Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Verzoening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Verzoening

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.
Christus heeft voor ons de Wet vervuld in haar eisch en vloek.
Hij doet dat in de gestalte van een dienstknecht, als mensch, als onzer één, zoodat in Hem de menschelijke natuur de tol der gehoorzaamheid brengt, die van ons tevergeefs werd geëischt. Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vleesch krach­teloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleesches en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vleesch, opdat het recht der Wet vervuld zou worden in ons. Daarom gaat dan ook die gehoorzaamheid van den Middelaar tot den dood des kruises, tot in de diepste vervloeking, opdat het recht der Wet volkomen in ónze natuur vervuld en daarmee ons de gerechtigheid verworven zal worden.
De vleeschwording van het Woord, dat bij God was en Zelf God is, is onmisbare voorwaarde voor de verwerkelijking der verzoening. Gelijk de dood door een mensch is, alzoo is ook de opstanding door een mensch. (1 Cor. 15 VS. 21).
Dat Hij, Die Zich offert voor onze zonde, geen mindere is dan de Zoon van God, zet aan Zijn offerande de oneindige waarde bij, die ze hebben moet, om een oneindige schuld te verzoenen.
Wij willen het niet verbergen, dat wij hier voor diepten staan, die voor ons niet zijn te peilen. Ons menschelijk denken kan het kruisgeheim niet ontleden. Met onze redeneeringen en onze betoogen komen wij nooit aan het eind. Maar al kan ons kortzichtig denken er niet bij, het Woord zegt het: Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Dat is het hart van het Evangelie: het plaatsbekleedende lijden en sterven van Christus. Zijn dood bracht ons verzoening aan, wijl het een offerdood was in ónze plaats, en betaling voor ónze zonde — gelijk de Catechismus zegt.
Dat laatste woord, n.l. „betaling", klinkt bij een vraagstuk, dat zoo door en door een zedelijk karakter draagt schier ongepast. Toch zouden wij het willen handhaven, omdat de zonde en door uitkomt in haar karakter van schuld voor God.
Zien wij de zonde, gelijk het oud-modernisme dat deed als een gebrek, een onvolkomenheid, dan kan het woord „betalen" natuurlijk geen genade vinden in onze oogen. Maar wij geven het niet prijs, omdat het o.i. uitdrukt, dat de verlossing is een zaak van recht.
Trouwens, Christus Zelf heeft gezegd, dat het afleggen van Zijn leven : een rantsoen, een losprijs is (Matth. 20 vs. 28) voor velen.
Ik noemde zooeven het plaatsbekleedende, plaatsvervangende lijden en sterven van Christus, het hart van het Evangelie. Daarmee is niet te veel gezegd. Heel de Schrift is er van vervuld.
Dat neemt echter niet weg, dat de leer van de verzoening door voldoening de eeuwen door fel is bestreden. Ons bestek laat niet toe, al die bestrijders het woord te geven. Een uitzondering maken wij voor de Socinianen, omdat ook de meest-moderne radicalen van onzen tijd feitelijk niet anders doen dan de wapenen van Socinus wat oppoetsen.
Vooreerst dan wordt tegen de satisfactieleer of de leer der verzoening door genoegdoening, zooals de Kerk dat belijdt, ingebracht de bedenking: dat God uit genade de zonde vergeeft en vergeving voldoening uitsluit. Als voor mij werkelijk de schuld wordt voldaan, heb ik geen gratie noodig.
In de tweede plaats is het onrechtvaardig, dal God een onschuldige straft.
Ten derde is — zegt men — voldoening voor zedelijke schuld onmogelijk. Men kan voor een ander wel optreden als borg in geldelijke zaken, niet voor zedelijke schulden.
Nog wel andere bezwaren brengen ze in. Doch laten wij ons tot de genoemde beperken.
Wat het eerste betreft: dat voldoening door Christus Gods genade in het vergeven der zonde zou weerspreken, dient opgemerkt, dat het louter genade is als God ons, om Christus' wil, de zonde vergeeft. Tot het geven van Zijn Zoon, als een zoenmiddel, was Hij volstrekt niet verplicht. Hij doet het uit vrij ontfermen.
't Is waar. God schenkt Zijn Zoon geen genade, want Hij voldoet aan Zijn strenge eisch en straf — maar wél bewijst Hij genade ten ónzen opzichte, doordat Hij een Remplacant toelaat en diens werk óns toerekent.
Wat het tweede aangaat: dat het strijdig met Gods rechtvaardigheid zou zijn een onschuldige te straffen, dient bedacht, dat Christus niet voor Zijn persoon in het gericht komt, maar daarin verschijnt als met ons één en lotgemeen, beladen met der wereld zondeschuld. Hij, die geen zonde gekend heeft, werd door God tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem rechtvaardigheid Gods zouden verkrijgen.
En wat het derde aanbelangt: dat overdracht van zedelijke schuld iets onmogelijks is, zij opgemerkt, dat wat naar óns inzicht onmogelijk is, voor God alzoo niet behoeft te zijn. Het bovenredelijke is niet gelijk aan het onredelijke.
Plaatsvervanging op zedelijk gebied ligt inderdaad boven onze rede uit. Het plaatsvervangend lijden van Christus is en blijft voor ons in den diepsten zin een mysterie, een verborgenheid. Maar Gods Woord constateert het, en wij kunnen het nooit anders dan in het geloof aanvaarden. Wel kunnen wij op analogieën wijzen in de geschiedenis der menschheid, maar deze benaderen slechts het mysterie, doch verklaren het niet!
Tot die analogieën behooren b.v. het lijden van de aarde voor de plant; van plant voor dier; van dier voor mensch; van mensch voor mensch (prof. de Hartog). Er is in deze wereld reeds bij de schepselen een plaatsvervangend arbeiden en lijden. En dit plaatsvervangend arbeiden en lijden is de glorie van het offer.
Vooral draagt de liefde een plaatsvervangend karakter. Hier op aarde is deze haast niet anders denkbaar dan als medelijden, sympathie (Bavinck). Wie het meest liefheeft, lijdt het meest. Denk aan de smart der moederliefde, die de moeder voor haar kind in nood en dood oneindig meer doet lijden dan het kind zelf.
Wij zouden meer voorbeelden kunnen geven, doch genoeg. Het offer in deze wereld al getuigt er van, dat er zoo iets bestaat als plaatsbekleedend, plaatsvervangend lijden.
Al doorzien wij het niet met ons verstand: Jezus Christus geeft Zichzelf voor anderen in den dood.
Ik denk aan wat op een Avondmaalbeker geschreven staat (te Wagenborgen):
Zie ’s Hemels pelikaan, Hij voedt Zijn jongen met Zijn bloed, Al moet Hij ’t ook besterven, Als zij maar ’t leven erven.
Wij moeten eindigen: God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hare zonde haar niet toerekenende.
Dat is de blijde boodschap.
En allen, die dit Evangelie hooren, worden nu vermaand en gebeden: niet: verzoent u, maar laat u verzoenen met God. Neemt Zijn gena ootmoedig aan.
Er is vrede voor u, op voorwaarde van onmiddellijke capitulatie; als gij allen tegenstand laat varen en de wapens neerlegt.

Rotterdam
P. v. Toor

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Verzoening

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's