Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

EEN ANDERE TROOSTER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid". Johannes 14 vers 16.

Deze woorden behooren tot hetgeen Jezus gesproken heeft tot Zijn discipelen kort voor Zijn lijden aan Golgotha's kruis, tot de zoogenaamde afscheidsredenen van den Heiland. Nu worden afscheidsredenen gewoonlijk gehouden tot bedroefde menschen, want scheiden is een weinig sterven. Zoo was het ook met de afscheidswoorden van den Meester tot Zijn jongeren ; Hij richtte ze tot diepbedroefden. Zeer verslagen en smartelijk aangedaan waren de discipelen door de woorden van Christus over Zijn heengaan tot Dengene, Die Hem gezonden had. De gedachte om zonder Christus te zijn benauwde en beangstigde hen in sterke mate, vooral ook omdat de Heere gezegd had, dat zij in de wereld zouden gehaat worden om Zijns Naams wil. Ook zal het hun verdroten hebben, dat hun vleeschelijke verwachtingen van een aardsch koninkrijk, waarvan ook de discipelen nog immer vervuld waren, zoo wreed de bodem werden ingeslagen. Ach, in hun blindheid en ongeloof verstonden ze niet, dat deze scheiding noodig en nuttig voor hen was
Wanneer we nu de afscheidsredenen doorlezen, wat bewijst de Heiland Zich dan een uitnemend Vertrooster van bedroefde en verslagen harten, niet handelend met de Zijnen naar hun zonde van ongeloof en blindheid. Hoe teeder vertroostend spreekt de Meester in die woorden Zijn jongeren toe. Hoe liefderijk behandelt de Goede Herder daarin Zijn kudde. Hoe teer gaat Hij met hen om. Overduidelijk toont Hij hun, dat Zijn heengaan beslist noodig en nuttig voor hen is, dat de scheiding, waarover Hij met hen gesproken heeft, hun geen verlies, maar winst zal geven.
En dan wijst de Heiland er Zijn discipelen bovenal op, dat door Zijn heengaan de komst van den Heiligen Geest wordt mogelijk gemaakt. Maar dat niet alleen. Niet slechts zal door Zijn heengaan tot den Vader de komst van den Heiligen Geest worden mogelijk gemaakt, maar op Zijn heengaan zal de komst des Heiligen Geestes ook beslist volgen, want als Christus is opgevaren tot Zijn Vader en is binnengegaan in de hemelsche glorie, dan zal Hij hen niet vergeten. Neen, zij mogen het er voor houden, dat Hij hen daar gedenken zal, dat Hij hun daar ten goede werkzaam zal zijn, dat Hij daar bezig zal wezen tot volmaking van hun heil. Als Hij het hemelsch heiligdom is binnengegaan en zal gezeten zijn aan Gods rechterhand, dan zal Hij den Vader bidden en Hij zal hun een anderen Trooster geven, opdat Hij bij hen blijve in der eeuwigheid.
In deze woorden geeft Jezus Zijn discipelen de belofte van den anderen Trooster. Wanneer we aan deze belofte een oogenblik onze aandacht schenken, willen we op tweeërlei letten. We willen deze belofte bezien als een vaste belofte en vervolgens als een rijke, troostvolle belofte.
We bezien deze belofte dus in de eerste als een belofte, aan welker vervulling de discipelen niet behoefden te twijfelen. Het geldt niet van alle beloften, dat ze nimmer hun vervulling missen. Terecht zegt het spreekwoord: „Beloven en doen is twee". Wat al een ijdele beloften worden er afgelegd ; beloften, dikwijls met groote stellilgheid gegeven, maar waarvan letterlijk niets wordt nagekomen. En dat geldt dan van beloften van menschen aan menschen; denk maar aan beloften, welke worden afgelegd in verkiezingstijd; aan beloften, die worden gegeven in het zakenleven, in het kerkelijk leven. Maar dat geldt niet minder ook van beloften van menschen aan God; denk maar aan beloften gegeven bij doop en belijdenis ; aan beloften, afgelegd op het ziekbed. Wat komt er gewoonlijk van terecht. Nu kunnen er verschillende redenen zijn, waarom afgelegde beloften niet worden ingewisseld. Het kan mogelijk zijn, dat men de belofte, eenmaal gegeven, vergeet, zooals de schenker zijn belofte aan Jozef vergat. Het kan ook zijn dat men de belofte niet nakomen wil, zooals dat zoo menigmaal geschiedt met doop-, belijdenis-, ziekbedbeloften. Tenslotte kan het ook zijn, dat men een belofte heeft afgelegd, die men niet nakomen kan, omdat men daartoe de macht mist of omdat men daartoe de hulp van een ander noodig heeft, welke door dezen geweigerd wordt.
Maar hoezeer nu ook van vele beloften gelden moet, dat ze wankel zijn, dat is niet het geval met deze belofte van Christus. Want menschelijke beloften mogen al falen, Christus' beloften falen nimmer. Op Zijn beloften kunnen we staat maken.
Hij vergeet niet, wat Hij de Zijnen heeft beloofd, want Hij gedenkt hen immer, ook als Hij verheerlijkt is. Hij is nimmer onwillig om na te komen, wat Hij heeft toegezegd, want Hij is een bereidwillige Zaligmaker, ook als Hij verhoogd en verheven, ja zeer hoog is geworden. In den verhoog­ den Koning is de barmhartige Hoogepriester niet ondergegaan. Ook behoeven wij nimmer te vreezen, dat Hij niet in staat zal zijn Zijn beloften na te komen. Want Hij is een almachtige Zaligmaker, Die bij machte is Zijn beloften, al zijn ze nog zoo heerlijk, in werkelijkheid om te zetten. En ook dan, wanneer Hij daartoe de hulp van een ander noodig heeft, behoeft Hij niet verlegen te staan, zelfs al is die ander de Vader. Daarop wijst ons reeds de inkleeding van de belofte van Christus aangaande den anderen Trooster. Want Christus zegt niet: Ik zal den Vader bidden, of Hij u een anderen Trooster geven wil, maar: Ik zal den Vader bidden en Hij zal u een anderen Trooster geven. De Heiland gaf deze belofte dus in het bewustzijn, dat de Vader gewisselijk Zijn hulp hem niet ontzeggen zou, maar op Zijn gebed den Trooster zou zenden. Hij wist, dat Zijn Vader, wanneer Hij, pleitend op Zijn zoen-en kruisverdiensten voor Hem stond Hem gewis zou verhooren en Zijn begeeren zeker zou vervullen. Want Zijn bidden zou zijn een rechtmatig eischen op grond van Zijn volbracht werk, waarop aan Christus de Trooster was toegezegd. Daarom kon Christus aan Zijn jongeren deze belofte geven, welke zeker in vervuiling zou gaan, waarop ze staat bonden maken.
Welk een vaste belofte ontvingen dus de discipelen van hun Meester. Wanneer ze straks op Zijn bevel de komst van den Trooster biddend en smeekend zouden verbeiden, dan zou hun verwachten niet vruchteloos zijn. Duidelijk geeft de Heiland hun echter te kennen in deze belofte, dat de Trooster hun niet zou gegeven worden om eenige verdienste hunnerzijds. Ook moesten ze vooral Zijn komst niet afhankelijk maken van hun bidden en smeeken en verbeiden. Neen, ze moesten het enkel en alleen verwachten van Christus' bidden, van Zijn pleiten. Daarin moesten ze alleen de grond zoeken voor de vervulling der belofte, hun gegeven. Alleen als vrucht van Zijn voorbidding, moesten ze naar de gave van den Trooster uitzien.
Het is voor de discipelen Pinksteren geworden. De stroomen des Heiligen Geestes zijn op hen nedergedaald. Ze hebben ervaren, dat de belofte des Heilands gewis was. Ze hebben de vervulling van die belofte ontvangen. In Hand. 1 vs. 14 lezen we: „Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in 't bidden en smeeken". En op hun volhardend bidden en smeeken is de Trooster gekomen. Niet om hun bidden, maar op hun bidden. En om de voorbede van hun verhoogden Zaligmaker.
Ook voor degenen, die in onzen tijd bidden: „Och, dat Gij de hemelen scheurdet", geldt de vaste belofte des Heilands. Daarop mogen ze rekenen. Maar dat ze, zoo ze door het geloof aan die belofte vat hebben gekregen, toch wel ter harte nemen, dat enkel Christus' voorbede de grond kan zijn van de vervulling dier belofte. Want.als ze dat vergeten, dan berooven ze zichzelf van haar troost. Dan gaat de glans dier belofte dooven. Steeds meer zullen ze immers hun onderhouden van Gods geboden leeren kennen als stukwerk, als broddelwerk, ja, dit leeren verstaan, dat ook hun beste werken voor den Heere zijn als een wegwerpelijk kleed. En steeds meer zullen ze van hun bidden dit leeren beseffen, dat zij niet weten te bidden, gelijk 't behoort. Welnu, hoe dwaas dan om de grond te zoeken in uzelf. Aldus handelende, moet wel van'zelf de twijfel bij u opkomen, of wel ooit deze belofte van Christus aan u vervuld zal worden. Vraag daarom den Heere om deze genade, dat Hij u leere afzien van alle eigen werk en te zien op Christus' werk, op Zijn voorbede; dan zult ge aan die vaste belofte des Heilands houvast hebben en daarop pleitend de komst van den Trooster verwachtend, het eenmaal heerlijk ervaren : Nimmer zullen Christus' beloften haar vervulling missen.
We bezien vervolgens de belofte aangaande den anderen Trooster als een rijke, troostvolle belofte, 't Is op zichzelf reeds moedgevend, om beloften te ontvangen, waarop we staat kunnen maken. Mits deze beloften voldoen aan één voorwaarde, namelijk deze, dat het geen beloften zijn, die wel schoon schijnen, maar die in werkelijkheid niets te beduiden hebben, ja, welker vervulling ons misschien nog dieper in den nood zou voeren. Helaas geldt dit maar weer al te vaak van de beloften der menschen, en zeker van de beloften des Satans. Maar dit is niet van toepassing op de belofte, welke Christus aan Zijn discipelen schonk. Deze belofte is een rijke, troostvolle belofte.
Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid.
Een andere Trooster, zoo noemt Christus hier den Heiligen Geest. Dat woord wijst er op, dat Christus in de eerste plaats zelf een Trooster was. En inderdaad: heeft Christus Zich tijdens Zijn omwandeling op aarde niet geopenbaard als de groote Trooster ? Hoe heeft Hij immer getroost het hart dergenen, die schreiend tot Hem kwamen gevlucht, inzonderheid de harten van hen, die gebogen gingen onder de lasten hunner zonde en schuld. Hoe heeft Hij immer verkwikt de ziel van hen, die bitterlijk bedroefd waren vanwege hun overtredingen. Geen moeite was Hem daartoe te veel, geen tijd kwam Hem daartoe te ongelegen. Wat hadden de discipelen zelf ook van Zijn troost genoten. En nu ging Christus van hen heen. Wat maakte hen dat verslagen. Uw harte worde niet ontroerd, zoo spreekt Christus hen toe gij zult op Mijn gebed een anderen Trooster van. den Vader ontvangen. En deze Trooster zal geen tijdelijke Trooster zijn, maar een eeuwige Trooster, want Hij zal bij u blijven in der eeuwigheid. Rijke belofte voor de mistroostige jongeren.
Een andere Trooster, zoo noemt de Heiland den Heiligen Geest hier ook. Nu staat er in het oorspronkelijke voor dit woord Trooster eigenlijk : Parakleet, Advocaat, Pleitbezorger. Ook aan Christus Zelf wordt deze naam gegeven. Want wanneer de apostel in 1 Johannes 2 zegt: Kinderkens. Ik zeg u deze dingen, opdat gij niet zondigt, maar indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus den Rechtvaardige, dan wordt ook daar het woord Parakleet gebruikt. Twee parakleten, twee pleitbezorgers ontvangen dus Gods uitverkorenen : Christus en de Heilige Geest. Christus is hun Pleitbezorger bij den Vader, maar ook de Heilige Geest is hun Pleitbezorger, door hun wat Christus op Zijn pleiten ontvangt, toe te passen aan de ziel. Daarom is dit woord: „Trooster" door de Statenvertalers ook gelukkig gekozen. Want de Heilige Geest is zulk een pleitbezorger, dat de diepste nood der ziel vervuld wordt. Hij maakt Christus en al Zijn weldaden deelachtig. Hij schenkt Gods heil in Christus. Door den Heiligen Geest wordt het: God in ons. En is dit tenslotte niet het innig verlangen dergenen, die door den Heere met zichzelf zijn bekend gemaakt? En waar nu de Heilige Geest dat verlangen vervult, mag Hij daar niet met recht den naam van Trooster dragen ? Welnu, dien Trooster, Die hen dit allerhoogste goed deelachtig maken zou, belooft de Heiland aan Zijn discipelen. Nogmaals: Welk een rijke, troostvolle belofte!
Maar welk een rijke toezegging komt hierin ook tot u, die behoort tot de treurigen Sions. Tot u, in wier hart niet is de droefheid der wereld, maar de droefheid naar God. Tot u, die Christus noodig hebt als Borg en Zaligmaker en die door God schreeuwt om God. Wanhoop en vertwijfel maar niet. Ook niet, ja juist niet, als u alles wordt ontnomen. Want dan is de Heilige Geest bezig plaats in uw hart te maken om als Trooster in te komen. Hij ontledigt om te vervullen met Zijn zalige tegenwoordigheid. Gij zijt op weg naar Pinksteren. Eens wordt de nood uwer ziel vervuld. Maar op Gods tijd en om Christus' voorbidding.
Eenmaal breekt de tijd aan, dat de Trooster niet meer gegeven wordt. Bedenkt dit, onbekeerden, gerusten te Sion en verzekerden op den berg van Samaria. Dan zult ge eeuwig zonder troost de helsche verschrikking moeten dragen.
Welk een zaligheid voor u, die den Trooster hebt ontvangen, dat Hij bij u blijft in der eeuwigheid, en ook dit om de voorbede van Christus. Maar weet, dat gij, door den Geelst te bedroeven, kunt maken, dat Hij u Zijn vertroostende werking onthoudt. Waakt dan en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt.
Lezer, hebt gij den Heiligen Geest als Trooster ontvangen?
St. Annaland

H. Kraaij

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's