Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEIDE SACRAMENTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEIDE SACRAMENTEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Twee lezingen, gehouden voor de buitengewone Classicale Vergadering van de Classis WijkJ. 1.

I. DE HEILIGE DOOP.
Van het breede terrein van den Heiligen Doop willen wij trachten in hoofdzaken het geheel te overzien en tevens ook stil te staan bij speciale onderdeden. Dan zien wij zoowel het bosch als verschillende merkwaardige boomen.
Wij bepalen u bij:
Ie. de instelling van den Doop; 2e. de geschiedenis van de leer van den Doop; 3e. iets uit de practijk van den Doop.
Ie. De instelling van den Doop.
Het Sacrament van den Doop is ingesteld door Christus, kort voor Zijn hemelvaart : Mattheüs 28 vs. 19, Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve doopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes ; leerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.
Op zichzelf was de Doop niet iets geheel nieuws. Het water der ontzondiging was bekend uit de Wet van Mozes. Tijdens de ballingschap zegt de Heere bij monde van Ezechiël (36 VS. 24 en 25) Ik zal u uit de heidenen halen en rein water op u sprengen. De Joden kenden tijdens Jezus ook de proselytendoop, waardoor de Heidenen in het Jodendom werden opgenomen.
In aansluiting hieraan rijst voor ons op de gestalte van Johannes den Dooper, een mensch van God gezonden om te prediken en te doopen. Zijn eisch was, dat de menschen moesten breken met de zonde. In overeenstemming met zijn prediking was zijn Doop. Het was een Doop der bekeering tot vergeving der zonden.
Over de beteekenis hiervan gaan de meeningen uiteen, zelfs onder de Gereformeerden uit allerlei tijden. Met sommigen van hen leeren de Roomschen, en vroeger de Socinianen en Remonstranten, later Van Oosterzee en dr. A. Kuyper, dat de Doop van Johannes een voorbereiding was van den Christelijken Doop. Daarentegen leeren Calvijn en Bavinck, dat de Doop van Johannes in den weg van berouw en bekeering werkelijk de vergeving verzegelde.
Er is wel verschil tusschen den Doop van Johannes en den Christelijken Doop, doch slechts gradueel, want in wezen zijn zij één. Ook Handelingen 2 vs. 38 is een Doop tot vergeving der zonden. De Doop, genoemd in Hand. 1 vs. 5, waar staat, dat Johannes wel met water doopte, doch de vuurdoop aanstaande is, is geen tegenstelling, doch een voorspelling van het op handen zijnde Pinksterfeest, de uitstorting van den Heiligen Geest.
De Christelijke Doop is evenals de Doop van Johannes, een Doop met water, beteekenende de vergeving van zonden, maar beide zijn onderscheiden van den Geestesdoop, die op het Pinksterfeest plaats vond.
Wel wordt hiertegen aangevoerd, dat Paulus te Efeze discipelen aantrof, die wel gedoopt waren met den Doop van Johannes, maar die niet gehoord hadden „of daar een Heilige Geest is", (Hand. 19 vs. 2) en die daarna, beter door Paulus onderwezen, gedoopt werden in den Naam van Jezus en na handoplegging den Heiligen Geest ontvingen. Deze discipelen wisten namelijk nog niet of de prediking van Johannes aangaande de komst van den Heiligen Geest reeds vervuld was. Deze discipelen waren nog niet tot Jezus overgegaan, en hadden nog een gebrekkige voorstelling van zaken.
Voorts is de Doop van Johannes volgens Matth. 19 alleen voor de Joden, en dus beperkter, terwijl de Christelijke Doop, Matth. 28 VS. 19, is voor al de volken.
In aansluiting met Johannes trad Jezus op met de prediking tot geloof en bekeering (Mare. 1 VS. 15). Wie tot Hem overgingen, werden door Zijn discipelen gedoopt. Deze Doop heeft Hij als een duurzame instelling verordend kort voor Zijn hemelvaart.
Uit de Kerkgeschiedenis is bekend, dat reeds in het begin der 2e eeuw gedoopt werd in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Als Paulus zegt, dat hij niet gezonden is om te doopen, beteekent dat niet, dat hij met Matth. 28 vs. 19 onbekend is, doch dat hij dit werk en de verdere opbouw der gemeente overliet aan zijn medearbeiders. De Doop geschiedde echter in de eerste gemeenten in den Naam van Christus. (1 Cor. 1 VS. 12—16). De Doop, aan volwassenen bediend, veronderstelt dus het geloof, en verplicht tot de aanhoorigheid aan Christus, (vs. 12). De Doop werd bediend „in den Naam van Christus". Hiervoor heeft het N. Testament drie uitdrukkingen (eu, epi ; eis to) ; de beide eersten beteekenen, dat er iets bij of onder het noemen van den Naam geschiedt ; de laatste beteekent de toeëigening aan den persoon of de verhouding waarin iemand geplaatst wordt. „In den Naam van Christus" is niet zoozeer als formule bedoeld, maar is de omschrijving van het karakter van den Christelijken Doop.
Paulus stelt den Doop in nauw verband met de levensgemeenschap met Christus. Hij trekt namelijk de volgende vergelijking: de onderdompeling is een indalen in den dood en in het graf van Christus en duidt aan een afsterven van de zondige natuur. Het opkomen uit het water is het intreden in de nieuwe levensgemeenschap met den opgestanen Heiland. (Rom. 6 vs. 3—11 ; Coll. 2 vs. 12 ; Ef. 2 vs. 6). In deze gemeenschap met Christus hebben de geloovigen het uittrekken van het lichaam des zondigen vleesches ervaren, terwijl zij met Christus in den dood begraven zijn, „want zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan" (Gal. 3 VS. 27) om nu voortaan in nieuwigheid des levens te wandelen, opdat zij allen één zouden zijn. Daarom kan de Doop beschouwd worden als de afwassching der zonden (1 Cor. 6 VS. 11), zooals ook tot Paulus gezegd was: Sta op en laat u doopen en uwe zonden afwasschen! (Hand. 22 vs. 16). De waterdoop is bij Paulus tevens de Geestesdoop. De reiniging der zonden, de inlijving bij Christus enz. worden dus in den Doop gesymboliseerd, beteekend, verzegeld en geschonken.
Toch is Paulus gekant tegen alle mechanische, machinale werking van den Heiligen Doop, want de gedoopte Christenen worden ernstig gewaarschuwd tegen afval (1 Cor. 10 VS. 1—12). Hij dringt aan op zelfonderzoek: de Geest is het die levend maakt. Zoo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem, d.i. Christus, niet toe, d.i. die behoort niet aan Christus. Want niet het uitwendig teeken behoudt, doch Christus alleen door het geloof in Zijn Naam. Volgens 1 Petr. 3 vs. 21 was de behoudenis van Noach door het water van den zondvloed een voorbeeld van den Doop. Het water spoelde alle ongerechtigheid weg, doch hij voegt er aan toe, om het geloof aan alle uitwendigheden te voorkomen, door Christus, want Christus is de Ark des behouds.
De Doop is dus in het N. Testament het teeken en zegel van de afwassching der zonden door Jezus Christus, van de wedergeboorte, van de gemeenschap met Christus.
De Doop geschiedde door onderdompeling, somtijds door begieting of besprenging. Een duidelijk bewijs van kinderdoop is uit het N. Testament niet te leveren, evenmin als het tegendeel valt te bewijzen. (Hand. 16 vs. 15 en 23 ; 18 vs. 8 ; 1 Cor. 1 vs. 16).
Ridderkerk

G. v. d. Zee

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE BEIDE SACRAMENTEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's