Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KOHLBRUGGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KOHLBRUGGE

en de leer des heils

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII.
Door den Heiligen Geest zijn alle goede werken aanwezig. „Waar de Heere naar Zijn welbehagen Zijn Heiligen Geest over Zijn volk geeft, den Geest der heiligmaking, daar wordt gewandeld onder de leiding des Geestes. Spoedig is ook de vrucht des Geestes aanwezig, zoodat men Gode offeranden .der gerechtigheid brengt, d.w.z. dat de geheele in-en uitwendige wandel gericht wordt naar het richtsnoer van de tien woorden van Gods Wet. Want de liefde is aanwezig, die niet lichtvaardiglijk handelt, niet opgeblazen is, zichzelf niet zoekt, geen kwaad denkt, alle dingen verdraagt, alle dingen gelooft, alle dingen hoopt, en men is door den Heiligen Geest in Christus Jezus met Zijn werken de knecht, verzorger en redder van den naaste. Want alle goede werken zijn vanzelf aanwezig, zoodat het een lust is voor Gods oogen". (Heere, wees mij genadig ; naar Psalm 51, blz. 65).
De gelooivige weet niets van goede werken, vraagt er ook niet naar, het gaat hem slechts daarom, dat hij steeds in Christus is.
„Hij, die zich geheel verootmoedigd heeft, is vol van alle goede werken, maar weet er toch voor God niets van, tenzij hij wordt aangevochten. Als hij voor den Heere komt, laat hij alle goede werken thuis en is een zondaar, niet in naam, maar een groote, afschuwelijke zondaar ivoor de heiligheid Gods. Daarom zal zijn gebed, evenals ook van alle ware rechtvaardigen, blijven : O God, wees mij zondaar genadig". (Licht und Recht, deel 7, blz. 100). „Want juist hij, die waarlijk goede werken heeft, heeft geen goede werken, ook geen vroomheid. Hij verheft zich niet op hetgeen hij van God heeft, alsof hij daarom heilig zou zijn, maar hij verootmoedigt zich voor den Heere iedere dag, ieder uur, en bekent het : Slechts Gij zijt heilig". (7 Predicaties over Zacharia 3, blz. 21, vergelijk Licht und Recht, deel 12, blz. 42).
Zoo is volgens de Schrift heide waar : De geloovige heeft geen goede werken en hij heeft toch alle goede werken. „De ware geloovige kan geen werken voortbrengen, hij voelt daar^ toe ook geen drang, hij heeft heelemaal geen werken. Omdat de ware geloovige geen werken kan volbrengen, ook geen drang daartoe gevoelt, en heelemaal geen werken heeft, voelt hij zich zeer aangevochten. Het Woord predikt hem, dat hij zich om zulke aanvechtingen heelemaal niet moet bekommeren, maar vroolijk zijn, en juichen. (Jesaja 54). Het Woord geeft ook de reden aan, waarom hij vroolijk zijn en juichen moet, namelijk : omdat hij veel meer werken heeft dan degene, die in staat is, werken voort te brengen, ook groote drang daartoe heeft en uit deze drang vele werken voortbrengt." (Licht und Recht, deel 2, blz. 41, vergelijk de Predicatie over Galaten 1 vers 27).
En daarentegen zegt hij juist het tegenovergestelde in zijn predicatie over Fil. 1 vers 11: „Ik keer de preek van de vorige Zondag om, en toch blijft dezelfde preek staan, en ik zeg nu : 1. alleen de ware geloovige kan werken voortbrengen; 2. de waarachtige geloovige voelt voortdurend drang naar goede werken. Vervuld met vruchten der gerechtigheid, staat de waarlijk geloovige, rein en onbevlekt, op den dag van Christus en het zijn enkel vruchten der gerechtigheid, waarmede hij vervuld is. Ja, dat is het juist. Gerechtigheid is de wortel, waaruit alles voortkomt, voortkomen moet, en hoewel de plant vertrapt wordt, zeker ook opbloeit". (Licht und Recht, deel 2, blz. 60 en 68).
Het zal steeds daarbij moeten blijven, dat wij de genade, dat wij Christus vasthouden. Zoo zullen wij door Zijn Geest volgens Zijn belofte voortgaan aan Zijne hand en naar Zijn raad in een Wet, die door Hem is vervuld. (Vergelijk Erlauternde und befestigende Fragen und Antworten zum Heidelberger Katechismus, blz. 155). Dat is de genadige belofte van God en deze vervult Hij ook in Zijn geloovigen.
Deze Schriftuurlijke leer schept een hartelijk, blij vertrouwen in God. „Dat is de vrijheid, waarvan de Apostel (2 Cor. 3 vs. 17} schrijft, dat zij daar is, waar de Geest des Heeren is, namelijk, dat wij door Christus vertrouwen in God hebben. Dan laat men zich niet door de letter gevangen nemen met allerlei bezwaren : Zal de Heere dit wel goedkeuren, dat wel goedkeuren. Dan geeft men niet op vogelgeschrei acht : Waarmede zal ik God verzoenen, of zal Hij niet ontstemd zijn, als ik dit of dat niet doe ? Maar dan is er een vroolijk, opgewekt vertrouwen op God, dat men in Hem door Christus een genadigen God en een liefhebbend Vader heeft, Die ons door den Geest van Christus zal leeren, hoe wij moeten wandelen, wat wij te doen en te laten hebben.
Men zal hierover goedsmoeds zijn : Mijn uitgang en mijn ingang, mijn zitten en liggen, mijn denken en handelen is den Heere aangenaam. Ik vraag niet, wat ik ben, denk of doe. Ik vraag naar mijn Heere, en zoek Zijn aangezicht. Dat zal mij leiden". (Licht und Recht, deel 10, blz. W3).
Zoo is dat dus de rechte leer van de werken, niet dat men naar hen vraagt, om zich de genade van God waardig te toonen of zich voor God met zijn werken staande te houden, maar dat men in de levende gemeenschap met Christus blijve en uit Hem, den wijnstok, rijke vrucht voortbrenge.
Zoo vertrouwt de ware geloovige op de vrucht des Geestes, die deze door de gemeenschap met Christus in hen als de leden van het gezegende Hoofd werkt. Kohlbrügge zegt daarover: De Wet moge van ons eischen wat zij wil en waartoe zij recht heeft, wij mogen in Christus Jezus aan alles voldoen. In Jezus is een rechtschapen wezen, het gansche godzalige wezen is in Christus Jezus (Ef. 4 : 21). Geloof, liefde, hoop, zachtmoedigheid, bescheidenheid, matigheid, geduld, godzaligheid, broederlijke liefde, liefde jegens allen (2 Petrus 1 : 5—7) is in Christus Jezus, en slechts zoo is dat alles ook in ons. Alle vrucht des Geestes slechts in Hem. In Hem is ons het gansche voornemen en de genade Gods gegeven. (2 Tim. 1 VS. 9). In Hem zijn ook alle beloften Gods ja en amen. Zoo brengt de apostel Paulus alle schatten bijeen, als hij in 1 Cor. 1 vers 30 schrijft : gerechtigheid, heiligheid en verlossing". (Licht und Recht, deel lII, blz. 66 ; vergelijk Licht und Recht, deel 9. blz. 89 en vervolgens).
De Heilige Geest drijft de vrucht naar buiten, zonder dat men het zelf weet. Hij blijft echter steeds vrijmachtig : „Die het ware geloof hebben, gelooven, dat de wind blaast, waarheen hij wil. Maar juist daarom, omdat zij gelooven in de vrijmacht van de genade Gods, houden zij zich nauwkeurig aan de Wet Gods, niet om die zelf te houden als uit zichzelf, maar om daarmede voor God en hun naaste in overeenstemming te zijn ; in Christus Jezus, in vereeniging met Hem zoeken en vinden zij de vrucht des Geestes. Dezulken kunnen zich niets aanmatigen, zij zijn tot niets geworden onder Gods vrijmacht, daarom hebben zij niets te zeggen. God is in hen het Alles". (8 Predicaties over Johannes 3 : 1— 21, blz. 24, vergelijk Jezus en de zondares ; 3 Predicaties over Lucas 7 : 36—50, blz. 18). ..De duivel prijst het werkverbond aan, en dan is het alles jeugd, kracht, bekwaamheid, daar gaat het alles even goed ; het begint alles paradijsachtig en eindigt verschrikkelijk, maar Gods verbond begint wel vreeselijk, eindigt echter heerlijk, heeft louter wónderspreuken van troost, in overeenstemming met de waarheid. Volgens deze waarheid moet men juist vroolijk zijn, omdat men geen werk voortbrengt, juichen en verblijd zijn, hoewel men onvruchtbaar is, eenzaam zijn en toch de tent vol kinderen hebben, zonder man .zijn en toch geen ruimte hebben om de overvloed te bergen, die men ontvangt". (Licht und Recht, deel 12, blz. 20 (Predicatie over Gal. 4 vers 21).
Deze leer echter is geen rekensom, alsof dat alles zonder nood en strijd zou gaan. „De oprechte zou deze vrucht der dankbaarheid gaarne bij zich zien, ziet ze echter niet, en is juist daardoor hard aangevochten. Maar de eerste vrucht der dankbaarheid is de erkenning : Ik ben arm en ellendig, maar Gij zijt mijn Heere, mijn Redder, mijn gerechtigheid, — is het gebed (Psalm 119 : 176) : Ik heb gedwaald als een verloren schaap ; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten, — is het voornemen des harten (Ps. 116 VS. 13) : Ik zal den beker der verlossingen opnemen en den naam des Heeren aanroepen ; — is het roemen in den Heere : Ik, Heere Christus, ben in U Gods rechtvaardigheid en Gij zijt mijne zonde. (2 Cor. 5 vs. 21). (Erlauternde und befestigende Fragen und Antworten zum Heidelberger Katechismus ; bladz. 132).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KOHLBRUGGE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's