Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEIDE SACRAMENTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEIDE SACRAMENTEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.
Doopdwang. Tijdens Karel de Groote (800) mocht men de kinderen niet ongedoopt laten liggen op straffe van geeseling. Die hun kind ten doop aanboden, moesten het Onze Vader en de Twaalf Artikelen opzeggen. Wie dit niet kon, werd tot nader order terug gezonden.
Tijdens de Reformatie is er weer sprake van doopdwang. De Overheidskerkorde van 1576 bepaalde in art. 22, dat men niemand mocht weigeren tot den Doop toe te laten. Kinderen van andere gezindten werden zonder bezwaar gedoopt, want het Verbond strekt zich uit tot alle Christenen. In Groningen werd de doop zelfs gelast. Deze moest plaats hebben louter en alleen in de Gereformeerde Kerk op straffe van ƒ 150 boete. De dwang strekte zich zelfs uit tot de Mennonieten. In Zeeland was desgelijks dwang, doch daar behoefden de Roomsche ouders niet op de tweede doopvraag te antwoorden.
De alhier-kwestie. In deze vraag staat n.l. de leer die alhier geleerd wordt. Zooals wij de vraag nu hebben, was zij oorspronkelijk niet. Het doopformulier van Heidelberg 1566 luidt in de 2e vraag : Ten anderen of ghy dese leere, die hier gheleert werd (wordt), ende voorder in 't Oude ende Nieuwe Testament en inde Articulen des Christlicken gheloves begrepen is, enz.
Dordrecht 1578 en Antwerpen 1580 formuleerden aldus : Ten anderen of ghy de leere, die int Oude en Nieuwe Testament en in de articulen onses Christelyken geloofs begrepen is ende hier geleert wordt, etc.
De Synode van ’s-Gravenhage 1586 liet het woord „hier" weg, en stelde als volgt vast : Ten anderen oft ghy de leere des O. en N. T. die in de articulen des Christens geloofs begrepen is, ende dienvolgende in de Christelijke Kercke geleert wordt, niet bekendt enz. De uitgave van Schilders luidde in 1611 vrijwel desgelijks, n.l. : Ten anderen, oft ghy die leere die int O. en N. T. ende in de Artikelen des Chr. geloofs begrepen is, ende dienvolgende in de Chr. Kerke geleert wordt, enz.
In 1613 kwam de formulieren-kwestie te Amsterdam aan de orde, juist in de felste strijd met de Remonstranten. Op den kansel stond de Contra-Rem. ds. Plancius en onder de preekstoel een hoofdaanvoerder der Remonstranten. De dominee leest de 2e vraag met „alhier". Uittenbogaert antwoordde ja, doch gaf hem een berisping, omdat het niet synodaal was. Desgelijks het voorval in diezelfde dagen met Caspar van der Heyden en den Remonstrantschen leider Episcopius. Eerstgenoemde leest „hier" doch Episcopius riep hem toe, neen ! dienvolgende!
De vraag zonder alhier, was den Gereformeerden bij opkomenden en voortgaanden strijd veel te ruim. De Synode van Dordt 1618 /19 heeft geen officieel-kerkelijke tekst vastgesteld. De tekst die wij nu hebben is van Cloppenburg 1639 : „de leer, die in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt”.
In Gelderland moesten de Roomsche kinderen binnen een jaar in de Gereformeerde Kerk gedoopt worden op straffe van boete. Men klaagde van Roomschen kant, dat de Gereformeerden de gewetensvrijheid opeischten voor zich zelf alleen. Voor het Hof te Arnhem kwamen zooveel kwesties, dat dit zelfs de Kerkorde van 1618/19 op zij wilde zetten. De Roomschen kochten nu dikwijls de Overheden om of anders betaalden zij de zoogenaamde recognitie-gelden. Zoo blijkt dat ook in den bloeitijd de theocratie niet gehandhaafd is kunnen worden.
De vroegdoop is van meet af aan in zwang geweest. Alle oude kerkorden eischen spoedig doopen, d.i. de eerstvolgende Zondag. Hierin school nog de Roomsche zuurdeesem : „ongedoopt is verstoken van de zaligheid". Vóór en na de Reformatie werd in verband hiermee de Doop dikwerf toegediend door vroedvrouwen in geval, van nood. De Kerk ging echter deze praktijk te keer. De Doop mocht alleen geschieden in de Kerk als de gemeente vergaderd was, en alleen in den uitersten nood thuis, maar dan in tegenwoordigheid van den Kerkeraad. Steeds moest er in de Kerk bij gepredikt worden, want volgens Matth. 28 vs. 19 gaan Woord en Sacrament samen. Hieruit spreekt duidelijk de strijd tegen Rome. Toch is in de periode 1570—1620 naast de vroegdoop tegelijk grove nalatigheid te bespeuren, doch allengs werd het tot circa 1800 vaste gewoonte, gelijk uit de doopregisters blijkt. Het is niet Kuyperiaansch of „doleerend". De geschiedenis heeft voorts gevallen van huisdoop geregistreerd, die om wichtige redenen plaats vond, o.a. bij een kranke Jodin uit het buitenland, die tot bekeering kwam.
Alleen dienaren mochten doopen. Vóór 1570 doopten de ouderlingen ook. Dordt 1578 laat zulks nog toe, doch keurt het tegelijk af. 's-Gravenhage 1586 verbiedt het. In de Overzeesche gewesten doopten krankenbezoekers en ouderlingen, terwijl bij gebrek aan predikanten de kooplieden zelfs den Doop bedienden.
Niet licht liet men een kind ongedoopt. Dezulken waren ook van het kerkelijk huwelijk uitgesloten. Niet het gemis, maar de verachting van den Doop maakt den mensch voor de weldaad van het genadeverbond onwaardig. Veeleer liet men in den Reformatietijd een kind tweemaal doopen, zoowel bij den Pastoor als bij den Predikant. (Desgelijks huwde men soms in de twee kerken). Ook hier werkt de Roomsche leer van de noodzakelijkheid van den Doop nog na. Men was nog gehecht aan de Roomsche Kerk en liet zijn kind doopen aan huis door rondreizende verdreven priesters. De Kerk protesteerde tegen dit bedrijf. Men kon niet twee keer geboren worden en dus ook niet twee keer gedoopt.
Gelijk gezegd, mochten dienaren alleen doopen, doch in 1717 is het nog geschied te St. Jan-Steen, dat een diaken zelf zijn eigen kind doopte, daar de predikant ziek was. De schoolmeester trok driemaal de klok, las het formulier, waarna de Doop plaats vond. Beide broeders werden echter gearresteerd!
Er is ook veel kwestie geweest over de erkenning van den Doop, bediend door Roomschen, Lutherschen, afgezette predikanten enz. De Synoden oordeelden, dat indien „forme ende substantie" in acht genomen waren, geen herdoop moest plaats vinden. Men erkende dit voor een Christelijke Doop. In den tijd die kort achter ons ligt, hebben vrijzinnige predikanten wel gedoopt „tot inwijding van het Christendom" of „in den naam van geloof, hoop en liefde." Van orthodoxe predikanten is bekend, dat zij deze personen later bij het afleggen van geloofsbelijdenis hebben overgedoopt. En dat terecht, want zoo'n vrijzinnige doop is geen Christelijke Doop. De Synode heeft dan ook het toezicht daarop gelast, hoewel het formulier-gebruik nooit verplicht gesteld, en daarmee tegelijk de willekeur in de hand gewerkt. Evenwel gaat zij er van uit, dat de formule van Matth. 28 vs. 19 vanzelfsprekend is. Een waarborg hebben wij echter niet.
De Labadisten stelden den Doop uit. Zij wilden een Kerk van wedergeborenen. Nochtans dreven zij het niet zoo ver als de Doopsgezinden. Men moest doopen, zoodra men bemerkte, dat de kinderen wel tot het getal der uitverkorenen behoorden. Hiertegen rees verzet bij de buitenkerkelijke groep van Koelman.
Bij ons heerscht in vele gemeenten de gewoonte om onkerkelijke personen terug te zenden en tot kerkgaan te verplichten. Dit is bij Synodale uitspraak verboden. Men mag de Doop wel uitstellen, doch niet op die gronden. Hier gevoelen wij de ellende waarin de Kerk is verzonken. De Kerkeraden doen goed, de doopvaders ten strengste te vermanen. Het getuigen stellen baat hier ook niet, want de praktijk leert, dat velen zich voor een paar kwartjes daartoe gaarne hebben geleend.
(Slot volgt).

Ridderkerk
G. v. d. Zee

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE BEIDE SACRAMENTEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's