFDSTUK II.
G. Overzicht over de formulieren uit den Hervormingstijd.
Zoowel uit het eerste doopboekje van Luther als uit het eerste formulier van Leo Juda en het eerste Common Prayer Book, wordt duidelijk, dat de Hervormers zoo weinig mogelijk van de in de Kerk in gebruik zijnde vormen en gewoonten wenschten af te wijken, maar uit de wijzigingen, die na enkele jaren reeds werden aangebracht, blijkt tevens, dat het niet mogelijk was met volle handhaving van het beginsel der Hervorming de ceremoniën der Roomsche Kerk over te nemen.
Dat de magische werking van de verschillende ceremoniën niet dan bijgeloovigheid was, daarvan zijn zij van den aanvang af overtuigd geweest. Zij hebben echter nog een poging gedaan om tal van "ceremoniën te handhaven door enkel een symbolische beteekenis daaraan toe te kennen. Ook in de oude Christelijke Kerk hadden deze dingen slechts symbolische beteekenis gehad en tegen een treffende symboliek in de kerkelijke handelingen is toch ook uit Schriftuurlijk oogpunt geen bezwaar te maken.
Eén ding hebben zij daarbij echter over het hoofd gezien, n.l. dat deze symboliek, toen zij in de oude Christelijke Kerk werd ingevoerd, een duidelijke sprake van zich gaf en ook tot den gedoopte zelf sprak, wijl zij ingevoerd is voor den doop van volwassenen, die uit het heidendom tot de Kerk overkwamen.
De uitbanning van den duivel en de latere afzwering van den duivel, hangt daarmede geheel en al samen. Het heidendom zag men als het gebied, waar de overste dezer wereld heerschappij heeft. Niet zonder bittere vijandschap laat hij zich zijn prooi ontrukken. Het is volkomen Schriftuurlijk gedacht, dat de bekeering van een zondaar Satan uitdrijft om alles in 't werk te stellen deze te niet te doen. Maar Christus heeft over hem getriomfeerd. Onder de bescherming van den Opgestane zijn de geloovigen veilig. Dat bij de bekeering van een heiden deze triomf van Christus over het rijk der duisternis wordt uitgeroepen, heeft alzoo een diepen en schoonen zin en dat dezen bekeerling gevraagd wordt zonde, wereld en duivel af te zweren en zich alleen aan den dienst des Heeren Jezus Christus te verbinden, doet een element, dat aan een ware bekeering tot God onafscheidelijk verbonden is, op treffende wijze naar voren komen.
Deze symboliek spreekt echter niet meer, als de kinderdoop dien der volwassenen verdringt. Niet dat wij ontkennen, dat ook onze kinderen in zonden ontvangen en geboren worden en daarom zonder wedergeboorte in Gods rijk niet kunnen komen. maar van een overgang uit het heidendom tot het Christendom kan hier niet gesproken worden en evenmin van een poging der heidenwereld, door den Satan opgehitst, om den bekeerling weer afvallig te maken. En dat een kind de zonde en den duivel niet kan verzaken, is duidelijk genoeg. Reeds dit ééne voorbeeld is voldoende om te laten zien, dat de symboliek reeds op den achtergrond gekomen was en de symbolische handelingen tot mysteriën met magisch werkende kracht verworden waren, toen men heel het doopceremonieel van de bekeerde heidenen zoo maar op de te doopen kinderen der gemeente
toepaste.
Tevens is hiermede de reden aangegeven waarom men met de Hervorming niet de ceremoniën als symbolische handelingen kon bijhouden.
Dat men in de Luthersche en Engelsche Kerk toch getracht heeft dit te doen, heeft ten eerste tot een vreemd en eigenaardig ceremonieel geleid, wijl men telkens verschillende gebeden achter elkander bidt. Van het eene gebed gaat men zonder nadere toelichting of inleiding tot het andere gebed over. Historisch is dat wel verklaarbaar. Oudtijds waren die gebeden gescheiden door een nieuwe ceremonische handeling ; iedere handeling werd w^er met een gebed besloten. Tal van deze ceremoniën heeft men echter laten vallen, wijl men de verantwoordelijkheid er voor niet meer wilde dragen, maar de gebeden, waarmede zij besloten werden, zijn bewaard. In een overgangstijd heeft dat ongetwijfeld eenige voldoening gegeven aan hen, die tegen al te ingrijpende veranderingen bezwaren hadden, maar op deze wijze heeft men een liturgie gekregen, die veel van een lappendeken weg heeft en die toch ook het gevaar medebrengt, dat men een bizondere kracht toeschrijft aan een bepaald getal van gebeden. Het Roomsche gebedsbegrip kan hieruit steun ontvangen.
Een tweede bezwaar tegen de lijn, die door de Luthersche en Engelsche Kerk is gevolgd, is het gevaar, dat, ook wanneer het gelukt tot een geheel zuivere symboliek te komen, het sacrament onder dergelijke symbolische handelingen begraven wordt en verloren gaat. En dat is ook het geval, wanneer het sacrament een symbolische handeling onder de symbolische handelingen wordt. Dan heeft men de waarde en beteekenis van het sacrament reeds verloren.
In de Roomsche Kerk bestaat dit gevaar niet, omdat de ceremonieele handelingen daar alle meer zijn dan enkel symboliek. Eén dier ceremoniën, de zalving met olie, is zelfs tot een nieuw sacrament uitgegroeid, het z. g. n. vormsel Maar wie de gebruikelijke ceremoniën enkel wil zien als van symbolische beteekenis, loopt immer gevaar het sacrament tot een louter teeken te verlagen. Daarom is het volkomen juist geweest, dat het Gereformeerd Protestantisme teruggekeerd is tot de meest eenvoudige sacramentsbediening, opdat de ceremoniën geen sacramenteele waarde zouden krijgen of het sacrament niet enkel een symbolische beteekenis zou gegeven worden.
De zelfstandige ontwikkeling van de liturgie van doop en avondmaal in de kerken van het Gereformeerd Protestantisme blijkt in het licht van het bovengenoemde een noodzakelijke te zijn geweest. Zij is bovendien niet vrucht van willekeur, maar van een klaar inzicht in den zin en de beteekenis van het sacrament.
Reeds wezen wij er op, dat het formulier van Calvijn en dat van de Paltz zich van de andere onderscheiden door een z.g.n. didactisch gedeelte. Als Luther het doopsceremonieel uit het Latijn in de landstaal overbrengt, dan is dat, gelijk hij zegt, omdat de menschen, die bij den doop tegenwoordig waren, door hun gedrag toonden zonder eerbied voor het heilige te zijn en hij meent, dat deze lichtzinnigheid verband houdt met het feit, dat zij van wat daar gesproken en gedaan wordt, niets verstaan. Maar de leiders van het Gereformeerd Protestantisme zijn een stap verder gegaan en hebben begrepen, dat het gebruik van de landstaal niet voldoende was; de zin en de beteekenis van het sacrament moest de gemeente ontsloten worden, opdat zij, daardoor geleerd en gesticht, eenige nuttigheid uit den doop mocht betrekken. Vandaar het z. g. n. didactisch gedeelte, waarin ons een uiteenzetting gegeven wordt van wat het sacrament beduidt.
Hier komt de tegenstelling met Rome zeer sterk tot openbaring. De Roomsche Kerk behoeft bij de bediening van den doop niet de beteekenis van den doop te ontsluiten. Want volgens haar leer van de werking der sacramenten ex opere operato oefent de doop zijn kracht in dat kind, dat gedoopt wordt uit, geheel afgezien van de vraag, of de peten en meten, die daarbij tegenwoordig zijn, iets van den zin van het sacrament verstaan. Om dezelfde reden acht Rome het ook niet noodig den doop te bedienen in de samenkomsten der gemeente, opdat deze zou mogen worden opgebouwd in haar allerheiligst geloof. De zedelijke werking van het Woord is als niets, vergeleken bij de bovennatuurlijke werking van het sacrament.
De Hervormers echter loochenden deze mysterieuze bovennatuurlijke werking van het sacrament. Van zulk een werking in het hart van het gedoopte kind tijdens den doop of door middel van den doop, is bij hen geen sprake. Woord en sacrament worden zoó nauw met elkander verbonden, dat het sacrament altijd in het licht van het Woord komt te staan. En gelijk het Woord alleen door het geloof zijn kracht en werking in ons oefent, zoo kan ook uit het sacrament alleen door het geloof
kracht en troost worden ontvangen. Maar hoe zullen wij in Christus gelooven, zoo wij Hem niet kennen ? En hoe zullen wij geloovig met het sacrament werkzaam zijn, als wij niet nader in de beteekenis van het sacrament onderricht zijn ?
Vandaar de noodzakelijkheid, dat de kinderen in het opwassen breeder van de beteekenis van hun doop onderricht worden. Ook de wenschelijkheid en de noodzakelijkheid, dat de doop in de vergadering van de gemeente bediend worde en daarbij van uit het Woord worde belicht, opdat de gansche gemeente indachtig worde gemaakt aan den doop, waarmede zij gedoopt is en moge verstaan, wat haar in dit bondszegel gegeven is.
Een andere wijziging in de doopsbediening aan de zijde van het Gereformeerd Protestantisme zien wij in de wijze, waarop de ouders en getuigen daarbij betrokken worden.
De belijdenis des geloofs, de afzwering van de zonde, de wereld en den duivel, de verbinding aan den dienst van den levenden God, waren in den aanvang handelingen en beloften, die alleszins pasten in den mond van den man of vrouw, die uit het heidendom tot Christus en Zijn Kerk overkwam. De begeerte om bij invoering van den kinderdoop het ceremonieel van den doop onveranderd te laten, heeft er toe geleid om de peten en meten aan te merken als vertegenwoordigers van het kind, die in naam van hef kind belijdenis aflegden van zijn geloof en door wie het kind zich verbond aan den dienst van God.
Met deze dwaze en onredelijke vertegenwoordiging heeft de Hervorming ook gebroken. Het kind wordt niet gedoopt op grond van zijn belijdenis des geloofs, want deze kunnen wij van een pasgeboren kind niet vergen. En de ouders en de getuigen worden genomen in de betrekking, waarin zij staan tot het kind, als zijnde verantwoordelijk voor de opvoeding van 't kind. Zij doen belijdenis, niet van het geloof van het kind, maar van hun eigen geloof, opdat zij gekend worden als behoorende tot Christus' gemeente en zij beloven hun kinderen te zullen opvoeden in de vreeze en de vermaning des Heeren. Geen figuranten zijn zij meer, door wie het kind gedacht wordt te spreken, maar menschen met een zeer verantwoordelijke taak, die voor God en Zijn gemeente beloven deze taak overeenkomstig den eisch Gods te zullen volbrengen.
De grondgedachte van de afzwering des duivels is hiermede echter niet vervallen. Al kan het kind zich niet aan den dienst des Heeren verbinden, met nadruk wordt naar voren gebracht, dat deze verplichting tot den dienst des Heeren op den gedoopte rust. Men kent de woorden uit.ons formulier : nademaal in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook door den doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Aan de ouders de taak, om deze verplichting te binden op de consciëntie der kinderen; aan de gedoopte kinderen de taak om bij het opwassen deze verplichting als een voorrecht te aanvaarden en van ganscher harte in het leven tot uitdrukking te brengen.
Eenvoud is het kenmerk van heel den Protestantschen eeredienst. Eenvoud het kenmerk bovenal van de bediening der sacramenten in dien eeredienst, en dat, opdat de hoofdzaak niet onder bijkomstigheden begraven worde en de goddelijke inzettingen niet zouden schuil gaan achter menschelijke toevoegselen. Het Woord des Heeren is geest en leven en behoeft daarom niet door ons vergeestelijkt te worden. Des Heeren inzettingen behoeven door allerlei symbolische handelingen niet opgeluisterd te worden, wijl zij genoegzaam luister in zichzelf bezitten.
O. a. d. IJ.
Woelderink
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's