Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE STATENVERTALING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE STATENVERTALING

17 September 1637—1937

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 17 Sept. 1937 zal het 300 jaar geleden zijn, dat het eerste exemplaar van een nieuwe bijbelvertaling, de z. g. n. Statenvertaling, in paars fluweel gebonden en verguld op snee, aan de Saten-Generaal werd aangeboden. Ter herdenking van deze belangrijke gebeurtenis is een uitgave verschenen : De Statenvertaling 1637—1937. Dit keurig uitgevoerde boek is uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Onderscheiden deskundigen belichten vanuit verschillend oogpunt de beteekenis van den Statenbijbel, zoodat het een werk van bijzondere beteekenis geworden is. De prijs is laag : ƒ 0.90 voor leden en ƒ 1.20 voor niet-leden, en men krijgt waar voor zijn geld. Het boek is tot plm. 200 bladzijden uitgedijd. Daarbij is het rijk geillustreerd (35 afbeeldingen, waaronder 18 portretten). Wie zich tot lezing en bestudeering van dit boek zet, zal er geen spijt van hebben en het kan zeer nuttig zijn voor onze kennis van de Vaderlandsche Kerkgeschiedenis rondom de Synode van Dordrecht 1'618—'19.
We zullen dan zien, dat er maar niet slechts van „godsdiensttwisten" gesproken mag worden en van „de Remonstranten de Kerk uitzetten". De zaken liggen veel dieper. En de werkelijkheid is, dat de besluiten, die de Synode te Dordrecht genomen heeft ten opzichte van de geschillen tusschen Remonstranten en Contra-Remonstranten, in haar gevolgen zegenrijk zijn geweest voor de Kerk van Nederland. En daarnaast mogen we dankbaar getuigen, dat van haar 't initiatief is uitgegaan tot een nieuwe Bijbelvertaling. Daarmee heeft ze zich zelf — hoewel onbedoeld — een eerezuil opgericht en geslacht na geslacht is haar dankbaar geweest voor deze activiteit.
„Deze vertaling is verricht als een getuigenis van ootmoedig en sterk geloof. Ze wekt eerbied door den eerbied, waarmee ze is geschapen". Vóór 1637 werd algemeen gebruikt de Deux-Aes Bijbel. Ze is in 1562 voor het eerst te Emden gedrukt. Wat een wonderlijke naam ! Hoe komt men daaraan ? Wie heeft hem gegeven ? Wel, het volk is steeds sterk geweest in het juist typeeren. De spraakmakende gemeente is gevat en geestig. In Nehemia 3 vers 5 staat : maar hunne voortreffelijken brachten hun hals niet ten dienste huns Heeren (S.V.). In een nieuwere vertaling wordt het aldus uitgedrukt: hun edelen zetten hun schouders niet onder het werk van hun heer. Jeruzalem werd opgebouwd. De Tekoïeten hielpen mee, ten minste de gewone burgers. De adel van de stad onttrok zich. Achter dit lijdelijk verzet school een heulen met de vijanden, met Samhallat en Tobia. Nu stond er bij dat vers in de Deux-Aes Bijbel deze aanteekening : „De armen moeten het cruyce dragen, de rijken en geven niet. Deux aes (één) en heeft niet, (six) cinq en geeft niet, quater dry die helpen vrij. De bedoeling is duidelijk, hoewel ze als verkla-"^ring van den tekst er naast is. Met aes tot six worden de telwoorden van één tot zes aangeduid. Volgens de kantteekening is het dus zoo : De armen (deux aes) hebben niet, de rijken (six cinq) geven niet en de nietkapitaalkrachtige burgers (quater dry) willen wel helpen en doen het ook naar vermogen, maar ze hebben zelf niet veel. Het volk werd gegrepen door de geestige voorstelling. Het ongewone woord „Deux Aes" hechtte zich vast. Vandaar de naam Deux-Aes Bijbel.
Hij was bewerkt naar de bijbelvertaling van Luther en wemelde van fouten. De behoefte aan iets beters werd spoedig algemeen gevoeld. Reeds op de bekende Synode van Emden in 1-571 werd het verlangen uitgesproken naar 'n Nederlandsche vertaling, rechtstreeks overgezet uit de oorspronkelijke talen, het Hebreeuwsch en het Grieksch. De gebruikelijke vertaling (Deux-Aes) werd voor zoó gebrekkig gehouden, dat zij een geheel nieuwe bearbeiding eischte.
De zaak was urgent en bleef aan de orde. Bijna ieder jaar kwam ze op de een of andere provinciale Synode ter sprake en het bleef niet bij praten alleen. Er werd gehandeld. De bekende Marnix van St. Aldegonde. de vriend van Prins Willem, werd door de Kerk als vertaler aangewezen. Dit besluit werd goedgekeurd door de Staten-Generaal, de Hooge Overheid van den Lande, het centraal bestuur van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Ze bestonden uit afgevaardigden van de zeven gewesten. Hier zien we al — en na 1619 blijkt het nog beter — hoe door het samengaan van Staat en Kerk iets goeds wordt tot stand gebracht voor land en volk. Wat toen kon, zou ook nu nog moeten kunnen.
In 1598 stierf Marnix. Hij had slechts het boek Genesis kunnen vertalen. Al spoedig werden nieuwe vertalers aangewezen. Men had het oog gericht op twee Delftsche predikanten : Wernerus Helmichius en Arnoldus Corneliszoon. Dezen werden benoemd voor dit pionierswerk. Zoo heeft onze gemeente Delft nog een steentje mogen bijdragen. Het gebouw verrees nog wel niet, maar het materiaal werd toch verzameld, zoodat later de opbouw zooveel gemakkelijker zou kunnen gaan.
De laatste stierf in 1605 en de eerste, die inmiddels onze Prinsenstad met Amsterdam had verwisseld, overleed in 1608. Het werk was nog niet veel gevorderd, wat te begrijpen is, als we weten, dat deze leeraars niet vrijgesteld waren van hun ambtelijke werkzaamheden. In hun vrijen tijd moest die zware en omvangrijke arbeid gebeuren. Toch is hun vorschen niet vergeefsch geweest. Anderen zijn tot hun werk ingegaan en bobben de vruchten geplukt van hun naarstige studie. Van 1608 tot 1619 hooren we van de Bijbelvertaling niet veel meer. Ze werd op den achtergrond gedrongen door de geschillen der Remonstranten en contra-Remonstranten. Deze legden beslag op de leiders van Kerk en Staat en vervulden de hoofden en harten. Doch ziet, wat gebeurt ? De Nationale Synode komt te Dordrecht bijeen en de bijbelvertaling krijgt haar beslag. Tot nog toe was het bij stukwerk gebleven. Nu werd de zaak flink aangepakt. De geheele Kerk zette haar schouders onder het werk. Op den 19den Nov. 1618 werd de bijbelvertaling door den praeses, dr. Johan Bogerman, aan de orde gesteld.
Het gebed, waarmee hij deze zitting opende, is bewaard gebleven. Het ontroert door diepe afhankelijkheid, helderheid en eenvoud, waarheid en innige vroomheid. We schrijven een gedeelte af :
In ons zelf zijn we in al deze dingen één en al duisternis en de onbekwaamheid zelve om iets goeds van heïlzamen aard te bedenken, te willen of te volbrengen. Wijs Gij dan, o Heere ! in dezen zwaren en hemelschen arbeid ons den weg, dien wij veilig kunnen inslaan, zonder gevaar vervolgen en op gelukkige wijze, alsmede met een zuivere consciëntie, ten einde toe afloopen. Geef ons, die in den Naam
Uws Zoons zijn vergaderd, overeenkomstig Uw beloften, Uwen Geest, den Geest der waarheid, der wijsheid, der voorzichtigheid, der onderscheiding, des vredes en der liefde, als praeses, als leidsman en als leeraar. Open de oogen onzes verstands, ontsteek den fakkel der zaligmakende kennis in ons, en leid ons in Uw waarheid, opdat wij aanschouwen de wonderen Uwer wet. Maak onzen wil vrij van alle aanklevende boosheid, wederspannigheid en halsstarrigheid„ Buig en neig den wil tot die dingen, welke U welgevallig en aangenaam zijn. Wijd en heilig al onze 'begeerten ten Uwen gunste, opdat wij niets bedenken, overleggen, willen, verlangen, uitspreken en besluiten dan wat met Uw Woord overeenstemt, U aangenaam en Uw Kerk bovenal nuttig is. Ontsteek ons in ijver voor Uw eer, in ijver voor Uw geboden, in ijver voor Uw kostbare waarheid, in ijver voor Uw huis, in ijver voor den vrede en de eensgezindheid, welke Gij wilt........
Na een zakelijke inleiding, legde de voorzitter aan de vergadering drie vragen voor:
1. Of het ontwerpen van een nieuwe Bijbelvertaling noodzakelijk en in het belang der Kerk zou zijn? 2. Op welke wijze zij het best tot nut en welzijn der kerken kon uitgevoerd worden? En 3: aan hoevele, en dan nader aan .te wijzen welke personen deze taak moest toevertrouwd worden ?
Eenparig was men van oordeel, dat een overzetting uit de grondtalen der H. Schrift beslist noodzakelijk was. Wat van de gebruikelijke vertaling behouden kon blijven, zou gehandhaafd blijven. Op het bezwaar der boekdrukkers, die nog 80.000 exemplaren in voorraad hadden (waarvan alleen in Dordt 15.000) is de Synode niet ingegaan. De vertalers zouden zich stipt en nauwkeurig aan den oorspronkelijken tekst houden. Overal op den kant zouden de gelijknamige plaatsen der H. Schrift vermeld worden. Korte aanteekeningen zouden mogen worden opgenomen ter toelichting van de duistere uitdrukkingen en ter verduidelijking van de gevolgde vertaling. De apocriefe boeken zouden ook vertaald worden. Met duidelijke woorden zou aangegeven worden, dat het menschelijke geschriften waren. Ze zouden niet geplaatst worden tusschen het Oude en het Nieuwe Testament, maar achter alle canonieke boeken van den Bijbel.
Aan zes vertalers werd het werk opgedragen : Bogerman, Baudartius en Bucerus voor het Oude Testament, en Rolandus, Faukelius (de opsteller van ons Kort Begrip) en Petrus Cornelisz. voor het Nieuwe Testament.
Door elke provinciale Synode werden twee revisors (overzieners) aangewezen. Die kregen tot taak het vertaalde werk te overzien, d.w.z. nauwkeurig na te zien en zooveel mogelijk van feilen te zuiveren.
De Synode besloot medewerking te vragen van de Staten-Generaal tot de ten-uitvoerlegging der genomen besluiten. Financieel moest de landsregeering dit werk mogelijk maken. „Deze zaak als de hooge overheid van den lande eigenlijk en voornamelijk naast de kerken mede aangaat en door welker toedoen dat stuk zal moeten volvoerd worden".
Deze medewerking is verkregen. Wel heeft het lang geduurd. Er zijn nog andere molens dan kerkelijke, die langzaam malen. In 1619 werd het verzoek gegaan en eerst in 1625 ingewilligd. Er zijn echter gegronde redenen voor dit lange respijt. In die tusschenliggende jaren zag de overheid zich voor vele moeilijkheden geplaatst, die beslist om oplossing vroegen. Op 13 Nov. 1626 werd een begin gemaakt met de vertaling van het Oude Testament en in 1628 met het Nieuwe Testament. De vertalers verhuisden allen naar Leiden. Men verrichtte den arbeid in een stad, waar alle wetenschappelijke hulpmiddelen bij de hand waren. Vele bezwaren kwamen op hun weg en met groote moeilijkheden hadden ze te kampen. Met Gods hulp hebben ze getracht die alle te overwinnen.
Twee translateurs stierven, n.l. Bucerus en Rolandus, nog lang voor 't werk gereed was. De vier overblijvenden hebben het werk voltooid. De vertalers zorgden, dat de afgewerkte gedeelten regelmatig aan de revisoren afzonderlijk ter bestudeering werden toegezonden. Nadat dit gebeurd was, hebben ze gezamenlijk enkele malen vergaderd en met groote nauwkeurigheid den heelen Bijbel overzien, ook de apocriefe boeken, hoewel daaraan niet die zorg besteed is als aan de H. Schrift.
Den 10den October 1635 was hun taak volbracht. Onder moeilijke omstandigheden hebben ook de overzieners moeten arbeiden. Tijdens hun zittingen heerschte in Leiden de pest, die op de vreeselijkste wijze woedde. In 1 week werden 1500 menschen begraven. Alle revisoren bleven met hun gezinnen gespaard. De gemeente zag hierin terecht Gods bewarende hand over hen. Nu moest de Bijbel nog gedrukt worden. Dat heeft ook wat voeten op aarde gehad. In 1637 was hij echter gedrukt. Op den 17den Sept. van dit jaar begaf een commissie zich naar de vergadering van de Staten-Generaal. Bogerman was juist 6 dagen tevoren overleden. De algeheele voltooiing heeft deze bekwame Gereformeerde theoloog, aan wien land en volk zoo ontzaglijk veel te danken hebben, niet mogen beleven. Hij was ingegaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God.Bij monde van Hommius, een der revisoren, werd aan de Hoogmogende heeren den fraaien Bijbel overgereikt „onder dankzegging voor hunnen Christelijken iever en vaderlijken zorge, in het uitvoeren van dit voor de kerken van Nederland noodig werk, betoond".
Tot 1641 heeft het geduurd, aleer de Statenvertaling in de Ned. Hervormde Kerk zoo goed als algemeen was ingevoerd. Betrekkelijk ging het dus nog gauw, want het volk was gehecht aan den Deux-Aes Bijbel. Ook de andere kerken zijn gevolgd, de eene wat vroeger dan de andere. Alleen de Lutherschen gebruiken de vertaling van Luther, maar dan natuurlijk in onze taal overgezet. Zelfs de Doopsgezinden en de Remonstranten zijn gevolgd, zij het dan na eenige, wel zeer begrijpelijke aarzeling.
Zoo had ons volk dan de Statenvertaling. Ze is uit liefde geboren. We danken haar aan de gelukkige samenwerking van Kerk en Staat in de 17de eeuw. „De vertalers waren mannen van een „pia en sancta vita". De God, Wiens Woord zij moesten vertalen, was hun 'God. Zij hebben ons godsdienstig leven verrijkt, verwarmd en verfijnd. Zij hebben in het hart van ons Christenvolk liefde weten uit te storten, die de afspiegeling is van dien eeuwigen liefdeband, die Vader, Zoon en Heilige Geest samensnoert tot een eenig en drieeenig God, die leeft en regeert tot in eeuwigheid". (Prof. Anema).
Sedert drie eeuwen is deze Bijbel de Statenbijbel, die zoowel in Amsterdam als in het kleinste dorp van Drenthe of Brabant de plaats der eere heeft ingenomen. Drie eeuwen is hij voor talloozen geweest, in deze booze wereld en in dit duistere leven, het laatste houvast en het hoogste beroep van hen, die tot de Kerk en tot het volk van den Bijbel hebben willen behooren". (Prof. W. J. Aalders).
'k Eindig met een woord van prof. J. de Zwaan, uit Leiden :
„Onze tijd vraagt niettemin om een nieuwe vertaling. Met een bloote herziening kan men inderdaad geen genoegen nemen. Dit is niet een gevolg van eenig bijzonder gebrek aan wetenschappelijke kwaliteit bij dit groote werk onzer gouden eeuw ; het ligt eenvoudig aan de omstandigheid, dat wij thans een Griekschen tekst bezitten, die bijkans tien eeuwen ouder is dan die, welke in 1626—1634 vertaald werd. Wij lezen het Grieksch, dat in de kerken van Alexandrië in de derde eeuw op den kansel lag. De Statenvertalers moesten zich vergenoegen met een tekst uit de 12e of 13e eeuw onzer jaartelling. Het Grieksch der apostelen kennen we b.v. uit de papyri bijna even goed als een der hedendaagsche talen. Gebrekkig waren de woordenboeken, commentaren en dergelijke hulpmiddelen. Men gevoelt eerbied voor wat daar te Leiden, drie eeuwen geleden, werd bereikt".
De Statenvertaling verscheen als een monument, dat de eeuwen zou verduren.

(Delftsche Kerkbode).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE STATENVERTALING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's