Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

CHRISTUS INTREDENDE BIJ GOD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Onze Vader, Die in de hemelen zijt". Matih. 6 vs. 9a.

Bijna zijn deze woorden te teer, te heilig, om deze met onze onheilige gedachten aan te raken en ruw uiteen te rafelen.
Deze bede kan slechts in de binnenkamer worden uitgesproken door den blijmoedigen geloovige — of zuchtend ten hemel rijzen uit het bekommerde hart van den wankelen zondaar, die zich nochtans vastgrijpt aan zijn God.
Maar juist daarom mogen wij de rijke, volle inhoud dezer woorden ons duidelijk voor oogen stellen, opdat wij allen daarvan de troostende en sterkende beteekenis leeren verstaan.
En nu nog temeer wordt de kracht dezer bede levend, nu onze gedachten zich opwaarts verheffen ten hemel, waarheen onze Heere Jezus Christus is opgevaren, om daar Zijn eereplaats in te nemen ter Rechterhand des Vaders.
Nu eerst kan het ,,Onze Vader, Die in de hemelen zijt", zijn hoogste waarde verkrijgen ! Nu mag de Vadernaam wederom over de zondige aarde weerklinken! Want Christus Jezus is opgevaren ten hemel om den gevallen mensch wederom in het kindschap des Vaders te stellen.
Moedwillig had eens het schepsel dien lieflijken Vaderband verscheurd en verbroken. Vrij wilde hij zijn, vrij van den lichten last, hem door God op de schouders gelegd, vrij van de inperkende leiding des Vaders. Zelf wilde hij zich een weg banen door het leven, zelf zou hij bepalen wat goed was en kwaad. Geen kind meer, doch man zou hij wezen, onafhankelijk van zijn Schepper en Maker, Die hem tot hiertoe met milde hand had verzorgd en geleid. En met ruw geweld brak hij den teeren band, die hem bond aan den Vader.
Zoo staat thans de mensch in een valscbe vrijheid in dit leven, kennende het kwade, doch niet meer het goede; ongebonden aan God, doch zijn hart verpand aan den Satan! Den Vadernaam mag hij niet meer op de lippen nemen; God is hem in een vijand verkeerd en verschijnt hem als zijn strenge Rechter, Die over hem het doodsvonnis zal vellen, om zijn ongeloovige eerzucht en hoogmoedige opstandigheid.
En nu...? Nu vergunt God het schepsel opnieuw Hem aan te spreken met den schoonen Vadernaam. Wederom mag de zondaar zich kind weten van Hem, Wien hij in ongehoorzaamheid den dienst had geweigerd. Wederom wil God de Heere den schuldigen mensch aanzien in liefde en genade en de eens verbroken verhouding herstellen.
Hier staan wij voor 't wonder van Gods onpeilbare barmhartigheid en lankmoedigheid. Want dit is niet uit ons, het is Gods gave. Hij heeft in Zijn ondoorgrondelijke liefde en genade tot den van Hem afgedoolden mensch willen terugkeeren, om hem wederom in Zijn Vaderlijke gemeenschap op te nemen.
God heeft Zijn Eeniggeboren Zoon willen zenden in de wereld, opdat Hij het werk der verzoening volbrengen en de gebroken verhouding zou heelen. En nu mogen wij met elkander overdenken hoe dit goddelijk werk der verzoe­nende liefde door Christus tot een heerlijk einde is gevoerd.
Als Overwinnaar is Hij ten hemel gevaren om daar bij den Vader in te treden voor de Zijnen. Hij wil zich stellen voor den troon des Heiligen Gods om Zijn strenge Hand, waarmede Hij naar recht gansch het menschengeslacht van voor Zijn Aangezicht zou vernietigen, te stuiten. Hij wil daar het rechtvaardig oog Gods van des menschen schuld afwenden en het richten op het werk, dat Hij volbracht tot verlossing van den zondaar. Hij wil toonen de teekenen der nagelen, de wonde in Zijn zijde, als de sprake van , 't geen Hij voor den schuldigen mensch verricht heeft.
En God de Heere, ziende op den losprijs, door den Zoon betaald tot redding van verlorenen, zal Zijn toorn inhouden. Zijn vloek terugtrekken. Hij zal Zichzelven laten verbidden en Zich wederom tot den zondaar wenden in liefde en genade en hem in Vaderlijke genegenheid weder aannemen tot Zijn kind!
De heilige en rechtvaardige God in den hemel om Zijns Zoons wil Vader van den zondigen mensch!
Welk een heerlijke troostende boodschap, welk een rijke belofte, ons door den Heere Jezus Zelf in dit gebed gegeven!
Maar nog grooter en schooner wordt de inhoud dezer bede, zoo wij letten op de beteekenis van het Vaderschap Gods.
Reeds in gewoon aardschen zin heeft het woord vader zulk een diepen klank. Is onze vader niet degene, die ons liefheeft, die ons geeft wat wij behoeven, die voor ons zorgt, die voor ons werkt ? Kennen wij hem niet als onze strenge meester, voor wien wij vreezen en ontzag hebben ; maar ook als onze bescherrmer, bij wien wij ons veilig en geborgen weten, zoo daar gevaar nadert, omdat wij op zijn krachtige hulp kunnen vertrouwen?
En wekt de Vadernaam in dezen zin reeds zulk een ontroerende herinnering — hoe oneindig veel rijker en voller is de beteekenis van het Vaderschap Gods voor
den mensch.
Dit wijst allereerst op de trouwe zorg waarmede God als Vader Zijn kind wil omringen. Beter dan een aardsch vader het ooit zal kunnen waakt God voor de Zijnen. Hij zal hen leiden door dit leven. Hij zal hun wankele schreden vastmaken. Hij zal hen met krachtige hand voeren door de diepten en de dalen, over de heuvelen en de hoogten, welke het leven biedt. Hij zal hen voor struikelen en dwalen behoeden en ten laatste hen binnenleiden in het nieuwe Jeruzalem, het hemelsche leven, waar geen duisternis en zondemacht meer zullen heerschen, doch waar zij als kinderen onder het oog des Vaders hun leven zullen leven tot eer en prijs van Zijn Naam.
En nóg rijker wordt de troost, krachtiger de bemoediging, als daaraan wordt toegevoegd: „Die in de hemelen zijt". Dit is nog een bevestiging van Zijn macht en majesteit! Gij bezit niet een Vader, Die ook Zelf op eenigerlei wijze is gebonden, doch troont in den hemel der hemelen, en vandaar nederziet op al hetgeen op aarde geschiedt. Hij is het. Die alles bestuurt en regeert naar Zijn goddelijk welbehagen — ja aan Wiens wil zelfs satan is onderworpen !
Hij is een Vader op Wien gij kunt bouwen en vertrouwen, in Wiens hand gij veilig uw lot en leven kunt leggen.
En thans rest ons nog een woord. Het woordje : onze, dat van alles te bovengaande beteekenis is.
Daar gaat het om, voor u en voor mij, of wij dit ééne woordje er voor kunnen plaatsen : „Onze Vader, Die in de hemelen zijt". Wat baat het u of gij al weet dat God Vader is van anderen, ja van gansch de schepping ; doch voor uzelf gevoelt gij de onoverbrugbare gescheidenheid van God — voor uzelf gevoelt gij zondig en schuldig, ja onaannemelijk te zijn voor den Heilige in den hemel?
Wordt dan niet juist de rechtvaardige almacht Gods voor u het schrikbeeld, dat u met vrees en angst vervult ? Hoe zult gij God kunnen ontmoeten, hoe zult gij voor Zijn Rechterstoel kunnen verschijnen, zonder dat gij wederom door Hem zijt aangenomen in het kindschap, dat gij in ongeloovige opstand hebt versmaad?
Doch vertwijfelt niet, mijn lezer. Al zijn uw zonden nóg zoo veel, al is uw schuld nóg zoo zwaar, al ziet gij de kloof, die u scheidt van den levenden God, nóg zoo groot — toch moogt ook gij bouwen en vertrouwen op hetgeen Christus Jezus voor u deed, moogt gij achter Hem aan een vrijen toegang hebben tot den rechtvaardigen God en voor Zijn heiligen troon neerknielen met de lieflijke bede : „Onze Vader, Die in de hemelen zijt!”
Grijpt u vast aan dien Borg en Midde laar in het geloof; bidt Hem dat Hij ook uw oog richte op het allesvervullend zoenoffer dat Hij bracht zelfs voor den grootsten zondaar. Staat niet de Heiland zelve voor het Aangezicht des Vaders om in te treden voor allen, die schuldbelijdend tot Hem hun toevlucht nemen?
Gelooft en vertrouwt dan op Hèm, Hij zal ook u op. uw bede de oogen openen en doen zien, dat Hij uw schuld heeft verzoend en uw zonde genageld heeft aan het kruis. Hij zal u leeren, dat gij weer moogt naderen tot God, en u doen weten dat gij wederom moogt behooren tot hen, die den naam van Gods kinderen dragen.
En dan kan het niet anders of in uw hart zal het juichen en zingen en ook gij zult het blijmoedig in heilige vreugde mogen uitroepen, uitjubelen : „Onze Vader, Die in de hemelen zijt”.
Wederom moogt gij u kind weten van den hemelschen Vader, Wien gij zoozeer hebt miskend en bedroefd; wederom moogt gij u stellen onder Zijn veilige hoede en u geleid weten door Zijn zorgende hand, gedekt door Zijn beschermende vleugelen! Vol moed en vertrouwen moogt gij uw leven stellen onder Zijn goddelijke Almacht, wetende, dat zoo God voor u is, niets of niemand meer tegen u kan zijn!
Met vreugde zult gij de loopbaan loopen, die u is voorgesteld, om aan het einde daarvan de kroon der overwinning in ontvangst te nemen en in eeuwige hemelsche heerlijkheid in eeuwigen jubelzang den schoonen Vadernaam uit te zingen : „Onze Vader, Die in de hemelen zijt”.
Zij deze bede uw troost en uw kracht in leven en sterven beide, alleen door den Heere Jezus Christus!
Waspik.
LANS Jr.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's