Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VERANDERING OP THEOLOGISCH GEBIED.
In het Algem. Weekblad voor Christendom en Cultuur komt een resumé voor van een artikel van Brunner „The church throug half a century", waarin betoogd wordt dat in de laatste tijd de stukken op het theologisch schaakbord geheel verschoven zijn. Er worden vijf oorzaken genoemd, waarvan wij hier een verkorte weergave geven:
„In korten tijd zijn de stukken op theologisch gebied zoodanig verschoven, dat het de moeite loont om na te gaan, welke factoren tot die verschuiving hebben bijgedragen.
1. De eerste factor is zonder twijfel, dat de N.T. studie de liberale Christusfiguur van 't tooneel heeft verdreven. Jezus heeft niets met die door het liberalisme ontworpen Christusfiguur te maken. De liberale opvatting van het Christendom der vorige eeuw heeft haar graf gevonden. Met name moet hier de ontdekking der N.T. eschatologie door Albert Schweitzer worden genoemd. Met het liberale Christus-beeld werd door deze ontdekking volkomen afgerekend.
2. De tweede factor in deze verschuiving is de her-ontdekking van Luther (door Karl Holl). Wat uit Luther's Romeinenbrief is te voorschijn gehaald, was even verschillend van het 19de eeuwsche Christendom als Schweitzer's teekening van Jezus van het liberale Christusbeeld. Luther's christelijk geloof leert ons dat het geloof van Troeltsch, Otto en Ritschl iets anders is dan Christelijk geloof.
3. Er is gekomen een „conservatieve theologie", die naast het liberalisme een eigen weg volgde. Bij de eeuwwisseling in den Napoleontischen tijd leek het orthodoxe geloof verstorven, maar de schat, in het orthodoxe geloof bewaard, is gebleven, en is, mee door de revolutie, gebleken van de grootste waarde te zijn. Er is een opwaking (Revival) gekomen en wat Tholucke, Beek, Hoffmann en Franck geleerd hebben, is van beteekenis geweest. Zij wilden de orthodoxe, Gereformeerde traditie voortzetten en dat heeft z'n vruchten afgeworpen. De schat is overgedragen aan een generatie, die klaar stond om haar te ontvangen.
4. De grootste stoot kwam door de dialectische theologie. Volgens Brunner wortelt deze beweging in drie menschen : de beide Blumhardts èn Herman Kutter. Zij hadden in hun leven de macht van den levenden God ervaren. God is een realiteit en moet het uitgangspunt zijn van ons denken. De dialectische theologie gaat uit van het grondbeginsel : God is God.
5. De vijfde factor van de snelle en volkomene theologische omwenteling op 't vaste land van Europa leveren de historische gebeurtenissen zelf. Het optimistisch geloof van den tijd der verlichting vóór den oorlog, is gekraakt. De wereldcatastrophe van 1914 vernietigde het geloof, waarop de heele moderne wereld en speciaal de moderne philosophie en theologie waren opgetrokken : het geloof in de goddelijkheid van den menschelijken geest; het geloof in zichzelf !
Van Descartes af is de heele moderne wijsbegeerte vol van variaties op dit thema : de goddelijke waarheid in den mensch. De problemen van het kwaad en van den dood werden weggemoffeld, maar drukken nu weer met volle zwaarte. Het rationalistisch denken van het verleden is voorgoed onmogelijk geworden.
En dit nieuwe verstaan van de menschelijke werkelijkheid, deze nieuwe kennis van het kwaad vormen even karakteristieke uitgangspunten voor het nieuwe theologische denken als de realiteit van God.
Deze vijf factoren zijn verantwoordelijk voor de radicale omkeering op theologisch
gebied. De mensch is door dit alles in staat van beschuldiging gesteld. Niets, noch de rede, noch de cultuur en zelfs z'n eigen gemaakte godsdienst niet, kan den mensch helpen. Hij ziet nu weer z'n aangezicht en hoort de beschuldiging, dat hij buiten de waarheid omdwaalt. Dat is het uitgangspunt voor de theologie der openbaring !
[The Expository Times, Jan. '37.]

AFVAL DER HEILIGEN?
In de Gereformeerde Kerken is het wat onrustig tegenwoordig. De stormstooten komen van verschillende kanten en de kerkelijke wateren vertoonen met groote onstuimigheid witte koppen op de wilde baren. De stormbal is reeds uitgehangen. Het is gevaarlijk. Men moet voorzichtig zijn, want anders gebeuren er ongelukken.
Nu is het overal rumoerig. In alle kringen en op elk gebied : politiek, maatschappelijk, kerkelijk, in het gezinsleven — overal. Nationaal en internationaal — overal. Wat is er veel verwarring en veel verdwazing. Zou het waar zijn, wat de volksmond zegt : het lijkt wel een gekkenhuis ? Of wat meer wetenschappelijke mannen schrijven over een „verdwaasde wereld" ?
Een christen ziet de dingen zóó, dat de zonde, onze zondige natuur, ons parten speelt. En die zonde staat niet buiten ons, maar leeft in ons. Die zonde is maar niet een stoffelijke substantie, die ons aanwaait en aankleeft, maar de zonde is een satanische gezindheid, die óns verantwoordelijk stelt en ons schuldig doet staan ! Ieder persoonlijk. En ook zijnde onze gemeenschappelijke schuld
Is er ook hoogmoed, jaloerschheid, egoïstisch streven, vijandschap, afgunst en zooveel meer in 't spel ? Bij ons en bij anderen ? ...... De invalspoorten van Satan zijn vele. Wel mag de bede uit des harten diepsten grond opgaan : „leid ons niet in verzoeking, verlos ons van den booze".
Maar nu de rumor in de Gereformeerde Kerken. Daar spant het.
Daar is de brochuren-reeks van prof. Hepp ter waarschuwing en bestrijding van vele dwalingen, die gevonden worden bij vooraanstaande mannen van de Gereformeerde Kerken ; waarvan prof. Vollenhoven, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, een van de voornaamste schuldigen moet zijn. (Denk aan zijn boek : „Het Calvinisme en de Reformatie der Wijsbegeerte). Ook b.v. de heer A. Janse, van Biggekerke, behoort onder de verdachten. En 't Weekblad „Pro Ecclesia", onder hoofdredactie van ds. I. de Wolff, Geref. pred. te Enschedé, staat aan hun zijde, hebbend een steigerend paard tot symbool. Nu heeft ds. de Wolff een boekje geschreven over „Schriftmatige Zelf beproeving", waarin hij zich fel keert tegen een „zelfonderzoek naar den staat voor de eeuwigheid". Van zoo'n zelfonderzoek bij kerkelijke menschen „naar den staat voor de eeuwigheid, of men ook werkelijk datgene is, waarvoor men gehouden wordt en waarvoor men wellicht zichzelf houdt", wil hij niets weten. Ds. de Wolff noemt dat „piëtistisch" en het leidt tot „de kenmerkenprediking", zegt hij.
Tegen dit boekje van ds. de Wolff, die een „Vollenhoven-man" is en een „vriend van Janse", trekt prof. dr. H. H. Kuyper in „De Heraut" van 21 Maart 1937, in een artikel: „Verbonds-theologie op gevaarlijke paden" te velde en gaat er zeer scherp tegen te keer.
„Men wil vollen nadruk leggen op den factor van het geloof. Wie gelooft, wordt zalig, is zalig. Het geloof is zijn eigen kenmerk. En het is een heillooze onderscheiding die men in de Theologie heeft aangebracht tusschen „zaligmakend geloof", historisch geloof, tijdgeloof en wondergeloof. Daardoor moeten er dan weer verschilpunten geconstateerd tusschen die vier „gelooven". Er zijn dan dus toch weer kenmerken noodig om dit zaligmakend geloof van de andere geloofssoorten te onderscheiden". Aldus ds. de Wolff (blz. 12, 13).
Prof. dr. H. H. Kuyper zegt : Hier wordt de onderscheiding, die in de Theologie gemaakt wordt tusschen zaligmakend geloof, historisch geloof, tijdgeloof en wondergeloof, een heillooze onderscheiding genoemd. En 't is een onderscheiding, die de Schrift zelf maakt. (1 Joh. 1 : 8, 9; 3 : 14; 1 Cor. 18 : 3; Hand. 26 : 27; Jac. 2 : 19 enz.).
Onze Vaderen te Dordt verwijzen in de Canones niet zonder reden naar de gelijkenis van den zaaier en spreken van een tijdelijk geloof. En dus zouden zij zich dan ook schuldig maken aan deze heillooze onderscheiding!
Maar de schrijver — aldus prof. K. — gaat nog verder ! „Op blz. 14 zegt hij, dat als resultaat van eeuwenlange dogmaontwikkeling bij de vraag, hoe verbond en verkiezing zich tot elkander verhouden, men als oplossing deze hoofdgedachte had overgehouden : dat het verbond met de uitverkorenen in Christus als Hoofd is opgericht, reeds van eeuwigheid, en geopenbaard in dezen tijd. Allen, die in den Verbondskring geboren worden, moeten gehouden worden voor uitverkorenen, wedergeborenen of geloovigen. Dat is de onderstelling, of wil men, zóó is het oordeel der liefde, totdat duidelijk het tegendeel blijkt".
Maar van dat „houden voor" of „veronderstellen" komt in de Schrift nergens voor — zegt ds. de Wolff (blz. 17). De Schrift spreekt van geen „houden voor". De Schrift zegt : zoo IS het !
Als bewijs wordt dan aangehaald Joh. 15 met de ranken in Christus, die uitgerukt worden en 2 Petr. 1 : 1 met de valsche leeraars, die door den Heere gekocht waren en toch een haastig verderf over zich halen.
Die dorre ranken zijn in Christus, die valsche leeraars zijn gekochten des Heeren en — worden uitgerukt, en — gaan ten verderve.
Dat de kantteekenaren hier spreken van valsche leeraars, die zich zelf hielden voor gekochten en door anderen zoo beschouwd werden — wil ds. de Wolff niet overnemen. Het staat er niet, zegt hij. De Apostel schreef niet, dat zij er voor gehouden werden, dat zij door Christus' bloed zijn gekocht, maar dat het inderdaad zoo was.
Dat brengt mee — aldus ds. de Wolff — dat wij in het Verbond wedergeboren ZIJN en door onze schuld kunnen afvallen en verloren gaan, den Heere verloochenende, die ons gekocht HEEFT (blz. 18, 19).
Prof. dr. H. H. Kuyper zegt dan : „Als we wedergeboren zijn en dan door onze schuld afvallen kunnen en verloren gaan, dan is er, hoe men dit ook wenden of keeren wil, een afval der heiligen".
„Men zou niet gelooven, dat een predikant in onze Gereformeerde Kerken zulke dingen schrijven dorst, wanneer het niet letterlijk er stond".
„Wanneer de schrijver in het begin van zijn brochure degenen, die meenen dat men wedergeboren moet worden om in waarheid tot het Genadeverbond te behooren, van Remonstrantisme beschuldigt — wat moet men dan van zijn eigen standpunt zeggen, als hij verklaart : de mensch moet het dus zelf maar weten of hij zalig wil worden (blz. 18) en een afval der heiligen leert ? " ;
Zoo staat prof. Kuyper hier dus tegenover ds. de Wolff, dien hij onomwonden beschuldigt van Remonstrantisme, niet in dingen, die aan de omtrek liggen, maar die het hart der Gereformeerde waarheid genoemd moeten worden.

DE CHRISTOLOGIE IN GEVAAR ?
Met bekwamen spoed heeft prof. Hepp zijn derde brochure het licht doen zien in de bekende serie „Dreigende Deformatie" (Uitgave : J. H. Kok, Kampen). De titel ervan luidt: De vereeniging van de beide naturen van Christus. Ook hier gaat het — hoewel geen namen genoemd worden — tegen prof. van Vollenhoven, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit.
Het betreft hier dus het dogma van de vereeniging der beide naturen van Christus. Er zijn — zooals wij belijden — in Christus twee naturen: èn de Goddelijke èn de menschelijke natuur, en deze zijn vereenigd in één Persoon, zijnde de Tweede Persoon der Drieëenheid. We spreken dan bij Christus niet van den menschelijken Persoon, maar van den Goddelijken Persoon, Die aangenomen heeft ware menschelijke natuur : één Persoon en twee naturen, onvermengd en onveranderd in één Persoon.
Nestorius leerde, dat Christus een menschelijke persoon heeft aangenomen. Onze Confessie leert dat niet. Cat. Zondag 14 b.v. zegt : „Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menschelijke natuur uit het vleesch en bloed van de maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft." En Art. 19 van onze Ned. Gel. belijdenis : „Wij gelooven, dat door deze ontvangenis de Persoon des Zoons onafscheidelijk vereenigd en samengevoegd is met de menschelijke natuur ; zoodat er niet zijn twee Zonen Gods, noch twee Personen, maar twee naturen in één eenigen Persoon vereenigd ; doch elke natuur hare onderscheidene eigenschappen behoudende."
„Nu schijnt er in de Gereformeerde Kerken — zooals dr. A. Kuyper Jr. in de Rotterdamsche Gereformeerde Kerkbode schrijft — een nieuwe beweging aan 't opkomen te zijn" en die nieuwe beweging (prof. Vollenhoven c.s.) „wil van een „menschelijken persoon" bij Christus spreken en maakt dan onderscheid tusschen den Persoon en den persoon van Christus".
„Hiertegen komt prof. Hepp, onze Hoogleeraar aan de V. U., ernstig op en waarschuwt op dezen weg niet voort te gaan. Hier dreigt deformatie, zelfs in het christologisch dogma".
Ook dr. Berkouwer schrijft er over in „Calvinistisch Weekblad" en zegt : „het gaat om een ander persoonsbegrip".
„Het hier aangeroerde punt is niet een secundair onderdeel. Dat is reeds daarom uitgesloten, omdat immers het persoonsbegrip van alles beheerschende beteekenis is in de vraag, wat men onder „de onpersoonlijke menschelijke natuur" van Christus verstaat".
En dr. A. Kuyper Jr. besluit zijn artikeltje in de R. Kerkbode aldus : „Men ziet, het gaat waarlijk niet om ondergeschikte punten van minder belang. Wij mogen prof. Hepp dankbaar zijn, dat hij op deze dingen opmerkzaam maakt, en waarschuwend den vinger opsteekt".
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's