Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET DOOPSFORMULIER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET DOOPSFORMULIER

HOOFDSTUK IV.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Verbond (vervolg).
Het inwendig en uitwendig verbond.
Met het inwendig en uitwendig verbond loopt natuurlijk de gedachte van een inwendige en uitwendige Kerk parallel. De uitverkorenen, met wie het inwendig verbond is opgericht, vormen de inwendige, ware Kerk; zooals het inwendige verbond alleen met de uitverkorenen is opgericht en met niemand anders, zoo zijn ook de uitverkorenen alleen leden van de inwendige of onzichtbare Kerk. De uitwendige Kerk is dato een grooter en ruimer kring, die zoowel uit verkorenen als verworpenen bestaat, uit geloovigen en onbekeerden. Het teeken des doops, dat ons deelgenootschap aan het uitwendig verbond uitdrukt, is mede een kenmerk van ons toebehooren tot de uitwendige Kerk. Ook de belijdenis des geloofs, later volgende, wordt dan door velen gehouden voor een uitwendige verstandelijke instemming met de waarheid, waardoor men de volle rechten van het lidmaatschap der uitwendige Kerk ontvangt. Een enkele schijnt zelfs zoover gegaan te zijn, dat ook het Avondmaal !zijn plaats in de uitwendige Kerk krijgt en dient om de gemeenschap der uitwendige belijders tot openbaring te brengen. De meesten echter zijn voor deze consequentie teruggedeinsd en hebben, terwijl zij den doop aan de uitwendige Kerk hebben vermaakt, het Avondmaal voor de inwendige Kerk afgezonderd.
Over het algemeen is dit de opvatting, die in onze Gereformeerde gemeenten gangbaar is. Doop en belijdenis doen geven slechts een betrekking tot de uitwendige Kerk; ook onbekeerden, die onergerlijk zijn van belijdenis en wandel, hebben daarop recht. Daarom is de doop in onze gemeenten algemeen en in tal van gemeenten ook het belijdenis doen. Maar net Avondmaal acht men alleen voor de bekeerden te zijn; daarom gaat het meerendeel, ook van hen, die belijdenis deden, nimmer aan de tafel des Nieuwen Verbonds aan ; slechts een zeer klein getal neemt aan de Avondmaalsviering deel en er zijn gemeenten, waar het Avondmaal niet gevierd kan worden, omdat er geen Avondmaalsgangers zijn. Voor de publieke opinie moet men zich toch kunnen rechtvaardigen als bekeerd en voorzien van zoodanige kenmerken, waaruit het kindschap Gods klaar blijkt.
De leer van de twee kerken volgt noodzakelijk uit de leer van de twee verbonden. Toch moet geconstateerd worden, dat tal van theologen, die wel de leer der twee verbonden voorstonden, voor de leer der twee kerken teruggedeinsd zijn. Dat behoeft niet te verwonderen, omdat deze laatste leer in geen enkel opzicht uit de Schrift te staven is. Wat de belijdenisgeschriften en de Hervormers geleerd hebben over de zichtbaarheid en onzichtbaarheid van Gods Kerk, is gansch iets anders dan te stellen, dat er twee kerken zijn, een zichtbare en onzichtbare, en inwendige en uitwendige Kerk.
De consequentie, waarvoor de theologen terugdeinsden, is echter door het kerkvolk in de practijk volkomen aanvaard, gelijk wij boven aanwezen. En deze tweedeeling heeft men doorgevoerd in alle deelen van het verbond, ieder verbond krijgt zijn eigen aanbod en zijn eigen roeping.
Met de onderscheiding van in-en uitwendig verbond hangt de onderscheiding van in-en uitwendige roeping nauw samen. De inwendige roeping is de roeping van het inwendige verbond; zij wordt alleen de uitverkorenen gegeven; de uitwendige roeping is die van het uitwendige verbond; zij komt tot allen, die in het uitwendige verbond begrepen zijn. Juist in dit stuk heeft de leer der twee verbonden zich krachtig doorgezet, zoodat we de tweeërlei roeping zelfs tegenkomen bij hen, die de leer van de twee verbonden afwijzen.
De Schrift weet niet van twee verbonden. En wordt er nochtans van het oude en nieuwe verbond gesproken, dan zijn dit slechts twee bedeelingen van een en hetzelfde verbond der genade. De Hervormers hebben een harden strijd gevoerd tegen de wederdoopers, die hier twee verbonden zagen van verschillend karakter. Met grooten nadruk hebben zij de eenheid van Oud-en Nieuw Testament uit de Schrift trachten naar voren te brengen. Daarop rust ook hun stelling, dat besnijdenis en doop één zijn en dat op grond daarvan de kinderdoop eisch der Schrift is. De latere leer der twee verbonden heeft echter ook in dit stuk de Hervormers verloochend. Want wat men met het uitwendig verbond bedoelde, was in wezen niet anders dan het verbond, dat de wedérdoopers in het Oude Testament zochten als tegenstelling van het nieuwe verbond met zijn geestelijk karakter.
Zooals de Schrift niet weet van tweeërlei verbond, zoo weet de Schrift evenmin van tweeërlei roeping. En liet getuigt van weinig Schriftuurlijken zin, als men uit het feit, dat er tweeërlei kinderen des verbonds zijn, wil afleiden, dat er ook tweeerlei roeping is.
In de gelijkenis van den zaaier spreekt de Heiland van vierderlei akkergrond, maar niet van vierderlei zaad. Het is een en hetzelfde zaad, dat uitgestrooid wordt, maar alleen in den goeden grond brengt dit zaad vrucht voort. De vierderlei grond, waarop het zaad geworpen wordt, kan dus tot tweeërlei grond teruggebracht worden, onvruchtbare en vruchtbare grond. Zoo zijn er tweeërlei kinderen des verbonds, bastaarden en ware kinderen, maar zij zijn allen met dezelfde roeping geroepen geworden, de roeping tot bekeering en geloof, of wil men tot geloof en bekeering. Dat deze roeping bij den een vrucht draagt en tot bekeering leidt en bij den ander niet, mag en kan alleen uit de verborgen verkiezende genade Gods verklaard worden, waardoor de Heilige Geest voor de roeping een plaats in het hart bereidt en deze een krachtdadige ingang doet vinden, maar daardoor wordt de roeping geen andere, zoodat naast de eerste roeping zich een tweede zou bevinden, die aan de eerste wordt toegevoegd. Daardoor maakt mèn een scheiding tusschen Woord en Geest, die de Schrift niet kent en die opnieuw aan de wedérdoopers herinnert, die naast de roeping van het uitwendige woord een roeping des Geestes plaatsten. *)
Wanneer men deze tweeërlei roeping aanduidt met de namen in-en uitwendig, bedoelt men met inwendig te zeggen, dat de roeping slechts tot het gehoor des oors komt, maar de inwendige roeping dringt door tot in het hait. Echter de Schrift leert ons, dat ook de roeping, die afgewezen en weerstaan wordt, den mensch inwendig, in het binnenste van zijn ziel, vaak hevig ontroerd heeft, zoodat het woord uitwendig hier niet voldoen kan. Want niet alle menschen, die verloren gaan, zijn te vergelijken met den harden weg, waarop het zaad valt en het dringt niet in het minst in den bodem in. Daarom teekende de Heiland ons ook die, die zulk een inwendige ommekeer en verandering kennen, dat er alle hoop op vrucht schijnt te zijn en toch wordt deze hoop afgesneden.
Aan de andere zijde, als de roeping Gods tot ware bekeering mag leiden, heeft de Heilige Geest deze roeping ingang in het hart doen vinden, deze roeping, want hier komt geen tweede roeping naast de eerste, maar die roeping, die men soms jaren had afgewezen, wordt ten slotte krachtdadig gemaakt door de overtuiging des Geestes. Er is hier dus geen sprake van een tweede roeping, en inwendige naast de uitwendige, maar wanneer men dit spraakgebruik wil aanhouden, kan men hoogstens zeggen, dat de uitwendige roeping inwendig geheiligd wordt. Tweeërlei roeping is er niet en toch — dat is de bittere vrucht van de leer der twee verbonden — toch hebben de menschen hun leven overeenkomstig dezen gedachtengang ingericht.
Het is mij meer dan eenmaal op huisbezoek overkomen, dat, als ik den nadruk legde op de roeping tot bekeering en geloof, waartoe de Heere in Zijn Woord roept en dringt, men antwoordde : ja, maar dat is de uitwendige roeping maar ; wat zal een mensch, die dood in zonden en misdaden is, daarmede uitrichten; mochten wij ook maar eens met de inwendige roeping geroepen worden ! Hier ontmoet men zeer duidelijk de gedachtengang van Trigland; de Heere roept in het uitwendige verbond wel tot geloof en bekeering, maar Hij geeft niet, wat in staat stelt deze roeping op te volgen. Het inwendige verbond kent een andere roeping, die dat wel geeft. Welnu, zoo hebben de meeste menschen de conclusie getrokken, dan kunnen wij die eerste roeping van het uitwendige verbond wel naast ons neerleggen, want daar is toch niets mede te beginnen en blijft er niets anders over dan te wachten totdat wij nog eens met die andere roeping begiftigd worden.
Gelijk we zooeven reeds aanstipten, gaan sommigen nog verder en spreken ook over tweeërlei aanbieding. Evenals bij de roeping, hangt deze tweeërlei aanbieding samen met het feit, dat het aanbod des evangelies bij den één een gesloten deur vindt en bij den ander ingang verkrijgt. Dit is echter geen verschil in het aanbod, maar kan alleen weer verklaard worden uit het werk des Heiligen Geestes, dat samenhangt met de verkiezende genade Gods. In overeenstemming daarmede lezen we in de gelijkenis van den bruiloftsmaaltijd niet van een verschillende noodiging, (maar van een verschillende vrucht van dezelfde noodiging tot dezelfde maaltijd. Zelfs wordt ons gemeld van één, die de noodiging aannam en toch weder werd buitengeworpen, opdat we niet zouden meenen, dat ieder gehoor geven aan de noodiging voldoet. Ook in het aannemen van de noodiging is onderscheid, zooals er onderscheid is tusschen den harden weg en de grond, die vol van doornenwortels is, maar er is geen onderscheid tusschen de noodiging. Dat de noodiging, het aanbod van genade, aan het hart van den eenen geheiligd wordt en aan het hart van den ander niet, wijst wel op een verschillende werking des Geestes, maar niet op een verschillende noodiging, zoodat het spreken van een tweeërlei aanbod ten sterkste moet afgewezen worden.
Ook hier leidt dit spreken tot een bevriezing van het godsdienstig leven. Evenals de menschen er geen zonde in zien de uitwendige roeping af te wijzen, eveneens achten zij zich volkomen [gerechtvaardigd het uitwendige aanbod te laten liggen. Waar zou de natuurlijke mensch de kracht en moed vandaan halen om dit uitwendige aanbod van het uitwendige verbond aan te nemen ? En gerust in zijn zondige leven voortvarende, wacht hij op het oogenblik, dat dat andere aanbod nog eens komt, dat hij niet zal kunnen afwijzen, dat hij zal moeten aannemen. Is het wonder, dat tal van menschen door dit spreken van een tweeërlei aanbod zelfs twijfelen, of dit uitwendige aanbod wel als werkelijk gemeend mag beschouwd worden ? In elk geval heeft het geen waarde voor hen.
De leer van de twee verbonden met hun tweeërlei roeping en aanbod heeft de menschen geleerd met de roeping en de belofte des verbonds om te springen als dingen, die geen beteekenis hebben. Deze kostbare parelen werpt men zonder eenig bezwaar voor de zwijnen of vertreedt ze met de voeten. 'Het is alles niets. Men moet aan een ander verbond deel ontvangen ; met een andere roeping geroepen worden ; voor een ander aanbod gesteld worden. En den Heiligen Geest weerstaande, wacht men op bizondere openbaringen. Het Woord Gods, dat roept en noodigt en aanbiedt, verwerpende, ziet men uit naar het werk des Heiligen Geestes, dat 'het Woord verre te boven gaat. Hem, die dit alles aanziet, wordt dikwijls de zucht van den profeet ontlokt: mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft. Door de leidslieden des volks, de schriftgeleerden van het Nieuwe Testament, is ook nu de sleutel der kennis weggenomen.
O. a. d. IJ.
Woelderink


*) Sommige oude theologen, sprekende van een uitwendige en inwendige roeping, waarschuwden er tegen, dat men deze onderscheiding niet mocht opvatten als een verdeeling in soorten, waardoor men twee roepingen kreeg, maar slechts als een verdeeling van het geheel In zijn deelen, zoodat de uitwendige en inwendige roeping .bedoeld zijn als twee zijden van een en dezelfde roeping. Deze waarschuwing heeft men echter langzamerhand geheel vergeten, waardoor het gevaar van dergelijke onderscheidingen des te duidelijker aan den dag treedt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

HET DOOPSFORMULIER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's