Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT ZAL DE SYNODE DOEN?
't Is goed, zich nog eens even voor den geest terug te roepen wat de Synode bij vorige gelegenheden heeft gedaan, als er een Voorstel tot reorganisatie der Kerk ter tafel kwam, 't zij van den kant van een Commissie, door de Synode zelve benoemd, 't zij van de zijde van een of andere Vereeniging komend. Zij heeft tot nu toe dergelijke Voorstellen zonder vorm van proces verworpen. De Kerk wordt er altijd weer buiten gehouden. Waarom ?
Prof. dr. A. M. Brouwer, van Utrecht, schreef sarcastisch daarover in het Orgaan van Kerkopbouw, Januari-no. 1935. 't Was toen enkele dagen na de verwerping van zoo'n Voorstel door de buitengewone Synode van Januari 1935.
In eenigszins ironische typeering van de synodale — en andere — mentaliteit, hooren we dan als volgt :
„Daar was allereerst de echt-Synodale mentaliteit. Dan redeneert men ongeveer aldus : de Synode werkt nu zoo uitstekend. Wat heeft zij in deze eeuw al niet veel tot stand gebracht : Kinderzorg, Valkenheide, een bezoek aan Stockholm, instelling van den Raad dep Kerken, enzoovoort, enzoovoort. — Dat in honderd jaar tijds de Hervormde Kerk 40% van hare leden verloren heeft, is niet het gevolg van onjuist beleid, maar van den tijdgeest, die zeer te betreuren is. Men moet deze „hooge vergadering" geen verwijten maken. Dat breekt de Hervormde Kerk zonder reden, in het oog der buitenstaanders, af. Komt het Koninkrijk Gods vlugger, wanneer een andere organisatie zou worden ingevoerd ? Neen immers. Begint men eenmaal met reorganisatie, dan is zij niet van de lucht : nu „Kerkopbouw" ; straks „Kerkherstel", Wat een onrust zou er door verandering worden gewekt.
Onze tijd heeft niets zoozeer noodig dan rust !" Deze dingen werden alle zóó letterlijk gezegd !
„Wat moet men nu op zulk een argumentatie antwoorden ? " zegt prof. Brouwer. „Hier is geen onwil aan het woord en geen zucht tot zelfbehoud, maar het volstrekte onvermogen, om zich den eisch van dezen tijd in te denken. Men heeft er zelfs geen vermoeden van".
Was de eerste factor dus de echt-Synodale mentaliteit — als tweede factor wordt door prof. Brouwer genoemd de oud-moderne mentaliteit.
„Wat zal men" — zoo vraagt het oud-modernisme — „veranderen in een organisatie, waarbij ieder volkomen vrij is te preeken en te doen wat hij wil ? Wat bezielde de opstellers anders, dan de vrijzinnige groepen te willen maken tot kweekplaatsen van moderne orthodoxie ? Waarom zal men zich begeven op den weg van leertucht, waarvan bij de meer rechts georiënteerden men niets dan hatelijke procedures zal hebben te verwachten ? De veiligste weg is : het oude handhaven".
„Hier is wel de zucht tot zelfbehoud aan het woord èn ongeloof, niet alleen in de waarheid in het algemeen, maar ook in eigen beginsel. Hier werkt ook 't ontoelaatbare Kerkbegrip van onbeperkte vrijheid : ieder is vrij te preeken en te doen wat hij wil".
Dan was er nog een derde factor, wat we kunnen noemen de Walen.
„Twee leden van de negentien in de Synode zijn Walen, vertegenwoordigende een zielental van 6300 Walen in de Kerk van meer dan 2'/2 miljoen ! (2.732.333).
Dit op zichzelf is een anomalie (iets, dat al lang uit den tijd is) van de ergste soort. Terwijl méér dan 21/9 miljoen leden 17 vertegenwoordigers in de Synode hebben, hebben 6300 Walen er twee. Bovendien zijn deze Walen ten deele buitenlanders, die van de verhoudingen in Nederland niets afweten. Toch houden zij een reorganisatie mee tegen, omdat daarbij hun positie wordt aangetast, waarop zij meenen, onvervreemdbaar recht te hebben. Hier is inderdaad alleen zucht tot zelfbehoud aan het woord".
„Naar mijn overtuiging" — aldus prof. Brouwer — „moet de positie der Walen door de Synode geregeld worden en hebben zij zich naar een gemeenschappelijk genomen Synodaal besluit te voegen". Alle reden tot de scheiding is verdwenen. „De meeste Walen verstaan beter Nederlandsch dan Fransch. Maar zooals het nu geregeld is, hebben zij twee stemmen en voegen die bij de stemmen van hen, die tegen reorganisatie zijn".
Prof. Brouwer noemt dus hier drieërlei soort (verkeerde) mentaliteit : 1. de echtsynodale, die maar roept : we hebben rust noodig ! rust, rust ! — 2. de oud-moderne, die spreekt van „ieder moet volkomen vrij zijn om te mogen preeken zooals men zelf wil", die 'n „ontoelaatbaar Kerkbegrip" heeft en op „zelfbehoud" bedacht is, geen vertrouwen hebbend noch in het beginsel der waarheid, noch in eigen beginsel — 3. de mentaliteit der Walen, die in aantal niets beteekenen en buiten 't eigenlijke leven der Nederlandsch Hervormde Kerk staan, maar nochtans zóó op hun onevenredig groot aantal van vertegenwoordigers in de Synode staan en op „zelfbehoud" belust zijn, dat zij zich altijd voegen bij degenen, die van geen verandering willen weten en altijd tegen reorganisatie stemmen.
Die drieërlei mentalieit, welke niet sterk genoeg veroordeeld kan worden, bestaat helaas ! nog.
En daarbij noemt prof. Brouwer dan nog een vierde mentaliteit, en wel van degenen, die altijd zeggen, dat ze iets anders willen dan hetgeen voorgesteld is, iets beters dan 't geen geboden wordt en omdat ze dat andere en dat betere willen, het voorgestelde altijd verwerpen en alles maar bij het oude laten.
„Zoo komen wij nooit tot eenige verandering. En terecht is door een der leden van de Synode opgemerkt : het betere is de vijand van het goede. Men wil het betere — in eigen oog — en bestrijdt daarom het goede. Het gevolg is, dat men ten slotte met het slechtere genoegen moet nemen".
Met het slechtere blijft de Kerk zitten. En het slechtere is, naar het woord van prof. Gunning, „onze zonde".
Wij zijn benieuwd wat de Synode straks, in buitengewone zitting op 12 Januari samenkomend, nu zal zeggen en nu zal besluiten.
Zal de toon van „onze zonde" ook gehoord worden ? En zal men zoeken uit de toestand, de zondige toestand, waarin de Nederlandsch Hervormde Kerk leeft, uit te kómen ?

Het Reorganisatie-Ontwerp en de Drie Formulieren van Eenigheid
Telkens wordt, dikwijls zonder eenig bewijs, beweerd, dat de gereorganiseerde Kerk haar belijdenis, zijnde De Drie Formulieren van Eenigheid, niet tot grondslag zal hebben. In dit verband willen we nog eens wijzen op wat prof. De Blécourt in zijn „minderheidsnota" schrijft : Dordt gaat herleven !
Maar méér nog willen we hier de aandacht vestigen op wat ds. Beversluis, secretaris van de Vereen, van Vrijz. Hervormden in Nederland, nu schrijft in 't maandblad van „Kerkopbouw", Nov. 1937, blz. 61 (zie ook „Kerk en Wereld", het Orgaan van de Vrijz. Hervormden, 15 en 29 Oct. '37).
Ds. Beversluis schrijft :
„In de Reorganisatie Commissie van Kerkopbouw waren indertijd verschillende leden zeer sterk gekant tegen het noemen van de drie formulieren in het artikel omtrent „wezen en doel der Ned. Hervormde Kerk", zoowel uit principieele overwegingen als uit practische. Dat ze in het Kerkopbouw-Ontwerp niet werden genoemd, dat daar nergens van belijdenisgeschriften sprake was, maar alleen van belijdenis, was voor verschillende leden conditio sine qua non. Vandaar, dat 't voor deze leden van Kerkopbouw een verloochening van een toen principieel ingenomen standpunt is, wanneer in het nieuwe ontwerp deze drie formulieren wèl genoemd worden. Nu stellen zoowel prof. Wagenaar als prof. Van der Leeuw het voor, alsof deze vermelding eigenlijk slechts een formeele vermelding is, een soort van herinnering aan een historisch feit, dat voor eeuwen de Ned. Hervormde Kerk haar wezen en doel daarin tot uiting heeft gebracht. Het is wel merkwaardig, dat beiden hier het woordje heeft invoegen, daardoor verleden tijd suggereerende, terwijl dit woord in de formuleering van artikel 8 niet voorkomt. Prof. Haitjema verstaat deze woorden dan ook als tegenwoordige tijd, wanneer hij in Nieuw Kerkelijk Leven van October schrijft : „Waarin wezen en doel van onze Hervormde Kerk tot uiting komt". Volgens hem — en de zin der woorden is dunkt mij ook niet anders te verstaan — stelt de formuleering van artikel 8 niet een historisch gebeuren vast, maar een status in het heden. Wezen en doel der Ned. Hervormde Kerk is, ook heden ten dage nog, uitgedrukt in de drie Formulieren van Eenigheid.
Wanneer dan ook Prof. Van der Leeuw schrijft, dat dit niet zeggen wil : „dat zij, zooals zij daar liggen, de uitdrukking zijn van het geloof der Kerk" — dan kan dat wel de bedoeling van hèm zijn geweest, maar dan kan dat toch niet in de woorden van dit artikel worden gelezen. Dat art. 8 naar de belijdenisgeschriften als „een uitgangspunt" verwijst, dat kan weer de bedoeling van prof. Van der Leeuw zijn geweest ; ik lees het echter nergens in art. 8, noch in eenig ander artikel van het Ontwerp.
Een beroep op de formuleering van art. 8, al. 5, gaat hier o.i. ook niet op. „Hare" belijdenis kan moeilijk anders zijn, dan wat in al. 1 genoemd wordt „hare historische belijdenisgeschriften", waarin immers wezen en doel der Ned. Hervormde Kerk tot uitdrukking komt.
Bovendien kan „hervorming" toch alleen betrekking hebben op een geformuleerde belijdenis. Hervorming harer belijdenis, zoodat het geloof der Kerk in hare belijdenisgeschriften steeds zuiverder tot uitdrukking kome, kan niets anders beteekenen dan hervormng van hare geformuleerde belijdenis, m. a. w. hare belijdenisgeschriften.
Daaruit volgt, dat ook de handhaving der belijdenis" gelezen moet worden als „handhaving der belijdenisgeschriften". Art. 8 geeft in deze huidige formuleering niet het dynamische ten aanzien van de belijdenis, wat prof. Wagenaar en prof. Van der Leeuw, en vermoedelijk meer leden der commissie, er in hebben willen uitdrukken, maar het statische, wat prof. Haitjema er in wilde hebben, die immers van „hervorming" der „belijdenis" in materie niet weten wil, daar hij blijkens zijn artikel daar alleen een „vormvernieuwing" onder wil verstaan.
De Reorganisatie Commissie van Kerkopbouw vreesde indertijd, dat een noemen van de Drie Formulieren in het artikel over den grondslag der Kerk, in de practijk er toe zou leiden dat deze formulieren als gezaghebbende belijdenisgeschriften zouden worden aangemerkt. Naar ons voorkomt, zal dat zeker het geval zijn bij de wijze, waarop ze thans in artikel 8 zijn opgenomen".
Men ziet hier dus, dat ds. Beversluis o.i. op goede gronden van oordeel is, dat de grondslag van de gereorganiseerde Kerk zal zijn : De Drie Formulieren van Eenigheid.

KERKOPBOUW EN DE OVERGANGSBEPALINGEN
In 't Ontwerp van „Kerkopbouw" was er sprake van „Huisgemeenten". In het Ontwerp 1937 is de gedachte aan het instituut Huisgemeenten losgelaten, omdat het teveel de gedachte wekt, dat het bij een normaal kerkelijk leven behoort, dat men gescheiden leeft. Men heeft nu meer de aandacht willen geven aan de verscheidenheid dan aan de bescheidenheid. Vandaar de naam Overgangsbepalingen, die dus wijzen op een overgang naar een andere en betere kerkelijke toestand.
De vrijzinnige ds. Beversluis schrijft, dat het Ontwerp van Kerkopbouw in „Confessioneelen zin" gewijzigd is, en hij als vrijzinnige zegt : „Vooral met het oog op de kwestie der tucht en die van de „eenheid en verscheidenheid" is hier een principiis obsta geboden. Iets wat we van hen, die zelfs in geest en hoofdzaak met de belijdenis der Kerk niet kunnen en willen overeenstemmen, begrijpen kunnen. Ds. Beversluis zegt dan ook, dat hier een verloochening van een beginsel is aan de zijde van Kerkopbouw. Als prof. Wagenaar stelt, dat „de tegenwoordige richtingstrijd niet behoort bij een normaal functioneerende Kerk", dan onderschrijft ds. Beversluis dat natuurlijk van harte, maar hij wil een pluriformiteit der, Kerk, niet als een tijdelijk verschijnsel, maar als een normale uiting van het leven. Vandaar, dat hij tegen de „Huisgemeenten" geen bezwaar had, maar wel tegen deze Overgangsbepalingen. De minderheden, die in geest en hoofdzaak van de belijdenis verschillen, hebben nu minder kans tot erkenning te komen. De waarborgen voor de rechten der minderheden acht ds. Beversluis zeer zwak te zijn. Waar is b.v. de norm, waaraan de „wettigheid" van de verscheidenheid moet worden getoetst? (art. 1). Deze formuleering wordt geacht de deur open te zetten tot alle mogelijke willekeur. Wel kan, wanneer de kerkeraad in hoogste instantie in het ongelijk wordt gesteld en nalatig blijft, de Algem. Class. Commissie optreden om te doen wat des kerkeraads is, maar de bepaling: „zoo zij daartoe termen aanwezig acht" (art. 6, al. 2) zet het recht van de minderheid weer op losse schroeven. Ook kan, wanneer de kerkeraad geen initiatief neemt, de organisatie zich wenden tot den Prov. Kerkvisitator, maar die kan de zaak dan naast zich neerleggen, omdat hij de zaak niet rijp acht (art. 7). Ds. Beversluis acht de mogelijkheid voor minderheidsgroepen — van vrijzinnig standpunt bezien — heel gering, om als gewettigde verscheidenheid te worden erkend, een bezwaar, dat door degenen die op den grondslag der confessie staan, uit den aard der zaak heel anders zal aangevoeld worden.
Zoowel om de wille van de formuleering van art. 8, waar de belijdenis der Kerk in den zin van de Drie Formulieren van Eenigheid omschreven is, alsook om de Overgangsbepalingen, waardoor de minderheidsgroepen, die met geest en hoofdzaak van de belijdenis niet instemmen, te weinig waarborgen hebben, adviseert de vrijzinnige ds. Beversluis dit Ontwerp 1937 niet te aanvaarden. Dat hier voor ons absoluut geen oorzaak ligt hem na te volgen, zal duidelijk zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's