Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

HET KADERVRAAGSTUK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In aansluiting aan hetgeen wij de vorige week schreven over de wijziging der Dienstplichtwet, hebben wij ditmaal nog de aandacht te vestigen op het vraagstuk, dat eigenlijk de geheele uitvoering van de dienstplichtvoorstellen der Regeering beheerscht, n.l. het vraagstuk van het Kader.
Zonder een voldoend aantal bekwame en ervaren constructeurs: officieren en onderofficieren, die een intensieve opleiding van de dienstplichtigen moet mogelijk maken, is toch van een verhooging van het contingent tot 32000 man en van een verlenging van den eersten oefentijd tot 11 maanden niets te verwachten.
Nu is het ontstellende van den toestand dit, dat er niet alleen een groot tekort is aan kader, maar ook, dat wat het onderofficierskader betreft, dit voor zijn taak niet berekend is.
Wij herinnerden de vorige week reeds aan de klacht van den Minister van Defensie, als hij ten aanzien van de opleiding der dienstplichtigen onder de huidige omstandigheden dit opmerkt : „Geschiedde vóór den wereldoorlog de opleiding uitsluitend door in 't vak doorkneed beroepskader, thans is de opleiding der dienstplichtigen voor een deel gelegd in handen van dienstplichtige onderofficieren, die, zelf ternauwernood de recrutenschool doorloopen hebbende, reeds voor de taak worden gesteld als onderwijzer op te treden".
Daarom zal het van veel belang zijn om nader van de Regeering te mogen vernemen, hoe een voldoend aantal officieren en onderofficieren, die alleszins berekend zijn voor hun taak, in den loop van het volgend jaar kunnen beschikbaar komen om bij de groote uitbreiding, welke het leger zoowel in de breedte als in de diepte zal ondergaan, aan de dienstplichtigen een opleiding van zoo groot mogelijke productiviteit te geven.
De oorzaak van den desolaten toestand, waarin het leger met betrekking tot het beroepskader verkeert, is gelegen in de omstandigheid, dat de militaire overheid na het tot stand komen van de tegenwoordige Dienstplichtwet in het jaar 1922, in gebreke is gebleven om maatregelen te treffen ter aanvulling van het beroepskader. Het instructiebataljon — de opleidingsschool voor het lagere kader — en de hoofdcursus — de instelling, waaraan de toekomstige officier werd opgeleid — werden opgeheven, zonder dat daarvoor iets in de plaats werd gesteld. Aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda — eveneens een opleidingsinstituut voor officier - — werd zelfs niet een voldoend aantal plaatsen opengesteld voor de normale aanvulling van het officierskorps. In de jaren 1922 tot en met 1937 bedroegen de aantallen cadetten, die tot luitenant der infanterie werden benoemd 25, 9, 10, 16, 7, 14, 13, 1, 30, 12 17, 27, 15, O, O, 0. Dit zijn de nuchtere cijfers, die een indruk geven van den grooten achterstand die ten aanzien van het kadervraagstuk moet worden ingehaald en die wijzen op het gemis van vooruitziend beleid bij de militaire autoriteiten.
Thans moet aan de Koninklijke Militaire Academie een spoedopleiding van slechts een jaar plaats hebben, teneinde in 1938 over 50 beroepsluitenants te kunnen beschikken. Deze officieren zullen — zooals begrijpelijk is — voor hun taak ongeschikt zijn en door de overhaaste opleiding in bruikbaarheid bij hun collega's achterstaan.
Is er alzoo groote achterstand bij het hoogere kader : de officieren, zoo staat het ook bij het lagere kader : de onderofficieren.
In het jaar 1922 moest uit bezuinigingsoverwegingen een groot deel der onderofficieren afvloeien. Deze afvloeiing was toen zoó groot, dat een reservoir van wachtgelders gevormd werd, waaruit vele jaren kon worden geput. Zooals de zaken op dit oogenblik staan, wordt thans nog uitsluitend beschikt over kader, dat reeds in 1922 aanwezig was.
Daardoor is het korps beroeps-onderofficieren verouderd.
In het vorig jaar werd het caputilantenstelsel ingevoerd, uit welke capitulanten het korps onderofficieren moet worden aangevuld. De ervaring, welke met de capitulantenonderofficieren werd opgedaan heeft echter geleerd, dat de militaire waarde dezer titularissen — en dit wordt bevestigd uit hetgeen wij hierboven uit de klacht van Minister van Dijk vernamen — voor de opleiding weinig beteekenis heeft.
De beroepsonderofficieren zijn óf te oud, waardoor intensieve oefening niet mogelijk wordt, óf te jong, waardoor de opleiding der dienstplichtigen niet tot haar recht kan komen.
Is het zoo met het kader : officieren en onderofficieren, gesteld, daar spreekt het van zelf, dat de opleiding van 32000 dienstplichtigen gedurende 11 maanden, niet anders dan hoogst gebrekkig zal kunnen zijn.
Het kadervraagstuk is op dit oogenblik het brandende vraagstuk, dat naar de meening van velen de vraag beheerscht, of de dienstplicht-voorstellen der Regeering in verband met het zeer groote tekort aan kader voorshands wel technisch uitvoerbaar zullen zijn.
Er gaan zelfs stemmen op, die er voor pleiten, dat eerst moet gezorgd worden voor een voldoend aantal bekwame instructeurs om een intensieve opleiding der dienstplichtigen mogelijk te maken, alvorens de Regeeringsvoorstellen worden uitgevoerd.
Het meest afdoende zou dan zijn ons tegenwoordig leger te ontbinden en uit de beschikbare krachten de goede elementen te kiezen om daaruit een nieuwe organisatie op te bouwen. Zoo gebeurde het — zegt men — in Duitschland.
Dat men hier te ver gaat, lijkt ons duidelijk. De Regeering zou — en terecht — in dezen tijd van internationale spanningen de verantwoordelijkheid niet kunnen dragen.
Intusschen, hoe dit alles ook zij, het kadervraagstuk maakt de positie van de weermacht hoogst onzeker.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's