Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN BELANGRIJK BESLUIT
Zooals men weet vergadert in de 'laatste weken van Juli en de eerste weken van Augustus de Synode der Ned. Hervormde Kerk, Javastraat 100, Den Haag.
Wij hebben in dit verband geschreven over „onze" Synode. Want wij gelooven, dat we het meer moeten gaan voelen — en 't dan ook meer moeten „beleven" — dat het ook ons aangaat, alles wat er in ons kerkelijk leven geschiedt. Dat staat niet buiten onze zonden. En als het mee door onze zonde is, dat de kerkelijke organisatie — die wij veroordeelen, omdat het een Besturenorganisatie is — is, zooals zij is, zullen wij dat ook alles moeten dragen met volle verantwoording ; wat ons weer moet uitdrijven, tot algeheel meeleven, en niet 't minst. tot meewerken, dat de toestand, die wij veroordeelen, mag veranderen, naar uitwijzen van Schrift en belijdenis.
Wij zijn er niet mee af, als we niet anders doen dan klagen en dan intusschen maar stil onzen eigen weg gaan en ons eigen werk doen. De plaats der Kerk in het midden van ons volksleven — om dit ééne maar te noemen — is van te groote beteekenis, dat wij niet met alles wat in ons is zouden opkomen, voor het recht van Christus' Kerk ook in ons land.
Nu is de laatste jaren weer ernstig aan de orde gesteld de reorganisatie der Kerk, om dus de organisatie der Kerk weer meer in overeenstemming te brengen met den aard en het wezen der Kerk en de Ned. Hervormde Kerk meer te doen uitkomen als belijdende Kerk, niet anders wetend dan Jezus Christus en dien gekruisigd.
Het wachten van duizenden is op het herstel der Hervormde Kerk, juist omdat zij van ouds de Kerk is, die midden onder ons volk gestaan hééft, helaas ! niet altijd als een getrouwe getuige van Jezus Christus, naar de beginselen van Gods Woord en haar aloude Gereformeerde belijdenis.
Wat zou er rechts en links een groote verandering kunnen komen, belangrijk voor héél ons volk en voor héél het kerkelijk leven indien de Hervormde Kerk weer eens mocht worden, wat zij behoort te zijn, een belijdende Kerk !
Wij willen nu niet vooruit loopen op deze dingen. Maar we weten, dat binnen en buiten onze Hervormde Kerk, duizenden en tienduizenden op deze dingen zien. Zij 't nu ook maar, dat er een vurig gebed opgaat tot den Heere, dat Hij ons in deze genadig wilde zijn !
Want als er iets ten goede zal geschieden, zal het niet van menschen moeten worden verwacht, maar zal het moeten worden afgebeden van den God aller genade, den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ook nu nog altijd wil verzekeren, dat Hij een God is. Die mildelijk vergeeft en niet verwijt. Mocht daarvan óók iets bij ons gevonden worden, om saam te zoeken het goede voor 's Heeren Huis, het erfdeel der Vaderen !
Nu heeft de Synode in haar eerste vergadering van dit jaar een zeer belangrijk besluit genomen, waarover wij ons hartelijk verblijden.
Er was immers indertijd een gemeenschappelijk voorstel tot reorganisatie ingediend door de twee vereenigingen tot Kerkherstel en Kerkopbouw.
De Synode had daarna een breede Commissie benoemd, om dat gemeenschappelijk voorstel nader te bezien en nader, waar noodig, uit te werken.
Dat nader uitgewerkte voorstel van de door de Synode benoemde Commissie is nu ingekomen. En nu heeft de Synode besloten, dat er D.V. 12 Januari 1938 een buitengewone vergadering van de Synode zal worden gehouden, om over bovengenoemd voorstel te beraadslagen en een besluit in deze te nemen.
Wij verheugen ons over deze handelwijze van de Synode.
Vroeger heeft men wel eens anders gedaan. Toen heeft mén een desbetreffend belangrijk voorstel van een Commissie door haar benoemd in eens maar om hals geholpen en naar de prullenmand verwezen.
Dat heeft men nu niet gedaan.
En nu had men het voorstel ook nu kunnen behandelen, in deze gewone zomerzitting, 't zij om het dan aan de Kerk voor te leggen, 't zij om het in het archief op te bergen.
Maar dat heeft men niet gedaan.
Men heeft besloten, dat het voorstel zoo spoedig mogelijk gedrukt zal worden en algemeen verkrijgbaar zal worden gesteld, opdat een ieder het in z'n bezit zal kunnen krijgen, om het te lezen en te bestudeeren, om het te onderzoeken en te bespreken in kleiner of grooter kring, opdat dan straks de Synode zelve, in Januari 1938, kan en zal beslissen, of het aan de Classicale Vergaderingen van 1938 zal worden voorgelegd, of zal worden opgeborgen.
Wij zien nu verlangend uit naar de gedrukte stukken en wij verwachten dat ook in ónzen kring met de grootste belangstelling kennis zal worden genomen van het Voorstel. Waarbij wij ons dan voorstellen, dat er allerlei samensprekingen zullen volgen, in kleiner en grooter kring, om met groote ernst de dingen, die om een oplossing vragen, te bestudeeren ; gaarne mede werkend om, zoo mogelijk, saam met anderen, voor de Hervormde Kerk het goede te zoeken.
De Synode zelve zal zich ook laten voorlichten door een Commissie uit haar midden benoemd, welke bestaat uit de heeren : ds. J. Boonstra (voorzitter van de Ver. van Vrijz. Hervormden), dr. W. H. Weeda, ds. T. G. van Reeuwijk en ouderling ir. P. Wolfensperger.

DE KERK (6)
We zouden het nog even hebben over de valsche Kerk, waarin en waardoor die zich openbaart, om ook te wijzen op de merkteekenen van de ware en de valsche leden der Kerk.
Art. 29 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis spreekt daarover en zegt, dat men naarstiglijk naar het Woord Gods moet onderzoeken, welke de ware Kerk zij. Om die te onderscheiden van alle andere secten, die zeggen, dat ze de Kerk zijn. De merkteekenen van de ware Kerk zijn : dat men zich houdt aan het Woord Gods en Christus erkent als het eenig Hoofd der Kerk.
En de merkteekenen van de ware leden der Kerk zijn : hun geloof in Christus, dat zij de zonde vlieden, de gerechtigheid najagen. God en hun naaste liefhebben, en hun vleesch kruisigen met zijne werken ; al zullen ze tot hun dood toe vol gebreken en zonden zijn en blijven ; echter daarbij toevlucht nemend tot de gerechtigheid en het bloed van Christus.
Aangaande de valsche Kerk, die schrijft zichzelve en hare ordonnantiën méér macht toe, dan aan het Woord Gods en wil zich het juk van Christus niet onderwerpen ; zij grondt zich meer op menschen, dan op Christus ; zij vervolgt hen die naar dat Woord Gods willen leven en die de Kerk, vanwege hare gebreken, bestraffen.
We bemerken wel, dat het kenmerk van de ware Kerk is, dat zij wenscht te leven naar het Woord Gods en al haar geloof en vertrouwen stelt in Christus. En de groote tegenstelling is dan, dat de valsche Kerk en de valsche leden van de Kerk zichzelven en hunne verordeningen (ordonnantiën) méér macht en gezag toeschrijven, dan het Woord van God. De mensch staat dan boven God. De mensch wil als God zijn. 's Menschen verstand weet het beter dan God ons in Zijn Woord en in Zijn Wet heeft bekend gemaakt. Ze willen Christus niet erkennen als den allerhoogsten Koning der Kerk ; ze willen geen „leerjongens" van Christus wezen. De discipel verheft zich boven den Meester en wordt Zijn bevel ontrouw. De gezant verloochent zijn Zender en verandert de opdracht, de boodschap, hem door den Koning der koningen opgedragen en toevertrouwd. Hij breekt zijn eed van trouw, wat in de burgerlijke wereld door afzetting en ontslag, in den militairen stand met degradatie, soms door de kogel gestraft wordt.
De merkteekenen van verval en vervalsching zijn altijd : men is ontrouw aan het Woord en men legt een ander fundament der zaligheid, dan Jezus Christus en dien gekruisigd. Men vervalscht de bediening des Woords en der gebeden, ook ontheiligd men de Sacramenten. En 't wordt gevolgd door het bemoeilijken en vervolgen van hen, die heiliglijk en godzaliglijk en vroom wenschen te leven, te handelen en te wandelen, naar des Heeren Wet en Getuigenis.
Uit het Woord Gods weten we, dat de Heere dit altijd in toorne aanziet en dat Hij van ouds heeft gedreigd, dat Hij, wanneer de Kerk in de zonde volhardt, haar zal verlaten en aan het oordeel zal overgeven. Lees Jeremia 23 maar eens !
Niet des menschen woord en wil moet in de Kerk heerschappij hebben.
„Tevergeefs eeren zij Mij, leerende leeringen, die geboden van menschen zijn" (Matth. 15 vers 9). Het is den Heere een gruwel wanneer „de mensch zich tegen Hem stelt en zich verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo dat hij in den Tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertoonende, dat hij God is" (2 Thess. 2 vers 4).
Hierbij hebben we heusch niet alleen te denken aan de Kerk van Rome en den Paus. Want ook het rationalisme en het humanisme stelt zich aan als God en stelt zich tegenover God, óók in Zijn tempel. Dan wordt Gods Woord leugenachtig geoordeeld, dan wordt de Godheid van Christus geloochend, dan wordt het gansche werk der verzoening en verlossing krachteloos gemaakt, dan wordt de eenige weg der zaligheid veranderd in 't geen de mensch er valschelijk voor in de plaats stelt, dan wordt de wijsheid Gods door de dwaasheid der wereld vervangen en alles wordt verdorven. „Want zij overtreden de wetten, zij veranderen de inzettingen, zij vernietigen het eeuwig verbond" ; „en gelijk het volk, alzoo zal de priester zijn" (Jes. 24).
„De priesters zeiden niet: waar is de HEERE? en die de wet handelden, kennen Mij niet ; en de herders overtraden tegen Mij ; en de profeten profeteerden door Baal, en wandelden naar dingen, die geen nut doen" (Jer. 2 vers 8). Dwaas is men dan, gruwelijk zondigend. „Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel dezelve geene goden zijn ? Nochtans heeft Mijn volk zijne Eer veranderd in hetgeen gen nut doet". „Ontzet u hierover, gij hemelen en zijt verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de HEERE" (Jer. 2 vers 11, 12).
En dan volgen de bekende woorden: „Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan : Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebrokene bakken, die geen water houden" (Jer. 2 vers 13).
Het is een diepe klacht van den Heiland, wanneer Hij zegt : „Ik ben gekomen in den naam mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan ; zoo een ander komt in zijnen eigenen naam, dien zult gij aannemen" (Joh. 5 : 43)
De Apostel schrijft : „Want daar zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen ; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leeraars opgaren naar hunne eigene begeerlijkheden en zij zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zij zullen zich keeren tot fabelen" (2 Tim. 4 vers 3, 4).
Petrus schrijft : „En daar zijn ook valsche Profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende en een haastig verderf over zichzelve brengende ; en velen zullen hunne verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden" (2 Petr. 2 vers 1, 2).
De Apostel Johannes zegt het wéér anders, maar laat hetzelfde geluid hooren : „Een iegelijk, die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet ; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden, den Vader en den Zoon. Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: wees gegroet" (2 Joh. 9, 10).
Allerlei valsche leeringen zullen verkondigd worden. En dan zullen de valsche profeten en de valsche leeraars vol vervolgingswoede zijn tegen degenen, die willen luisteren en spreken naar Gods Woord, verkondigende dat Gods Woord dwaasheid is en zich vooral in vijandschap keerend tegen den Christus, het Lam Gods.
Daarom is een nauwkeurig en ernstig onderzoek noodig, of er bij ons begeerte is om uit de waarheid Gods te leven en te wandelen en te handelen naar Zijn Woord, zoekende al onze zaligheid in Jezus Christus. „Maar zoovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijnen naam gelooven ; die niet uit den bloede, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn" (Joh. 1 vers 12, 13).
Heeft de Heiland Zelf niet gezegd : „Mijne schapen hooren Mijne stem, en Ik ken dezelve en zij volgen Mij" ? (Joh. 10 vers 27).
Dan zal er ook iets gevonden worden van een nieuw leven, dat zich openbaart in liefde tot God en liefde tot den naaste. „Die zegt, dat hij in het licht is en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nog toe. Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geene ergernis is in hem, maar die zijn broeder haat, is in de duisternis en weet niet waar hij heengaat ; want de duisternis heeft zijn oogen verblind". (1 Joh. 2 vers 9—11).
In Christus is hun zaligst lot, verborgen bij hun God. „Onderzoekt uzelve of gij in het geloof zijt, beproef uzelve. Of kent gij uzelve niet, dat Jezus Christus in u is ? " (2 Cor. 13 vers 5).
Dan behoort men tot de ware Kerk als levende lidmaten van Christus. „Maar buiten zullen zijn de honden en de toovenaars, en de hoereerders en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft en doet. Ik, Jezus, heb mijnen Engel gezonden, om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht Davids, de blinkende morgenster" (Openb. 22 vers 15, 16).
Neen — dan zijn de geloovigen niet volmaakt in zich zelven. Zij zijn en blijven zondaren tot hun dood toe. Maar als zondaren mogen zij dan al hun gerechtigheid weten in Jezus Christus, hun Borg en Middelaar. En hier, zoolang zij op aarde zijn, dagelijks struikelend in vele, mag hun verlangend uitzien wezen naar den staat der volmaaktheid, die hun wacht, geduriglijk hun toevlucht nemend tot het bloed en de gerechtigheid van Christus, biddend om de genade des Heiligen Geestes,
„Daarom dan ook, alzoo wij zoo groot eene wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid loopen de loopbaan, die ons voorgesteld is, ziende op den Oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Die, voor de vreugde Hem voorgesteld, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons Gods". Hebr. 12 vers 1, 2. (Col. 2 vers 10 ; Filipp. 3 vers 12 ; Titus 2 vers 14 ; Efeze 5 vers 26, 27 ; Jac. 3 vers 2 ; Rom. 7 vers 22, 23 ; 1 Joh. 1 vers 8—10 ; Hebr. 10 vers 19—22).
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's