Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT CALVIJN ONS LEERT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT CALVIJN ONS LEERT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Voorzienigheid Gods.
Zoo gelooven wij dus niet, dat de wereld door een toeval wordt geregeerd. De Voorzienigheid Gods worde echter ook niet bepaald tot een zeker beleid, waardoor aan den loop der dingen een zekere orde of wet is opgelegd, zoodat zij nu verder hun weg vinden en de beweging volgen.
Indien dat zoo ware, zouden de dingen eenige kracht in zich zelf hebben en wij zouden blootgesteld zijn aan de bewegingen der elementen in voortdurende vreeze voor alles wat ons daardoor overkomen kan.
Daarentegen, indien wij vasthouden, dat de Heere alle dingen door zijn Wil bestiert en regeert, zoo kan ons zonder Zijn goeddunken niets gebeuren en wij weten, dat alles wat ons tegenkomt in voorspoed en tegenspoed van Zijnentwege ons treft.
Het geloof in Gods Voorzienigheid kan ons verlossen van allerlei bijgeloof en vrees voor het schepsel, alsof het door zichzelven iets vermocht. Calvijn spreekt terecht van goddelooze vrees.
Altijd weer zien wij, dat deze goddelooze vrees voor het schepsel toeneemt als de vreeze Gods wordt verlaten. Met name wordt het bijgeloof aangaande den sterrenhemel genoemd.
Vanouds heeft de sterrenhemel een diepen en machtigen indruk op den mensch gemaakt. En de volken der oudheid hebben tusschen de ordeningen en bewegingen der hemellichamen en de gebeurtenissen op aarde verband gelegd. Het gevolg daarvan moest zijn, dat men daaraan geloof ging hechten en bepaalde verschijnselen aan den hemel als voorteekenen ging beschouwen van gebeurtenissen, die zich op aarde zouden voltrekken.
Zoo b.v. zou het voor het leven Van den mensch van beteekenis zijn onder welk gesternte hij geboren is. De stand van de zon en verschillende sterrenbeelden werd daarbij in aanmerking genomen. Zoo spreekt men nog van een „geluksster" en iemand is „onder een gelukkig gesternte geboren", uitdrukkingen, welke daarop wijzen.
Vreemde verschijnselen die zich aan den hemel voordoen, als b. v. het verschijnen van een komeet of staartster, werden als voorboden van rampen beschouwd en waren in staat om den menschen vrees aan te jagen.
Zoo wordt de vreeze, welke men voor God behoort te hebben, afgewend op de sterren. En wie deze ongeloovigheid wenscht te ontvlieden, heeft te bedenken, dat wij niet door de sterren worden gere­geerd, maar door den verborgen Raad Gods, zoo vermaant Calvijn.
Wel blijkt dus, dat zulk een goddelooze vrees in de dagen der reformatie niet zeldzaam was. Wij mogen er echter wel bijvoegen, dat in onzen tijd zulk ongeloof en bijgeloof, wederom welig wortel schiet in de ontkerstende gemoederen. Waarzeggerij en sterrewichelarij zijn de wereld nog niet uit, gelijk men ook geloof schenkt aan geluksteekenen en mascottes.
De mensch is een religieus wezen. Als hij den waren God niet kent, zoekt hij steun bij de afgoden en geheimzinnige machten, waaraan hij geloof hecht.
Het leven is vol van onzekerheid en moeite en wanneer het geloof in God geen vastigheid heeft, moet de angst het hart bekruipen, als leefde men in een wereld van booze geesten, die het op den mensch hebben begrepen.
De heidenwereld geeft daarvan een duidelijk voorbeeld. Zij staat tegenover machtige daemonen en gevaren en neemt haar toevlucht tot bezweringen en ceremoniën om hen te bedwingen of aan hun macht te ontkomen.
Hoe geheel anders wordt dat, als de mensch leert inzien bij het licht der genade, dat geen macht ter wereld van zich zelf iets vermag. Want er is geen macht dan van God, de machten die er zijn, zijn van God geordineerd.
Waar de prediking des Evangelies kwam en het geloof in den Christus der Schriften wortel schoot, verdween allengs dat heidensch bijgeloof en werden de menschen van deze angsten bevrijd. De kerstening der volken heeft hen verlost en over hen den dag der vrijheid uitgeroepen in de kracht van den Heere Jezus Christus. Naargelang men zijn vertrouwen stelde in den God der Schriften en leerde verstaan, dat de waarachtige God de wereld geschapen heeft en nog als met Zijn hand onderhoudt, werden de volkeren verlost van de daemonen en geesten, die over hen hadden geheerscht.
Welk een droevige aanblik biedt de tegenwoordige wereld, die tot deze heidensche vrees terug valt en andermaal wordt gevangen en beklemd door angst en vreesaanjagende machten, omdat zij het Woord Gods niet heeft geacht. Deze feiten kunnen ook aantoonen, dat er een algemeene zegen uitgaat, over het gansche volk, wanneer het Evangelie zijn overwinnende kracht laat gevoelen en de heerlijkheid van den gekruisten Christus als Overwinnaar van dood en hel wordt gekend.
In de eerste plaats mag de géloovige in zijn persoonlijk leven de zegevierende kracht des geloofs ervaren ook daarin, dat hij van die heidensche angsten wordt verlost, maar wanneer de Kerk toeneemt en haar plaats in het volksleven machtiger wordt, gaat het gansche volk als zoodanig deelen in de vrijmaking van heidensch bijgeloof.
Anderzijds leert de ervaring, dat het volksleven groote schade lijdt, als het geloof in Gods Voorzienigheid is ingezonken. De ware levenskracht en moed, de onverschrokkenheid en energie, de gezonde vrijheidszin en volharding worden zeldzame deugden. Daaruit kan worden verstaan, welk een gewichtig stuk van het leven des geloofs met de Voorzienigheid Gods is aangeraakt.
Hoe moeten wij de Voorzienigheid verstaan ?
Calvijn wijst er alweer op, dat wij niet moeten denken aan het voorzien, van te voren zien, alsof God in ledigheid van den hemel afziet, wat er in de wereld gebeurt.
Het is ook veel te gering : Voorzienigheid zoó te nemen, dat God van te voren, weet wat er zal gebeuren.
Neen, vooral op het doen Gods laat Calvijn den nadruk vallen. De Heere ziet, zorgt, werkt, beschikt en bestiert alle dingen naar Zijn wil. Dat alles ligt in de Voorzienigheid.
Ware het alleen, dat God zag en van te voren zag, wat er in de wereld gebeurt, dan nog kon de stroom der dingen daarheen vlieden als een rivier, die dan misschien wel haar oorsprong in God heeft, maar overigens zou God de werkzaamheid van ieder schepsel in het bijzonder niet leiden. Dat zou de wisselvalligheid niet uitsluiten en aan Gods Voorzienigheid te kort doen.
Het is toch duidelijk, dat aan de gansche natuur der dingen dan toch weer een zelfstandigheid werd toegeschreven.
Calvijn past dit op de verhoudingen van het menschelijk leven toe en wijst op het gevolg van deze redeneering, hetwelk daarop neerkomt, dat de mensch in deze algemeene Voorzienigheid geen beletsel zou vinden om naar zijn eigen goeddunken te handelen. Zoo werd de regeering der wereld tusschen God en mensch verdeeld. God zou hem door Zijn kracht de beweging inblazen, zoodat de mensch naar de orde zijner natuur kon handelen, maar de mensch zou zijn handelingen naar zijn eigen vrijen wil regelen.
In deze redeneering wordt niet ontkend, dat alle dingen door Gods macht worden bewogen, maar zij sluit de goddelijke beschikking in de regeering van de wereld, de menschelijke zaken en den mensch, uit.
Sommige geesten hebben ook de meening verkondigd, dat God alleen in de bovenste regionen heerscht, en dat Hij de ondermaansche dingen aan de fortuin overlaat.
In Calvijns dagen was het zelfs een algemeen gevoelen te meenen, dat God de hemelsche dingen onder Zijn eigen beleid zou hebben gehouden en de aardsche dingen aan hun eigen natuur zou hebben overgegeven, zoodat hier het gebied van de menschelijke heerschappij open ligt.
De libertijnsche geesten gingen van zoodanige denkbeelden uit en deden op die wijze geen recht aan de Voorzienigheid.
Toch wil Calvijn de gedachte aan de ordeningen der natuur niet verwerpen. Hij verzet zich alleen tegen de gedachte, dat God die ordeningen zou hebben gesteld, om verder geen zorg voor Zijn werken te hebben. Hij geeft dus toe, dat God zulke ordeningen heeft gesteld en dat de dingen die orde ook volgen. Hij wil echter de voortdurende leiding Gods erkend zien, zoodat het wereldproces niet mechanisch verloopt, maar van oogenblik tot oogenblik in Gods hand is.
Daarbij wijst hij op het woord van den Heere Jezus Christus : Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook. (Joh. 5 vs. 17) en op het woord van Paulus: In Hem leven wij en bewegen wij ons en zijn wij. (Hand. 17 vs. 28). Voorts op Hebr. 1 vs. 3, waar geschreven staat, dat alle dingen door den almachtigen wil Gods worden onderhouden.
Daarom wil Calvijn, dat men gehoorzaamheid aan het Woord brenge en God niet aan Zijn werken bindt, noch eenige zaak aan het toeval worde overgelaten.
Steeds brengt hij op den voorgrond, dat Gods voortdurende zorg en arbeid over het schepsel gaat en dat er, om zoo te zeggen, niets van zelf geschiedt. De wereld is geen machine.
Het is zeer duidelijk, dat hij dit bedoelt, want naast het bewijs uit Gods Woord, voert hij aan, dat alle dingen op de klok af en naar dezelfde orde zouden geschieden, zoodat regen en droogte, warmte en koude, bloeitijd en oogst en alle natuurgebeuren jaar in jaar uit precies op dezelfde wijze moesten terugkeeren, indien de beweging der dingen zoo werktuigelijk ware.
Dit beeld geeft duidelijk weer, dat Calvijn wil zeggen : de wereld is geen machine. Hij gaat echter nog verder en zegt, dat wij er niet zijn, wanneer wij de dingen uit natuurlijke oorzaken verklaren. Het streven van den mensch, het verband der verschijnselen te begrijpen en deze in den saamhang hunner natuurlijke oorzaken te zien, is n.l. 'het streven der wetenschap.
De wetenschap was in zijn dagen in het bestudeeren van de verschijnselen en hun verband nog bij lange na niet zoover gevorderd als in onzen tijd.
Wat zou Calvijn in deze dingen beweren, indien hij getuige ware geweest van de moderne wetenschap ?
In den grond der zaak zou zijn oordeel niet anders luiden. Zijn verzet gaat n.l. tegen 'het gronddenkbeeld, dat alle dingen naar een noodwendig verband van oorzaak en gevolg mechanisch zouden verloopen. Calvijn wil de orde en het verband der dingen niet ontkennen, ook niet, dat God zulk een orde en verband aan de wereld heeft gegeven, maar hij verzet zich alleen tegen de gedachte, dat het oorzakeiijk verband de laatste verklaring van het geschieden zou zijn.
Denk u een groote en zeer samengestelde machine, die door een electrischen stroom in beweging wordt gebracht. Men zou die machine als een groot verband van oorzaken en gevolgen kunnen beschrijven: Als dit gebeurt, dan gebeurt dat, en dan wordt dit hef boompje bewogen en gaat dat wieltje draaien, enz.
Dan kan men ten slotte nog zeggen: en om nu deze reeks van gebeurtenissen in gang te stellen, moet er een bewegende kracht zijn, en ten laatste is er ook nog een ingenieur, die de machine heeft uitgedacht en gemaakt.
Volgens dit beeld wil Calvijn nu niet over de Voorzienigheid Gods geredeneerd hebben.
En Calvijn krijgt ook van de wetenschap gelijk, want zij ontdekt steeds duidelijker, dat het leven zoo eenvoudig niet is en dat het beeld van de machine in het geheel niet past. Het verband der dingen beantwoordt niet aan zulke opvattingen. Met name in den jongsten tijd wordt de wetenschap gedrongen om het begrip van oorzakelijkheid te herzien.
De gansche Schepping wordt door Gods voorzienige kracht gedragen, zoodat alles wat geschiedt, naar Zijn welbehagen voorvalt tot betooning van Zijn vaderlijke goedheid en goddelijke gerechtigheid.
Hoe zou de mensch van Gods genade en van Zijn straffende hand kunnen spreken, als een ijzeren wet van oorzaak en gevolg den loop der wereld bepaalde?
Het ontbreekt dan ook niet aan veelvuldige voorbeelden in de Heilige Schrift van Gods zorg en beleid. De raven brengen Elia brood, de regen wordt ingehouden en komt op Elia's gebed. Geen muschje ter aarde zonder valt Gods wil.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

WAT CALVIJN ONS LEERT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's