Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KERK EN DE WERKLOOZEN
, „Ik ben zelden kwaad, zoo echt kwaad op een mensch, nog wel een dominee, nog wel een zeer rechtzinnigen dominee geweest" — schrijft dr. Gunning in „Pniël" — „als toen ik hem, nu een goede poos geleden, voor de radio met een stem, zoo dik als een tienponds-paling en zoo zalvend als een van vettigheid druipende oliebol, hoorde declameeren :
„Crisistijd! Bestaat niet!   Is Crisistijd niet Christus-tijd?
Werkeloosheid! Bestaat niet! Kan je dan niet werken op de knieën?
Armoede! Hebben we dan niet een rijken Vader, Wiens het zilver en het goud is, mitsgaders het vee op duizend bergen?
Hebben we niet allen oorzake te over te zingen: Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen?
, Hier had ik er genoeg van en draaide den knop van mijn toestel om. Is 't niet wreed, is het niet bijna goddeloos, zoo te zalven en te dierbaren, als er misschien duizend arme, wanhopige werkloozen zitten te luisteren, voor wie zulk gepraat erger is dan spotternij? O, ik kan het mij begrijpen, dat Asafs voeten bijkans waren uitgegleden, dat Jobs vrouw in bitterheid uitriep: „man, wat baat je al je godsdienst? " en dat tallooze slachtoffers van Stalin en van Mussolini en van Hitler, in verbanning of concentratiekamp of gevangenis zuchtend, zich met smartelijken twijfel afvragen: „Waar is nu onze God, die God, die spreekt en het is er en die indertijd zijn geketende Petrussen door engelen uit den kerker deed verlossen, terwijl wij wegkwijnen in ellende? ”
Tot zóóver dr. Gunning, die vraagt: „och, heb toch asjeblieft een oog en een hart voor de worstelaars en de twijfelaars en de verslagenen en als door een onweder voortgedrevenen, die ge haast eiken dag kunt ontmoeten als ge eens even van uw vredig Zondagsche kerkpaadje afgaat. Ga eens met een psychiater spreken, hoor eens wat er in de krankzinnigengestichten, in de asylen van gemoedskranken omgaat en blijf ons dan met uw goedkoope zinnetjes van het lijf”.
Iets anders is dit: ligt het ook op den weg van de Kerk om allerlei maatschappelijk werk te gaan doen in het belang van de werkloozen?
En dan willen we hier voorleggen, wat prof. dr. K. Dijk zegt in 't boekje: „Wel de Kerk, maar " (blz. 87 enz). Daar lezen we : „Het oprichten van kampen, het verschaffen van werk behoort niet tot de roeping der Kerk; de Kerk heeft een geestelijke taak; die andere arbeid behoort thuis bij de christelijke organisaties. Wel moet de Kerk bijzondere geestelijke aandacht wijden aan de werkloozen ; in haar verschillende takken van arbeid: prediking, armverzorging, catechisaties, moet duidelijk blijken, dat de levensnood haar niet voorbij gaat. De predikant zal dat moeten doen gevoelen in prediking, in gebed, in huisbezoek.
Het komt bij de Kerk aan op: geestelijke kracht. Als in het midden der Kerk geen geestelijke kracht aanwezig is om werklooze en worstelende menschen te dragen in en door de gemeenschap der heiligen, dan schort er ontzaglijk veel aan de Kerk. Er moet in de Kerk zijn een rijkdom van geestelijke krachten, waardoor zij, die met moeilijkheden te kampen hebben, worden gedragen. Doch de Kerk moet zich niet op practisch sociaal terrein begeven; zij moet het Woord prediken, het Evangelie van Jezus Christus, dat spreekt van Gods rijk en Gods recht, ook voor het sociale leven. „Zoek eerst het Koninkrijk Gods" — en dat is dan: dat Christus woning heeft in ons hart en Koning is over ons leven en wij ons buigen onder Zijn scepter. Gods rijk, dat is: de heerschappij van Christus in de harten der menschen. „En Zijn gerechtigheid" — — Zij beslist altijd en over alles. „Gij zult God liefhebben" dat is: Zijn gerechtigheid zoeken. En „Gods gerechtigheid zoeken" in dit leven, is : Zijn wetten vervullen en naar Zijn wetten leven.
God heeft recht op den mensch; wij moeten Hem dienen en wij moeten Hem dienen met blijdschap. Zóó zijn we weer in den weg der gehoorzaamheid, waarin men altijd zegen en gemeenschap ontvangt! „De gerechtigheid Gods moet in de sociale verhoudingen op den voorgrond gesteld worden; dat is een plicht, dien wij als christenen hebben, wel te onderscheiden van de taak der Kerk als zoodanig. In de verhouding van patroon tot arbeider moet niet het diepste motief zijn de naastenliefde, maar Gods recht. Een arbeider heeft, naar Gods recht, aanspraak op een menschwaardig bestaan, een bestaan als beelddrager Gods, een bestaan „met God en met eere" (zooals het Huwelijksformulier zegt).

JEUGDDIENSTEN
Er is een boekje verschenen, dat tot titel draagt: „Wel de Kerk, maar " Men vindt hier „gesprekken over Jeugd en Christendom", bijeengebracht door mejuffr. M. G, Schenk en den heer J. B. Th. Spaan, waarin bekende en vooraanstaande personen hun.gedachten kenbaar maken, over de jeugd en de Kerk, over de jeugd en het geestelijk leven. Koos Vorrink, de voorzitter der S.D.A.P., die jarenlang leider der A.J.C. (Arbeiders-Jeugd-Centrale) is geweest, staat hier — ook in foto — naast prof. dr. K. Dijk, de voorzitter van den Bond van. Geref. Jongelingsvereenigingen. Ds. J. J. Stam van Rotterdam vinden we hier naast ds. J. C. Koningsberger van Amsterdam; zooals dr. T. Z. Koo, de wereldreiziger, die secretaris is van de World Students Movement, medewerker van dr. John R. Mott; „een mensch uit een andere wereld", een Chinees „die een veelbelovende carrière in den handel prijs gaf, omdat het Christendom hem greep", en Reverend H. A. Jones, die over Engeland spreekt.
Voor 't oogenblik is het ons te doen om hetgeen prof. Dijk schrijft over het bekende onderwerp „Jeugddiensten”.
Prof. Dijk begint met deze behartigenswaardige woorden : „doe niet mee aan het ellendige geklaag van tegenwoordig. Niets werkt zoo verlammend, als dat klagen over jonge menschen. Zij zijn naar mijn meening niet slechter dan vroeger. De tijden zijn anders geworden. Mijn indruk is, dat de belangstelling van de jonge menschen intenser en eerlijker is ; er is niet zooveel sleurleven meer".
Op de studeerkamer van prof. Dijk begint dan het gesprek over „Jeugddiensten" en hij zegt dan:
„Van jeugddiensten ben ik een principieel tegenstander. Ik acht ze in strijd met het karakter onzer kerkdiensten. In de kerk komt de gemeente van Christus samen. Zij omvat allen, niet alleen de ouderen, maar ook de jongeren, niet alleen de intellectueelen, maar ook de arbeiders. Zij is het huisgezin des geloofs én bij het gezin behooren zoowel volwassenen als kinderen. Het is de taak van den prediker tiet Evangelie zóó te brengen, dat het voor het geheele gezin iets bevat”.
Dit is het principieele bezwaar tegen jeugddiensten. Hierbij komt dan als practisch bezwaar:
„Als men de jeugd een uitzonderingspositie gaat toekennen, moet men dit b.v. ook voor de kinderen gaan doen, of voor de ouderen, die in den levensavond de eeuwigheid vlak voor zich zien en voor wie soms inderdaad zoo weinig wordt gepreekt. Dan zou er ook veel te zeggen zijn voor een verdeeling naar sociale milieux”.
Prof. Dijk gaat dan verder en zegt:
„Neen, de prediker moet de geheele gemeente 't Evangelie verkondigen, hij moet het Woord brengen aan kinderen, aan arbeiders, aan intellectueelen”.
„Wat zijn jeugddiensten trouwens eigenlijk ?
„Meestal worden er gewone preeken uitgesproken, misschien met hier en daar „jullie" er in, of een speciaal tot de jeugd gericht woord. Vele jonge menschen zijn er echter niet op gesteld, dat ze apart worden behandeld; zij willen veel liever als gewone menschen worden toegesproken”.
Wij kunnen ons in dit oordeel van prof. Dijk heel goed vinden. In de kerk komt de gemeente van Christus samen. Zij is het huisgezin des geloofs, en bij dat gezin behooren de ouders èn de kinderen, de jongeren èn de ouderen.
Zekerlijk ligt hier een groote verantwoordelijkheid voor den bedienaar des Woords.
Er zijn zooveel ouden van dagen in de kerk, die zooveel van den levenstijd en levensstrijd achter de rug hebben en de avond des levens is gedaald — terwijl er ook zoovelen van de jongeren in de kerk zijn, die heel anders zijn „ingesteld", die met andere dingen loopen en worstelen, met een lang leven vóór zich. Dat maakt, dat de prediker aan zooveel tegelijk moet denken. En dat legt hem een zware taak op.
Dit neemt echter niet weg, dat er ook voor ons onoverkomelijke bezwaren zijn tegen jeugddiensten, waar enkel jongens en meisjes van een bepaalde — en welke? — leeftijd bij elkaar gebracht worden op hetzelfde oogenblik, dat de Gemeente des Heeren geroepen wordt naar Gods huis te gaan. Hield men afzonderlijke samenkomsten voor de jeugd op andere dagen — dan kwam voor ons de zaak wel wat anders te staan. Maar wanneer men „de hoop van de toekomst" los weekt uit het midden van de Gemeente des Heeren, op den dag, die aan Zijn dienst is gewijd en waarop de Gemeente als Gemeente voor 's Heeren aangezicht verschijnt en de Heere Zich wil keeren tot Zijn Gemeente — dan heeft niemand, maar dan ook niemand, het recht om aan die Gemeente des Heeren „de middenmoot" van „de rijpende jeugd" te ontstelen, waarbij men zich bezondigen zou aan de Gemeente zelve èn aan den Heere, Die Zijn Gemeente voor Zich wil zien, om Zich tot haar te wenden, naar Zijn dierbare beloften, ons in Zijn Woord bekend gemaakt.
Daarbij komt nog, dat de afzonderlijke „sfeer" die men schept in de jeugddiensten, veelal tot gevolg heeft dat „de rijpende jeugd" het „in het midden der Gemeente" niet meer vinden kan. Een gewone dominee, met een gewone preek en een gewoon gehoor — zooals men dan zegt — is voor de jeugd niets! En het gevolg is dikwijls — gelukkig niet altijd — dat „de rijpende jeugd", mee door de jeugddiensten, aan de Kerk, aan de samenkomst der Gemeente op den dag des Heeren, ontwent en ontgroeit en zoo goed als nooit meer met vader en moeder meegaat naar de kerk. Men vindt er niets aan. Men doet het eenvoudig niet.
Waardoor velen zich angstig maken — ook wel vóórstanders van jeugddiensten, zelfs „jeugddienst-predikanten" — dat de jeugddiensten niet strekken tot opbouw van het kerkelijk leven.
Ook voor de catechisaties hebben de jeugddiensten dikwijls ietwat eigenaardigs. Want of al de jeugddienst-bezoekers en bezoeksters (die zoo graag „met elkaar" naar de kerk gaan) ook de catechisatie volgen, betwijfelen we. Of liever, we weten heel zeker, dat het niet het geval is. Maar daar komt dan ook niet zelden dit nog bij, dat een dominee — een gewone dominee bedoelen we natuurlijk — telkens moet hooren van deze of die catechisante (want de meisjes zijn daarbij sterker vertegenwoordigd dan de jongens), dat zij het wel heel prettig vindt op de catechisatie (dat is dan een doekje voor 't bloeden), maar dat zij voortaan toch niet meer komen zal, omdat haar vriendin uit de jeugddienst bij een anderen dominee gaat (dat is dan natuurlijk een „jeugddienst-dominee") en nu gaat zij voortaan met haar vriendin mee ! Afgeloopen
Wij voelen bij al deze dingen groote en vele moeilijkheden.
Neen, 't is ons niet te doen om iets „met de ruwe schaaf" te behandelen; nog minder om iets „minachtend" op zij te zetten.
Maar onze bezwaren zijn principieel en practisch zóó onoverkomelijk, dat we onmogelijk voorstander van jeugddiensten kunnen zijn. Waarbij we ook sterk de indruk hebben, dat het (bij sommige dominees zeker, en ook bij vele jongeren) een mode-artikel is, dat men dovenmatig prijst, zooals ook andere mode-artikelen geprezen worden, zonder dat men eigenlijk goed weet wat de zaak, waarom het gaat, voor beteekenis heeft!
Mode-suggestie en reclame-drift zijn hier twee factoren, die helaas! niet uitgeschakeld kunnen worden in deze aangelegenheid.
„Zend, Heere, Uw licht en waarheid neder, en breng ons, door dien glans geleid, tot Uw gewijde tente weder”.
De jongeren met de ouderen!
De ouders met hun kinderen!
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's