Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

GENADEVOLLE LEIDING GODS!

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zoo leidde ze God niet op den weg van der Filistijnen land, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet rouwe, als ze den strijd zouden zien en het niet wederkeere naar Egypte; maar God leidde het volk om door den weg van de woestijn der Schelfzee. Exodus 13 VS. 17 en 18.

GENADEVOLLE LEIDING GODS!
Wat heeft God de Heere rijkelijk genade bewezen aan het volk van Israël. Toen ze hun schouder bogen onder de zweep der Egyptische ambtlieden, heeft God de Heere hen opgezocht. Mozes en Aaron brachten hen uit 's Heeren naam de blijde boodschap, dat ze weldra Egypte zouden verlaten en naar Kanaan, het land van Abraham, Izaak en Jacob, mochten wederkeeren.
Toch duurde 't nog langer, dan gedacht werd, eer het uur der verlossing aanbrak. Tien plagen hebben Egypte geteisterd, eer Farao het toestond, dat Israël zou vertrekken. De tiende plaag gaf den doorslag. Een oogenblik is toen het verharde hart van den Egyptischen koning vermurwd. Het sterven van alle eerstgeborenen heeft ook op hem blijkbaar een diepen indruk gemaakt.
De angst sloeg alle Egyptenaren om het hart. Ze vreesden met den volkomen ondergang te worden bedreigd, indien Israël langer in Egypte was.
Nu brak het uur der verlossing aan. In niet één huis der Israëlieten was de eerstgeborene gestorven. Indien ze maar het bloed van het Paaschlam hadden gestreken aan de posten van hunne deuren. Het lam met de bittere saus en de ongezuurde brooden, werden nu staande gegeten. Met haast zou de uittocht geschieden.
Alle eeuwen door, lezers, is het gevoeld, dat die uittocht uit Egypte en de reis door de woestijn naar Kanaan een afschaduwing is van de pelgrimsreis naar het hemelsche Kanaan.
Klemmend is daarom voor een ieder onzer de groote vraag, of wij al uit het diensthuis der zonde verlost werden. Van nature toch voelt de mensch zich zoo thuis bij de vleeschpotten van Egypte. Gelukkig daarom de mensch, die tusschen wieg en graf een open oog mag krijgen voor zijn schuld bij God vanwege al zijn zonden. Dan zullen de zonden worden betreurd en beweend en dan de vraag in 't hart opklimmen : „Wie zal ons verlossen van het eeuwig verderf ? "
En dan kan het antwoord niet anders luiden, dan dat alleen het dierbaar bloed van het geslachte Lam van Golgotha, in figuurlijken zin gestreken aan de posten van de deur van ons hart, redding kan brengen.
Wie hiervan door het geloof iets mocht smaken, zal 't wel niet meer noodig achten om met de Israëlieten op bepaalde tijden ongezuurde brooden te eten, maar die zal toch wel de diepe beteekenis verstaan van het woord van Paulus : Zuivert dan den ouden zuurdeesem uit, opdat ge een nieuw deeg moogt zijn.
Met trommelen en met rijen trok Israël uit. We vinden er stellig in gesymboliseerd de blijdschap van een zondaar, die van den breeden weg des verderfs naar den smallen weg ten eeuwigen leven is geleid.
Toch zou de reis naar Kanaan langer duren, dan Israël had gedacht. De kortste weg van Egypte naar Kanaan was slechts enkele dagreizen ver. Men zou dus denken, dat het 't beste zou zijn geweest, indien de kinderen Israels dien kortsten weg langs de zee hadden gevolgd.
En toch is het gelukkig, dat God de Heere het voor Israël anders heeft beschikt. De kortste weg naar Kanaan zou immers door het land der Filistijnen hebben geleid. Wat zou er van dat steenbakkersvolk zijn geworden, indien ze onmiddellijk de .zwaarden hadden moeten kruisen met dit krijgshaftige volk der Filistijnen? In dien strijd zouden ze, naar den mensch gesproken, zeker het onderspit hebben moeten delven.
Misschien hadden ze dan nog weer berouw getoond, dat ze Egypte verlaten hadden. En daarom voerde de Heere hen langs een grooten omweg, in de richting van de Roode Zee.
Menig Sioniet, die een eertijds kent en een nu, en nog mag staan in den gloed der eerste liefde, kan het zich menigmaal niet voorstellen, dat er op den verderen weg des levens nog zulk een zware strijd moet worden gestreden ; soms zelfs een strijd op leven en dood.
De listen van Satan zijn dan nog niet voor de helft bekend. Dat er van de wereld nog zulk een bekoring kan uitgaan, wordt in dien tijd niet beseft. En dat er een vijand schuilt binnen de eigen vesting, n.l. ons eigen verdorven hart, daarvoor is in die tijden meestal nog maar weinig oog.
Er moet nog zooveel leed worden geleden, en zooveel strijd worden gestreden, en zooveel gebed worden gebeden.
O, Sionieten, pelgrimsreizigers naar Kanaan, nu ziet ge hier de wondervolle leidingen Gods. Hij laat niet toe, dat u een juk zal worden opgelegd, dat voor u te zwaar is. Waarlijk, de lijder uit Uz heeft gelijk: Gij legt den mensch niet te veel op, o God.
Maar het is niet alleen daarom, dat de Heere ze op een omweg leidde.
Er is ook nog een andere reden. De wegen van hen, die den Heere vreezen, en van hen, die van God niet willen weten, loopen soms door elkaar. Er zijn vele kruispunten van ontmoetingen.
Welaan, het was ook de tijd nog niet, waarin de maat der ongerechtigheid van de Kanaanieten vol geworden was voor God. O, Kanaan, gij hebt nog veertig jaren bedenktijd, en dan breekt het oordeel los.
Maar er is nog méér op te merken. Toen de kinderen Israels zich naar de Schelfzee spoedden, dacht Farao, dat de kinderen Israels het spoor bijster waren. Toen de Egyptenaren zich over de eerste smart over hunne gestorvenen hadden heengewerkt, besloten ze dan ook om de kinderen Israels achterna te zetten om ze wederom terug te brengen tot dienstbaarheid.
Ja, ziet ge wel, dat de wereld degenen, die God vreezen, nimmer wil loslaten ? Maar het is tot hun eeuwig verderf.
We zien het aan Farao, die met al zijn wijsheid omkomt in de wateren van de Roode Zee.
Al de vijandschap der wereld tegen Gods Kerk is tot haar eigen verderf.
O, Sion, let op de genadevolle leidingen Gods op den weg naar Kanaan.
Ermelo.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's