Vervolgd, doch niet daarin verlaten ...
2 Corinthe 4 vers 9.
Het kostlijk goud, verdoft, verdonkerd, Werpt Gij de heete smeltkroes in, Tot het in zuivre glans meer flonkert, Uw hooge keur opnieuw gewinn'.
Gij laat den vijand 't vuur wel stoken, Maar regelt zelf de hittegraad Tot 's vijands spot Gij hebt gewroken. Als 't goud, gelouterd, glanzen gaat.
Dan ziet G' Uw beeld erin ontloken, Het heeft weer deel aan 't eeuwig schoon. Dat, all' onzuiverheid doorbroken. Uitstraalt uit tijdelijke woon.
Zij schijnen wel van U verlaten Die dezen vuurdoop ondergaan. Totdat — zijn dit Gods gouden straten ? — Zij U naast zich in 't vuur zien staan.
Zóó d' eerste van Uw martelaren ; Hij zag Uw open heemlen in, Verlangend tot U op te varen, Gelouterd tot een nieuw begin.
Want Hij was boven pijn en vreezen, In Uw nabijheid zoo gerust, Als alleen kindren kunnen wezen, Door moeder goeden nacht gekust.
Gedenk, Heer, al Uw martelaren, Dat z' Uw nabijheid zich bewust, Ondanks benauwenis, ervaren Hoe veilig 't in Uw schaduw rust.
Want Gij lijdt mee dl hun ellenden, Gij draagt z' er door, dat géén bezwijk'. Zoo zal zich eindlijk alles wenden. Want komen moet Uw Koninkrijk.
(De Rotterdammer).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's