Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET DOOPSFORMULIER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET DOOPSFORMULIER

HOOFDSTUK III.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Sacramenten.
Om bij de verklaring van het doopsformulier niet telkens gestoord te worden door verschillende historische en dogmatische uitweidingen, lijkt 't mij gewenscht om eerst enkele onderwerpen, die voor de nadere verklaring van de grootste beteekenis zijn, afzonderlijk te behandelen. Bij de verklaring kan dan telkens daarnaar verwezen worden. In het bizonder denk ik hier aan de sacramenten en het verbond. Zonder de reformatorische opvatting van deze beide is het niet mogelijk het doopsformulier te verstaan naar de bedoeling van de opsteller(s). Daarnaast hoop ik een hoofdstuk te wijden aan de vraag, of de doop naar reformatorische opvatting de wedergeboorte veronderstelt. Deze laatste vraag hangt ten nauwste samen met de eerste vraag, aan de ouders gesteld, of zij gelooven, dat de kinderen in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten van Zijn gemeente 'behooren gedoopt te wezen.
Ecnige rechtvaardiging vereischt nog 't feit, dat ik hier het hoofdstuk over de sacramenten aan dat over het verbond laat voorafgaan. In een dogmatiek zou dat niet geoorloofd zijn. Overwegingen van historischen aard brachten mij echter daartoe. In de Roomsche Kerk namen en nemen toch de sacramenten een zeer voorname plaats in. Van den aanvang af hebben de Hervormers, terugkeerende tot de Schrift, en van daaruit positie nemende tegenover de Roomsche afdwalingen, zich mede gekeerd tegen de leer der sacramenten, zooals die zich in de Roomsche Kerk ontwikkeld heeft.
Zelfs mag gezegd, dat de strijd tegen de Roomsche sacramentsleer niet een onbeteekenend, maar integendeel een zeer voornaam deel vormt in den strijd tegen Rome. Als wij de beteekenis van de Hervorming daarin zien, dat zij den levenden Christus in al de volheid van het heil, dat in Hem gevonden wordt, aan de Kerk teruggegeven heeft, dan volgt daaruit onmiddellijk, dat de strijd tegen de Roomsche sacramentsleer onafscheidelijk aan de Hervorming verbonden is, want deze leer is van dien aard, dat het sacrament het voorhangsel wordt, dat den Christus aan het oog onttrekt, en belooft te kunnen geven, wat Christus zelf alleen schenken kan. Ter verklaring van de leer der Hervormers aangaande de sacramenten en als zoodanig ook ter verklaring van 't doopsen avondmaalsformulier, is 't daarom van nog meer beteekenis van dezen strijd op de hoogte te zijn, dan hun verbondsleer te kennen. Historisch gezien, heeft hun sacramentsleer de verbondsleer bepaald en niet omgekeerd de verbondsleer de leer aangaande de sacramenten. Deze overweging deed ons besluiten om eerst een hoofdstuk aan de sacramenten te wijden.
De Roomsche sacramentsleer is niet op zekeren dag uit de lucht komen vallen of door een invloedrijk theoloog ingevoerd, maar zij heeft een lange geschiedenis achter den rug en is langzamerhand gegroeid.
De oorsprong van deze sacramentsleer komen we reeds in de tweede eeuw na Christus tegen, zoodat met droefheid erkend moet worden, dat de afdwaling van de Christelijke Kerk reeds zeer spoedig na haar vestiging in de heidenlanden een aanvang neemt.
Om onze lezers daar een kijk op te geven, willen wij hun iets mededeelen uit het geschrift van den Kerkvader Tertullianus Over den Doop, welk geschrift uit 't laatst van de tweede eeuw na Christus dateert. Wij gebruikten daarvoor de vertaling van dr. H. U. Meyboom, uit de Oud-Christelijke Geschriften in Nederlandsche Vertaling, no. XLVI.
Om de hooge beteekenis van den doop uiteen te zetten, begint hij met de verheffing van het water als natuurelement boven de andere elementen. Daartoe beroept hij zich op het scheppingsbericht uit Gen. I, waar gezegd wordt, dat de Geest Gods zweefde op de wateren. Aan het water viel dus reeds toen de gunst te beurt om een voertuig van den Geest te zijn. „Want ook al de duisternissen waren zonder den tooi der sterren vormloos, en de afgrond was triest, en de aarde onbebereid, en de hemel ruw; het vocht alleen, steeds een volmaakte, blijde, eenvoudige, van nature zuivere materie, legde onder God een waardig voertuig". Daarna wordt er melding van gemaakt, hoe de wateren 't eerst levende zielen voortbrachten, terwijl ook de schepping van den mensch volgens Tertullianus niet zonder het gebruik van water heeft plaats gehad, wijl de aarde, waaruit de mensch werd geschapen, niet bruikbaar is geweest zonder bevochtiging.
Het scheppingsverhaal wordt hem dus een profetie van den doop. De aanvankelijke bevoorrechting van het water bij de schepping, om n.l. een voertuig voor den geest te. zijn, spreekt reeds van de wijding van het water tot het sacrament der heiligmaking. „Terstond toch, (n.l. na de aanroeping van God bij den doop) komt de geest van boven uit de hemelen en is hij boven de wateren, ze heiligende uit zich zelven en zoo geheiligd, drinken zij de kracht tot heiligmaking in". Volgens deze voorstelling wordt dus eerst het water geheiligd ; daarna heiligt het water, dat geheiligd is, den mensch, die gedoopt wordt.
Natuurlijk weet ook Tertullianus, dat de heidenen er vele wasschingen op na hiel­ den en dat zij ook spraken van heilige wateren, die de ziel van zonde en misdaad reinigden. Hij ziet dat echter als een naapen van God en van Gods wegen door den duivel. Zooals echter een onreine niet reinigen kan en een verderver niet van het verderf weet te bevrijden, zoo min kunnen die wasschingen der heidenen baten, want het zijn werken des duivels. De Christelijke doop echter is van den levenden God en daardoor heeft deze de kracht om te reinigen.
Toch meene men niet, dat dit neerdalen van den geest op de wateren, van den doop wil zeggen, dat de H. Geest in de wateren is en door het water van den doop wordt medegedeeld. Integendeel, de H. Geest daalt eerst na den doop op den christen. Heel eigenaardig wordt nu de heiliging van het water toegeschreven aan een engel, voor welke stelling de schrijver zich beroept op het N. Testament, waar van een engel gesproken wordt, die af en toe afdaalt in het water van den vijver Bethesda (Bethsaida staat er ten onrechte, W.), waardoor dat water gezondmakende kracht verkreeg. De wateren, die eens gebreken van het lichaam genazen, genezen echter nu den geest; die het tijdelijk heil eens bewerkten, vernieuwen nu het geestelijk heil. „Niet, dat wij in de wateren den H. Geest deelachtig worden, maar in het water door den engel gelouterd, worden wij voor den Heiligen Geest toebereid. Ook hier is een figuurlijke voorstelling voorafgegaan ; zoo toch is Johannes te voren de voorlooper van den Heer geweest die zijne wegen bereidde. Zoo bestiert ook de engel van den doop als beslisser voor den Heiligen Geest, die later komen zal, de wegen door afwassching der misdrijven, die het geloof verkrijgt, verzegeld als het is in den naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest".
Na den doop volgt reeds bij Tertullianus de zalving en de handoplegging en aan deze handoplegging is volgens hem de mededeeling des H. Geestes verbonden.
Uit dit weinige, dat wij hier aanhaalden, zal reeds duidelijk zijn, dat de eenvoud van de H. Schrift reeds door dezen kerkvader verlaten is. In plaats van op het symbolische karakter van den doop den nadruk te leggen en daaruit den waterdoop te verklaren — gelijk het water de vuiligheid des lichaams wegneemt, zoo wordt door het bloed van Christus de ziel van zonde gereinigd — wordt het water boven de andere elementen van de natuur verheven om dan door de heiligende kracht van een engel gezondmakende kracht voor de ziel te verkrijgen.
In het licht van deze beschouwing wordt het latere exorcisme van de Roomsche Kerk geheel verklaard, dat exorcisme n.l., waarbij niet alleen de duivel uit den persoon, die gedoopt zou worden, werd uit-
gebannen, maar dat tevoren ook op het doopwater werd toegepast. Terwijl tevens hier reeds de beginselen van de latere leer gevonden worden, volgens welke het sacrament zelf een heiligende kracht heeft. Want daartoe moet een engel op het water neerdalen, opdat het straks kracht ontvange om te reinigen. De reinigende kracht van Christus' bloed staat achter bij de heiligende kracht van het water des doops. Het sacrament begint reeds hier Christus te verdringen. Daardoor komt het geloof ook meer en meer op den achtergrond, terwijl alle nadruk straks valt op de heiligmaking van den christen, de waardige vrucht van de heiligende kracht van het doopwater.
Reeds in het eerste hoofdstuk hebben wij er op gewezen, hoe Tertullianus niet alleen tegenstander is geweest van den kinderdoop, maar tevens voorstander van het uitstellen van den doop. Het teeken wordt door hem. reeds zoodanig met de beteekende zaak vereenzelvigd, dat het sacrament als zoodanig van zonden reinigt. Maar wijl het heel moeilijk was om voor de zonden, na den doop bedreven, reiniging te ontvangen, achtte hij het gewenscht met den doop te wachten, vooral beval hij dit aan voor hen, die aan menigerlei verzoeking bloot staan.
Een eigenaardig voorbeeld van deze gedachte bij hem willen wij nog even aanhalen. Evenals in het gebed voor den doop in ons doopsformulier melding wordt gemaakt van de behoudenis van Noach uit het water van den zondvloed en van Israël uit het water van de Roode Zee, zien wij ook door hem deze beide beelden reeds gebruikt als afschaduwingen van den doop. Zooals de christen, die gedoopt werd, na de onderdompeling uit het water oprees tot een nieuw, leven, zoo zijn Noach en Israël uit het water, dat de anderen ten doode was, opgestaan tot een nieuw leven. Tertullianus heeft echter eenig bezwaar tegen het eerste beeld, dat van Noach, een bewijs waarschijnlijk, dat het in zijn dagen reeds gebruikelijk was dit beeld te gebruiken. Dat bezwaar is voor hem daarin gelegen, dat de menschheid, die in Noach gespaard is geworden, weer misdaan heeft. Daarom is deze wereld thans voor het vuur van Gods oordeel bestemd, gelijk ook de mensch, zoo voegt hij daaraan toe, die na den doop de misdrijven hernieuwt.
Al is nu dit rigorisme wel te verklaren uit het feit, dat in de dagen der vervolging velen den naam des Heeren verloochenden, zoodat alle nadruk er op gelegd werd, dat het wederkeeren tot de zonde tot eeuwigen ondergang moest leiden, aan de andere zijde zou men dit niet met zulk een gestrengheid hebben doorgetrokken en niet zoo hard zijn geweest voor den christen, die struikelde, indien men het sacrament niet reeds vereenzelvigd had met de daar beteekende en verzegelde genade. Het sacrament des doops immers wordt slechts éénmaal toegediend, maar Christus in Zijn lijden en sterven is een gedurige toevlucht voor de verslagenen van geest. Neemt het sacrament de zonde weg, dan zit men waarlijk verlegen met de zonde, die na de bediening van het sacrament wordt bedreven, maar verwijst het sacrament naar Christus, dan wordt duidelijk, dat het immer zijn getuigenis blijft geven, wijl Christus gisteren en heden dezelfde is en tot in alle eeuwigheid. De treffende troost, die ons formulier uitspreekt in de woorden : „En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond met God hebben", is bij de sacramentsbeschouwing van Tertullianus reeds niet meer mogelijk. De breede stroom van Christus' liefde, die Hem eens deed spreken van een vergeving tot zeventig maal zeven maal geoefend, wordt in het sacrament verengd en is met de bediening van dat sacrament nagenoeg uitgeput.
O. a.d. IJ.
Woelderink

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

HET DOOPSFORMULIER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's